Zoekresultaten 31-40 van de 46 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:158 Hof van Discipline 's Gravenhage 230014

    Verweerder heeft voor een CV een procedure gevoerd, maar heeft klager (een stille vennoot) daarover niet geïnformeerd, terwijl klager een groot (financieel) belang had en bovendien bij uitstek het verzoekschrift had kunnen onderbouwen en nadere informatie had kunnen verstrekken, op een ook voor de CV cruciaal punt. Anders dan de raad acht het hof de klacht hierover ongegrond. Er was geen sprake van tegengestelde belangen binnen de CV met betrekking tot de gevoerde procedure. Daarom deed zich niet de situatie voor dat verweerder conform het Lexence-arrest de stille vennoot had moeten informeren.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:150 Hof van Discipline 's Gravenhage 240167

    Beklag op grond van artikel 13 ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:117 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-081/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een bestuursrechtelijke procedure. Gedragsregel 21 is niet van toepassing, omdat klager niet werd bijgestaan door een advocaat. Geen sprake van een schending van gedragsregel 20 of het beginsel van fair play. Verweerder heeft zijn verweerschrift binnen twee weken na aanvang van de procedure ingediend. Hij heeft er bij het indienen van zijn verweerschrift geen rekening mee hoeven houden dat de griffie van de rechtbank het verweerschrift pas anderhalve maand later zou doorsturen. Bovendien is niet gebleken dat klager daadwerkelijk is benadeeld door het late ontvangen van het verweerschrift. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:118 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-143/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De voorzitter ziet – na een verzoek daartoe van klaagster – geen aanleiding om het dekenbezwaar uit het dossier te verwijderen. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster te beschuldigen van valsheid in geschrifte. Er is voorafgaand aan die beschuldiging onderzoek gedaan bij de oorspronkelijke auteur. Evenmin is tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster te beschuldigen van het schenden van haar zorgplicht, te beschuldigen van het opzettelijk misbruiken van de positie van overheidsinstanties ten opzichte van verweerders cliënt. of klaagster te sommeren om een rectificatie te sturen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:119 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-243/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over bijstand van de advocaat bij een geschil met een onderwijsinstelling in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Dat klaagster achteraf bezien onkennelijk ongelukkig is met een passage in het bezwaarschrift, betekent niet dat verweerder een verwijt valt te maken. De klacht is verder niet of onvoldoende onderbouwd.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:115 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-660/DH/DH

    Verzet gegrond. Klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:116 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-844/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Hoewel de raad uit het dossier ook opmaakt dat verweerder zijn standpunt over de slagingskans van de zaak meerdere keren, soms kort na elkaar, heeft gewijzigd, is dat op zichzelf onvoldoende om tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt te komen. Verweerder heeft de zaak mogen neerleggen toen hij de zaak kansloos achtte. Dat hij vervolgens twee alternatieven heeft voorgesteld om klaagster tegemoet te komen, die beide niet hebben geleid tot het gewenste resultaat, maakt zijn handelen niet onbetamelijk. Evenmin heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door documenten op te vragen die hij al had ontvangen, maar over het hoofd heeft gezien. Tot slot komt aan verweerder de vrijheid toe om met klaagsters vorige advocaat en met de wederpartij contact op te nemen. Niet gebleken is dat verweerder daarmee klaagsters positie heeft benadeeld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:156 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-323/AL/MN

    Voorzittersbeslissing over een klacht over de advocaat van de wederpartij. Het stond verweerster naar het oordeel van de voorzitter vrij om af te gaan op hetgeen haar cliënt haar had verteld over de vermeende incidenten tijdens de uitvoering van de zorgregeling en over de aangifte van stalking door zijn toenmalige partner tegen klaagster en partner en dit in haar processtukken op te nemen. Dat er toen meteen al een aanleiding voor verweerster was om naar de door haar cliënt geschetste feitelijke gang van zaken zelf onderzoek te doen, zoals klaagster stelt, is de voorzitter niet gebleken. Concrete feiten die dat onderbouwen, zijn niet door klaagster gesteld. 4.4 Dat verweerster met haar woordgebruik in de processtukken zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster of de belangen van klaagster anderszins onnodig of onevenredig heeft geschaad, is de voorzitter uit de stukken verder niet gebleken. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:155 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-299/AL/OV

    Voorzittersbeslissing. Klacht over voormalig eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Het is niet gebleken dat verweerder onvoldoende kennis van zaken heeft om klager in hoger beroep te kunnen bijstaan. Er kan op grond van het klachtdossier ook niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het feit dat klager geld aan zijn wederpartij verschuldigd is, vloeit voort uit de rechtsverhouding die bestaat tussen klager en zijn wederpartij en de afspraken die daaraan ten grondslag liggen. Dat klager negatieve gevolgen ervaart van die afspraken is niet het gevolg van de bijstand van verweerder in het hoger beroep. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:149 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-748/AL/MN

    klacht over de advocaat van de wederpartij. Dat verweerder de dagvaarding van klager aan de krant heeft gelekt (nog voordat deze aan klager was betekend) is tegenover de betwisting daarvan door verweerder niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met de gewraakte uitlatingen in de krant de belangen van klager nodeloos en onevenredig geschaad. Juist omdat klager een publiek ambt bekleedt, had verweerder meer terughoudendheid moeten betrachten. De raad kan niet vaststellen dat verweerder feitelijke onwaarheden aan de krant heeft verteld. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad echter welbewust tijdens een zitting onjuiste informatie aan het gerechtshof verstrekt met de intentie om klager in een kwaad daglicht te plaatsen en het gerechtshof te misleiden. Daarmee heeft verweerder in strijd met de kernwaarde integriteit gehandeld. De raad legt aan verweerder de maatregel van berisping op.