Zoekresultaten 11-20 van de 1128 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:20 Hof van Discipline 's Gravenhage 240270

    Hoger beroep tegen 60ab-schorsing. De schorsing is inmiddels van rechtswege vervallen doordat de op het onderliggende dekenbezwaar gegeven beslissing van de raad in kracht van gewijsde is gegaan. Desondanks heeft verweerder belang bij een toetsing van de opgelegde schorsing. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:22 Raad van Discipline Amsterdam 24-523/A/A

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:16 Raad van Discipline Amsterdam 24-669/A/A

    Klacht tegen eigen advocaat. Klacht gedeeltelijk gegrond. Verweerder heeft zijn declaraties verrekend met voor klager ontvangen derdengelden. Volgens verweerder heeft klager (mondeling) ingestemd met de verrekening tijdens een telefoongesprek, maar klager betwist dit. De raad oordeelt dat verweerder de instemming van klager schriftelijk had moeten vastleggen of bevestigen, om discussie achteraf te vermijden. Dit lag op de weg van verweerder als advocaat. Door dit na te laten, heeft verweerder de onduidelijkheden die nu zijn ontstaan, niet voorkomen en kan niet worden vastgesteld dat klager akkoord is gegaan met de verrekening. Daarmee is verweerder tekortgeschoten en dat kan hem tuchtrechtelijk worden aangerekend. Bovendien had verweerder beter schriftelijk moeten communiceren met klager over zijn declaraties. Volgens verweerder heeft hij klager mondeling steeds op de hoogte gehouden van zijn verrichte werkzaamheden en de bijbehorende declaraties, maar klager betwist dit en verweerder heeft nagelaten een schriftelijke verantwoording bij te houden. Dat had wel van verweerder mogen worden verwacht en door dit niet te doen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:19 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2356

    Gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een borstvergroting uitgevoerd. Voorafgaand aan de operatie is klaagster geadviseerd door een consulente over de door haar gewenste borstvergroting. Tijdens dit gesprek is klaagster geïnformeerd over de mogelijkheden en zijn door de consulente foto’s van klaagster met ontbloot bovenlijf gemaakt. Na de operatie is klaagster voor nacontroles gezien door de consulente. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij heeft geweigerd haar medisch dossier te verstrekken, dat hij de nacontroles door een ondeskundig persoon heeft laten uitvoeren en dat hij de consulente de gelegenheid heeft gegeven foto’s van klaagster met ontbloot bovenlijf te maken en deze openbaar te maken. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht van klaagster over de nacontroles gegrond en legt aan de plastisch chirurg daarvoor de maatregel van berisping op. De plastisch chirurg heeft tegen dit oordeel beroep ingesteld en klaagster heeft incidenteel beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat ook de klacht over het verstrekken van het medisch dossier en de foto’s (gedeeltelijk) gegrond zijn. De maatregel van berisping blijft in stand.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:21 Hof van Discipline 's Gravenhage 230264 230265 230266

    Wederzijdse klachten over advocaat wederpartij. Het gaat om het handelen van twee advocaten die zowel een vennootschap als de directeur-grootaandeelhouder bijstaan - hen wordt een belangenconflict verweten - tegenover het handelen van de advocaat van de minderheidsaandeelhouder die deze advocaten namens zijn cliënte persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld en de cliënte rechtstreeks had aangeschreven. Anders dan de raad overweegt het hof dat de minderheidsaandeelhouder wel degelijk kan klagen over een mogelijk belangenconflict van de advocaat wederpartij, maar de klacht is ongegrond. In zijn algemeenheid mag een advocaat wel de vennootschap en directeur-grootaandeelhouder bijstaan en in deze zaak is onvoldoende concreet gemaakt en onderbouwd dat sprake is van een belangenconflict waar klaagster door is benadeeld. De klacht dat de advocaat van de minderheidsaandeelhouder de andere advocaten persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld is door de raad terecht gegrond verklaard. Er moet een redelijke grond en concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor de stelling dat een advocaat onrechtmatig handelt in zijn rechtsbijstand voordat een zwaar middel als een persoonlijke aansprakelijkstelling gebruikt mag worden. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:23 Raad van Discipline Amsterdam 24-564/A/A

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:15 Hof van Discipline 's Gravenhage 240197

    Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft klaagster onvoldoende geïnformeerd over de processtrategie en over de gevolgen van een eisvermeerdering in hoger beroep voor een mogelijke proceskostenveroordeling. Ook heeft verweerster het budget, dat de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster ter beschikking had gesteld, onvoldoende bewaakt. De raad heeft de klacht op deze punten gegrond geoordeeld met oplegging van een onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken. Het hof bekrachtigt de beslissing inhoudelijk, maar matigt de maatregel tot een schorsing van 13 weken waarvan 9 voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:17 Raad van Discipline Amsterdam 24-742/A/DH

    Klacht tegen eigen advocaat. Onder de verantwoordelijkheid van verweerder is door de secretariële ondersteuning een fout gemaakt bij het invoeren van de gegevens van klaagster in het systeem, waardoor de afgegeven toevoeging niet aan het adres van klaagster is gestuurd, maar aan het adres van haar wederpartij. Nu het een eenmalige omissie van administratieve aard betreft, die verweerder bovendien direct nadat deze bekend was geworden heeft rechtgezet en waarvoor hij zijn excuses heeft aangeboden aan klaagster, voert het te ver om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:24 Raad van Discipline Amsterdam 24-504/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke procedure. Verweerster heeft binnen de aan haar toekomende vrijheid gehandeld door een kortgedingprocedure te starten over de vakantieregeling. Het was op dat moment nog onzeker of het gerechtshof tijdig uitspraak zou doen. Nadat het gerechtshof bij vervroeging toch arrest heeft gewezen, is het kort geding ingetrokken. Niet gebleken dat verweerster ondoelmatig handelde. Daarnaast heeft verweerster voldoende actief en voortvarend gehandeld nadat zij verzoeken van klagers advocaat ontving over de verblijfplaats van haar cliënt en de zoon. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:16 Hof van Discipline 's Gravenhage 240171

    Klagers zijn de ex-schoonouders van de cliënt van verweerder. De cliënt van verweerder heeft met de dochter van klagers op het erf van klagers gewoond in een verbouwde schuur. Na de echtscheiding maakte de cliënt van verweerder aanspraak op vergoeding van de door hem in de (verbouwing van de) woning gestoken gelden. In een brief van 31 mei 2023 heeft verweerder onder meer aan klagers laten weten dat indien zij van mening zijn dat zij geen vergoeding hoeven te voldoen aan de cliënt van verweerder omdat van een legale woonsituatie geen sprake is, cliënt een verzoek zal indienen bij de gemeente om na te gaan of wel of geen sprake is van een legale woonsituatie. Klagers verwijten verweerder dat hij zich met de inhoud van zijn brief schuldig heeft gemaakt aan chantage. De raad is van oordeel dat verweerder met deze brief de grenzen van de hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden. Er is volgens de raad geen sprake van chantage. Daarnaast verwijten klagers verweerder dat, indien hij daadwerkelijk een verzoek tot beoordeling van de woonsituatie bij de gemeente zou indienen, klagers onevenredig zouden worden benadeeld terwijl met indiening van een dergelijk verzoek ook geen redelijk doel zou worden gediend. De raad heeft geoordeeld dat de tuchtrechter over mogelijk toekomstig optreden geen tuchtrechtelijk oordeel kan geven en heeft klagers in dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard. Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat geen sprake is van chantage, maar oordeelt wel dat de woordkeuze van verweerder ongelukkig is geweest en grenst aan het ontoelaatbare.