ECLI:NL:TADRAMS:2025:102 Raad van Discipline Amsterdam 25-307/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2025:102
Datum uitspraak: 16-06-2025
Datum publicatie: 20-06-2025
Zaaknummer(s): 25-307/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een langslepend huurgeschil gedeeltelijk niet-ontvankelijk vanwege een niet verschoonbare termijnoverschrijding en gedeeltelijk kennelijk ongegrond; verweerder heeft de zaak behandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 16 juni 2025
in de zaak 25-307/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 april 2025 met kenmerk re/ss/24-465/2383129, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager huurde een woning in Amsterdam van de woningcorporatie Stadgenoot (hierna: de verhuurder). Klager heeft de verhuurder op enig moment aangeschreven over gebreken aan de woning. De verhuurder heeft werkzaamheden aan de huurwoning verricht, maar volgens klager was door die werkzaamheden schade aan de huurwoning ontstaan.
1.2 Voornoemde omstandigheden tussen klager en de verhuurder hebben geleid tot een langslepend huurconflict. De verhuurder heeft klager op enig moment gedagvaard in verband met een huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst.
1.3 Tussen klager en de verhuurder zijn diverse procedures gevoerd, waaronder drie procedures bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof), die uiteindelijk gezamenlijk door het hof zijn behandeld. Naast de procedures in eerste aanleg, die hebben geleid tot drie arresten van het hof, liepen er meerdere andere procedures tussen klager en de verhuurder, waaronder verschillende kortgedingprocedures. Klager is in deze procedures door opvolgende (andere) advocaten bijgestaan.
1.4 Op 15 november 2021 heeft klager verweerder verzocht om hem bij te staan in verband met door klager gestelde letselschade die volgens klager het gevolg is van tekortkomingen/gebreken aan de zijde van verhuurder.
1.5 Op 3 december 2021 heeft verweerder aan klager een opdrachtbevestiging gestuurd. Deze luidt als volgt, voor zover relevant:
“Feiten en rechtsprobl(e)em(en)
U verzocht mij - zakelijk weergegeven - om u te adviseren met betrekking tot letselschade die u, zo informeerde u mij, heeft geleden als gevolg van gebreken aan de door u van [de verhuurder] gehuurde woning, al dan niet in onderlinge samenhang bezien met de behandeling/afhandeling van uw klachten door [de verhuurder].
(…)
Voorlopig advies
Uit de mij ten dienste staande documenten en onze bespreking blijkt dat u diverse procedures heeft gevoerd en voert tegen [de verhuurder]. Op 23 oktober 2020 heeft [de verhuurder] een vordering tegen u ingesteld. In deze procedure heeft u een tegenvordering ingesteld, die bij vonnis van 04 mei 2021 is afgewezen en waarbij het door [de verhuurder] gevorderde is toegewezen. Tegen dit vonnis bent u in hoger beroep gekomen, heeft u een· Memorie van Grieven (hierna: "MvG") ingediend en is [de verhuurder] in de gelegenheid om een Memorie van Antwoord ("MvG") in te dienen.
Daarnaast, na een door de huurcommissie gedane uitspraak, loopt een procedure bij de rechtbank Amsterdam, ter zake van huurverlaging, waarin een descente door de rechter is gelast.
U heeft mij verteld dat u (letsel)schade heeft geleden als gevolg van tekortkomingen/onrechtmatige daad zijdens [de verhuurder].
De klachten/het letsel, bestaat - zo begrijp ik althans uit onze bespreking en de door u overgelegde documenten - uit: opgelopen infecties, tijdelijke immobiliteit, huidklachten, haaruitval, allergieën, (gevolgen van) vitaminetekorten, depressie, verergering/vermeerdering van bestaande klachten PTSS en angststoornissen.
Deze klachten hebben er voor gezorgd dat u niet voor uw kinderen kunt zorgen en uw ouderlijke verplichtingen niet kunt nakomen.
U informeerde mij tijdens onze bespreking dat [de verhuurder] heeft gesteld dat sprake is van predispositie en dat u ook zonder tekortkomingen/onrechtmatige daad schade zou hebben geleden. In feite ontkent [de verhuurder] dat sprake is van causaliteit (…).
Of het door [de verhuurder] gestelde al dan niet juist is kan ik thans niet beoordelen, maar in beginsel rust op u de bewijslast dat sprake is van letselschade als gevolg van tekortkomingen/onrechtmatige daad.
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van causaliteit heeft allereerst te gelden dat causaliteit ruim moet worden toegerekend bij het overtreden van een specifieke verkeersnorm of veiligheidsnorm. Dit betekent dat wellicht vanuit medische optiek iets niet kan worden bewezen, maar in juridische zin kan nochtans sprake zijn van toerekening. Belangrijk daarbij is dat causaliteit moe worden aangenomen als overtreding van een specifieke verkeersnorm of veiligheidsnorm de klachten op zich kan veroorzaken, als voorts de klachten goed gedocumenteerd zijn en daarnaast tenslotte al ze reëel (dus niet voorgewend of ingebeeld) zijn.
Voorts kan door de rechter in sommige gevallen de bewijslast worden omgedraaid, hetgeen met zich meebrengt dat [de verhuurder] dient te bewijzen dat de door u gestelde schade niet is toe te rekenen aan tekortkomingen/onrechtmatige daad en/of dat u ook zonder de tekortkomingen/onrechtmatige daad de klachten zou hebben gehad.
Uit de door u overhandigde documenten (uw medische voorgeschiedenis) lijkt het er voorts op da sprake is zgn. predispositie, zodat [de verhuurder] mogelijk kan stellen dat de causaliteit is doorbroken door pre-existente klachten. Of dat zo is, kan blijken uit bestudering van diverse medische gegeven waaronder begrepen een patiëntenkaart. Vaak zult u die (voorafgaand aan/in een eventueel te voeren procedure) moeten overleggen, echter dit is niet altijd het geval. Als u de medische gegevens niet overlegt, zal [de verhuurder] ongetwijfeld stellen dat zij onvoldoende is geïnformeerd waardoor sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat u over meer informatie beschikt dan [de verhuurder]. Daartegenover staat dat u recht heeft op bescherming van uw privacy. Welk beginsel zwaarder weegt is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het geval.
Schade
Voor wat betreft de schade heb ik u tijdens onze bespreking uitgelegd wat onder schade, die mogelijk voor vergoeding in aanmerking komt, wordt begrepen en wat niet. Zo is bijvoorbeeld schade die door een (ziektekosten)verzekering aan u wordt uitgekeerd geen schade. Hetzelfde geldt voor een door de rechter in uw nadeel gewezen proceskóstenveroordeling (welke veroordeling bovendien vervalt indien u in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld), terwijl kosten van levensonderhoud, die u toch al dient te maken, evenmin als schade valt aan te merken, tenzij de kosten die u maakt als gevolg van tekortkomingen/onrechtmatige daad zijdens Stadgenoot hoger zijn dan de kosten die u gebruikelijk maakt.
Schade valt onder meer in te delen in twee soort schade, namelijk materiële schade en immateriële schade. Uit de mij ter beschikking staande documenten blijkt dat u al in de thans lopende procedure bij het Hof (in reconventie), materiële schade heeft gevorderd (zie conclusie van eis in reconventie in eerste aanleg, d.d. 01 december en MvG) zij het dat het eventuele gemis aan verdiencapaciteit daarin ontbreekt.
Voor wat betreft immateriële schade informeerde ik u dat daarvoor in Nederland toegewezen vergoedingen in het algemeen niet erg hoog zijn, zeker niet in vergelijking met sommige Angelsaksische landen. Voor wat betreft de hoogte van de schade hangt een eventueel toe te kennen schadevergoeding vooral af van de aard en zwaarte van het letsel en wordt aansluiting gezocht bij bestaande jurisprudentie.
(…)
Verdere aanpak/verloop van de zaak
Zoals wij tijdens onze bespreking bespraken verdient het de voorkeur om - voor wat betreft de letselschade - de uitkomst van de procedure bij het Hof even af te wachten. Immers, in die procedure zijn de door u gestelde tekortkomingen zijdens [de verhuurder] in debat evenals de door u gestelde materiële schade. De uitkomst van deze procedure zal een belangrijke indicatie geven met betrekking tot de door u gestelde letselschade/immateriële schade en de daarmee samenhangende causaliteit.
(…)”
1.6 Op 7 december 2021 heeft verweerder een bij de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) een toevoeging aangevraagd ten behoeve van zijn bijstand aan klager.
1.7 Bij e-mail van 18 augustus 2022 (om 12:01 uur) heeft verweerder klager het volgende bericht gestuurd, voor zover relevant:
“Het is onjuist dat ik u een jaar lang voorhoud dat uw zaak kansrijk is. In dit verband verwijs ik naar de uitgebreide e mail correspondentie die ik daarover met u heb gevoerd.
(…)
Ik heb de bijstand overigens niet beëindigd, zoals veronderstelt. U heeft zelf aangegeven dat u geneigd bent een andere advocaat te zoeken die uw zaak in behandeling wil nemen, indien ik niet met spoed een Kort Geding namens u wil starten. Ik heb u daarop geïnformeerd dat, omdat u meent dat ik de zaak niet voortvarend (genoeg) behandel, het mij dan lijkt dat er sprake is van een vertrouwenskwestie en het me dan inderdaad het beste lijkt dat u een andere advocaat zoekt, die uw belangen kan en wil behartigen.”
1.8 Bij e-mail van 18 augustus 2022 (16:54 uur) heeft klager verweerder hierop geschreven:
“Het is niet mijn bedoeling dwingend over te komen nog te klagen. Ik ben duidelijk overstressed en ga daar eerst wat mee doen, sorry als ik iets verkeerds heb gezegd.”
1.9 Verweerder heeft diezelfde dag voorgesteld om telefonisch te overleg te voeren om een ander in goede banen te leiden.
1.10 Bij brief van 21 september 2023 heeft verweerder klager geadviseerd over de letselschade/immateriële schade die klager stelt te hebben geleden als gevolg gebreken aan zijn huurwoning, waarvoor klager de verhuurder verantwoordelijk houdt. Verweerder schrijft klager in dat verband, voor zover relevant:
“Mijn advies is negatief.
De gevoerde procedures
Inmiddels zijn er door uw verschillende advocaten diverse procedures gevoerd tussen u en [de verhuurder], die uiteindelijk hebben geleid tot drie arresten van het Hof (….), een en ander zoals verwoord in de drie cassatieadviezen (…).
Zoals besproken zouden wij de uitkomst van de Hofprocedures afwachten, onder meer in verband met de causaliteit tussen enerzijds de door u gestelde gebreken zijdens [de verhuurder] en anderzijds de door u gestelde letselschade/immateriële schade. Eerder informeerde ik u dat in beginsel de bewijslast, dat sprake is van letselschade/immateriële schade als gevolg van de door u gestelde gebreken, op u rust.
Helaas waren zowel de vonnissen in eerste aanleg (…) de arresten van het Hof en de cassatieadviezen negatief voor u en [de verhuurder] zal u voornoemde uitspraken ongetwijfeld tegenwerpen en overleggen in een procedure waarin letselschade/immateriële schade wordt gevorderd.
(…)
Conclusie
Mijn advies om met vrucht een procedure te beginnen tegen Stadgenoot en/of Stadgenoot aan te kunnen spreken met betrekking tot de letselschade/immateriële schade is, alles overziend en op basis van het hiervoor overwogene, helaas negatief.
Wellicht hebben procedures tegen de advocaten waarvan u heeft gesteld dat deze fouten hebben gemaakt kans op succes, maar dat valt buiten het bereik van de ten deze aan mij verzochte rechtsbijstand
1.11 Bij e-mail van 21 september 2023 (14:08 uur) heeft klager verweerder naar aanleiding van het advies het volgende bericht gestuurd:
“Wat een uiterst vervelend en teleurstellend bericht op dit moment. Er is voor de 4de keer een ontruiming aangezegd en ik moet mij opnieuw in zieke toestand inspannen om te voorkomen dat ik dakloos raak.
Daardoor heb ik geen tijd om met u over de inhoud van uw advies te discussiëren. Ik vind het wel jammer dat u mijn zaak aannam en mij toen het idee gaf dat er sprake was van letselschade, en dat nu weer intrekt.
Ook wijs ik u op het feit dat, ondanks het negatief advies van mr. Z(…), cassatie nog steeds open staat. Uw conclusie is dan ook wat voorbarig.”
1.12 Bij e-mail van 21 september 2023 (15:28 uur) heeft verweerder klager als volgt geantwoord:
“Ik begrijp dat u teleurgesteld bent, maar mijn advies is gebaseerd op de juridische beoordeling van de feiten en ik vind het dan ook jammer dat ik u niet beter kan berichten.
Onjuist is overigens dat mijn conclusie wat voorbarig is omdat nog cassatie open zou staan. Ik ben er in mijn advies bij wijze van aanname van uitgegaan, onder andere gezien het negatieve cassatieadvies, dat cassatie niet, tot weinig, kansrijk is. Daarnaast speelt in mijn advies een rol dat niet blijkt van (voldoende) toerekenbaarheid, het ontbreken/niet blijkens van causaliteit en voorts dat het Hof heeft vastgesteld - verkort en zakelijk weergegeven - dat de door u gestelde gebreken niet zijn komen vast te staan.
Ik heb u overigens niet het idee gegeven dat er sprake was van letselschade indien en voor zover u daarmee bedoelt dat [de verhuurder] hierop met succes zou kunnen worden aangesproken.
Ik mag u in dit verband wel verwijzen naar onder andere mijn intakebrief, d.d. 3 december 2021, mijne-mails aan u van 4, 9 en 13 december 2021, 11 januari, 3, 23, 28 maart, 12 april, 10, 17, 24 mei, 18 augustus 2022, 9 en januari 2023.
Nogmaals, het spijt mij dat ik u niet beter kan berichten, maar mijn advies is gebaseerd op mijn professionele inzicht als advocaat.”
1.13 Bij e-mail van 22 september 2023 (18:12 uur) heeft klager verweerder als volgt geschreven, voor zover relevant:
“Ik breng u op de hoogte van de actuele ontwikkelingen.
Momenteel is er een heel team bezig om mij te ondersteunen om deze onrechtmatig verkregen arresten, aan te vechten. Mijn advocaten hebben wellicht op fundamentele punten steken laten vallen maar het is en blijft in beginsel [de verhuurder] die verantwoordelijk is voor deze hele nare situatie. Uw plotselinge omslag op dat punt, begrijp ik niet, maar treft geen doel.”
(…)
Begrijpt u waarom ik uw advies op dit moment wat voorbarig over komt [verweerder]?”
1.14 Bij e-mail van 25 september 2023 heeft verweerder klager geantwoord, voor zover relevant:
“Er is mijns inziens geen sprake van een plotselinge omslag. (…)
Wij spraken af dat de procedures die bij het Gerechtshof door uw advocaten werden behandeld af te wachten omdat deze een nauwe samenhang vertoonden met de zaak die ik voor u behandel (…). Omdat de procedures bij het Gerechtshof zijn geëindigd (terwijl er, onverlet het einde van deze Hofprocedures, drie negatieve cassatieadviezen zijn verstrekt), begrijp ik ook niet waarom mijn advies op dit moment wat voorbarig op u overkomt.
Enfin, wat daar ook van zij, ik ben best bereid om u nog enige tijd te gunnen. Indien en voor zover blijkt dat de door u geschetste ontwikkelingen nopen tot een andersluidend advies dan het advies dat ik u heb gegeven, zal ik daar uiteraard rekening mee houden, maar vooralsnog blijft mijn advies in stand.”
1.15 Bij e-mail van 6 oktober 2023 heeft klager aan verweerder verzocht hem bij te staan in de huurrechtzaak. Klager schrijft hem het volgende:
“Ik schrijf u met een dringend verzoek.
Zoals u weet is mijn woning onlangs ontruimd, ik heb geen adres meer en mijn persoonlijke bezittingen zijn verloren gegaan. Mijn psychische gezondheid loopt ernstig gevaar.
De huidige huurrechtadvocaat heeft mijn zaak verloren en weigert fouten te corrigeren. Ik heb de rechtbank zelf benaderd en cruciaal bewijsmateriaal gedeeld, wat heeft geleid tot een onverwachte wending in de zaak: de rechter overweegt een schikking.
Ik heb nu een begeleider, (…), voor medische toelichting. Aangezien u mijn letselschadeadvocaat bent, verzoek ik u dringend om ons bij te staan, vooral met het oog op mogelijke schikkingsgesprekken. (…)”
1.16 Bij e-mail van 9 oktober 2023 (10:08 uur) heeft verweerder klager als volgt geantwoord:
“Ik vind het spijtig te vernemen dat u inmiddels bent ontruimd.
Zoals ik u eerder (…) informeerde ben ik niet in huurrecht gespecialiseerd en evenmin op dat rechtsgebied ingeschreven bij de Raad, zodat ik geen toevoeging ten behoeve van u krijg.
Omdat ik voorts in de ontruimingszaak geen bemoeienissen heb gehad en e.e.a. buiten het bereik van de toevoeging valt, adviseer ik u om de advocaat die het ontruimings-Kort Geding namens u heeft gevoerd nogmaals te vragen of hij u kan en wil bijstaan, althans een advocaat te benaderen die gespecialiseerd is in huurrecht.”
1.17 Bij e-mail van 9 oktober 2023 (10:58 uur) heeft klager aan verweerder geschreven, voor zover relevant:
1.18 “Aangezien mr. O(…) voor deze zaak toch een toevoeging heeft verkregen van de Raad voor Rechtsbijstand, wordt het lastig om een advocaat te vinden die de toevoeging wil overnemen. Gezien de ernstige nalatigheid van de advocaat die het ontruimingskort geding heeft behandeld en het verlies van mijn zaak, is het van groot belang dat ik nu de juiste juridische vertegenwoordiging krijg.
(…)
Ik begrijp dat u al een toevoeging hebt verkregen om mij bij te staan in een letselschadeprocedure, waar tot nu toe geen enkele relevante werkzaamheden zijn verricht. Echter, gezien de urgente aard van deze situatie en het belang van uw bijdrage, wil ik dringend vragen om uw betrokkenheid in de huidige zaak. Een letselzaak starten acht u immers op dit moment niet kansrijk en deze zou ook niet nodig zijn als er een schikking wordt bereikt.
Alsjeblieft, laten we zo snel mogelijk contact opnemen om de details te bespreken en om ervoor te zorgen dat uw expertise wordt ingezet om mijn belangen te behartigen.”
1.19 Bij e-mail van 9 oktober 2023 (12:06 uur) heeft verweerder klager geantwoord, voor zover relevant:
“Ik ben niet de advocaat in de door u genoemde zaak waarin u stelt dat de rechter een schikking overweegt.
(…)
Indien (…) het wellicht een zaak is die mr. O(…) namens u heeft behandeld, dient hij deze zaak onder de ten behoeve van u verkregen toevoeging te behandelen, althans een opvolgend advocaat, die in huurrecht is gespecialiseerd en op dat rechtsgebied is ingeschreven bij de Raad.
Het door u gestelde, dat er in de zaak die ik voor u behandel tot nu toe geen enkele relevante werkzaamheden zijn verricht is overigens verre van juist. Ik heb aan uw zaak inmiddels ruim 43 uren besteed. Hierbij treft u daartoe bijgaand urenspecificatie formulier aan.”
1.20 Bij e-mail van 9 oktober 2023 (14:57 uur) heeft verweerder aan klager geantwoord, voor zover relevant:
“U stuurt mij (…) op 22 september jl. een e-mail waarin u stelt dat sprake is van actuele ontwikkelingen, waarop ik u in mijn e-mail van 25 september jl. - zakelijk weergegeven - informeer dat mijn advies in stand blijft, maar ik ben best bereid was om u nog enige tijd te gunnen en dat indien en voor zover blijkt dat de door u geschetste ontwikkelingen nopen tot een andersluidend advies dan het advies dat ik u heb gegeven, ik daar rekening mee zou houden. Tot op heden is echter niet van gebleken van deze ontwikkelingen.
Uitdrukkelijk ten overvloede: nog afgezien van het feit dat u mij dient aan te geven waaruit de door u gestelde letselschade bestaat (en niet andersom), is de zaak waar u mij thans kennelijk om mijn bijstand - voor zover mij bekend - verzoekt niet aangevangen in het kader van letselschade. In dat kader - wederom voor zover mij bekend - is dan ook geen toevoeging verleend.
Tot slot is het opmerkelijk dat u mij zojuist slechts een dictum stuurt in de zaak waarin u thans om mijn bijstand vraagt, maar ik niet over overige processtukken in deze zaak beschik, maar u kennelijk wél van mij verwacht dat ik deze zaak (in plaats van de advocaat die de zaak namens u aanhangig heeft gemaakt) verder voor u behandel, terwijl ten behoeve van u geen toevoeging aan mij zal worden gestuurd door de Raad voor Rechtsbijstand.
Ik kan en zal u in deze zaak dan ook niet bijstaan.”
1.21 Op 10 oktober 2023 heeft klager verweerder een deskundigenrapport gestuurd van de heer F.
1.22 Bij e-mail van 23 oktober 2023 heeft klager verweerder gevraagd hoeveel uren er nog openstonden in de toevoeging die aan verweerder was verstrekt ten behoeve van de behandeling van de letselschadezaak. Klager schrijft verweerder in dat verband:
“Mag ik vragen of, en zo ja hoeveel uur er nog openstaat in de toevoeging die u heeft ontvangen om mijn letselschadezaak te behandelen?
Er is nmlk een letselschade advocaat die mij wél wilt bijstaan ivm de schikking. Omdat de advocaat niet voor een huurrechtkantoor werkt kan er geen toevoeging worden verleend om mij bij te staan tijdens de mondelinge behandeling. Ik wil de optie overwegen om de toevoeging die al is afgegeven over te nemen.”
1.23 Bij e-mail van 25 oktober 2023 (15:40 uur) heeft verweerder zijn werkzaamheden voor klager beëindigd in verband met een vertrouwensbreuk. Verweerder schrijft klager voor zover relevant:
“U en ik verschillen van inzicht/mening over de aanpak van uw zaak en over mijn negatieve advies om met vrucht een procedure te kunnen voeren tegen Stadgenoot. Wij hebben ook hierover al uitvoerig over gecorrespondeerd en ik heb u bij herhaling uitvoerig geïnformeerd dat - en waarom - ik van mening ben dat een procedure met betrekking tot letstelschade/immateriële schade mijns inziens niet tot een voor u positief resultaat zal (kunnen) leiden.
Er is mijns inziens sprake van een ernstige vertrouwensbreuk. U bent blijkens uw e-mail van 24 oktober jl. (16:02u.) kennelijk dezelfde mening toegedaan. Ik zal derhalve uw zaak daarom niet langer behandelen en mijn werkzaamheden beëindigen.
U verzocht mij een andere advocaat te zoeken die uw zaak wil overnemen. Ik zal dat niet doen. Het is aan u om een andere advocaat te zoeken, die uw zaak in behandeling kan en wil nemen.”
1.24 Klager heeft een nieuwe advocaat, mr. B, in de arm genomen. Mr. B schrijft klager bij e-mail van 27 juni 2024, voor zover relevant:
“Inmiddels had ik contact met de Raad voor Rechtsbijstand. Zij gaven mij te kennen dat er eerder een toevoeging is verleend voor hetzelfde belang, te weten letselschade als gevolg van gebreken in de woning van [de verhuurder]. We bespraken eerder dat het onduidelijk was voor jou en mij of het bij de eerder afgegeven toevoeging nou om hetzelfde belang ging of dat het om iets anders ging. De Raad voor Rechtsbijstand heeft mij bevestigd dat het inderdaad om hetzelfde belang gaat. De toevoeging voor dit belang is verleend aan [verweerder]. (…). Gelet op de reeds afgegeven toevoeging voor dit belang op naam van [verweerder], heeft de Raad voor Rechtsbijstand aangegeven dat ik geen vergoeding zal ontvangen voor de door mij aangevraagde toevoeging (…). Ik zal de toevoeging dan ook intrekken bij de Raad voor Rechtsbijstand. (…).”
1.25 Bij e-mail van 12 juli 2024 heeft klager de e-mail van mr. B aan verweerder doorgestuurd en hem verzocht de zaak te herbeoordelen. Die e-mail luidt als volgt:
“N.a.v. onderstaande email verzoek ik u vriendelijk nogmaals naar mijn letselschade zaak te kijken.
Mr. [B] is sterk van mening dat -op basis van het rapport van dhr. F(…) en mijn aanvullende bewijzen zoals een verklaring van de aannemer (die na de ontruiming rioolproblemen heeft verholpen) wel degelijk met succes mijn schade kan worden gevorderd. Mr. [B] heeft al veel werk voor mij verricht zoals het schriftelijk aansprakelijk stellen van Stadgenoot en het opvragen van mijn medische dossier.
Helaas wijst de raad de toevoeging af en verwijst mij terug naar u.
Ik hoop dat u mijn aanvullende bewijzen en de aansprakelijkheidstelling /afwijzing van [de verhuurder] zou willen her-beoordelen?”
1.26 Mr. B heeft de verhuurder op 16 februari 2024 alsnog aansprakelijk gesteld voor letselschade die klager stelt te zijn opgelopen wegens een ongezond binnenklimaat in de huurwoning.
1.27 Op 22 januari 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder heeft de aan hem afgegeven toevoeging niet overgedragen aan klagers nieuwe advocaat (mr. B). Deze nieuwe advocaat heeft klager ingeschakeld nadat verweerder zich uit de zaak over de aansprakelijkstelling van zijn verhuurder had teruggetrokken.
b) verweerder heeft een beroepsfout gemaakt; bij de behandeling van de zaak heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan onvoldoende zorgvuldigheid, een gebrekkige communicatie en onvoldoende professionaliteit;
c) verweerder heeft geen bijstand willen verlenen bij een mogelijke schikking in zijn zaak tegen de verhuurder;
d) verweerder heeft zich onterecht teruggetrokken, een onterechte voorstelling van kansen gegeven, gebrekkig gecommuniceerd bij de overdracht. Kortom: verweerder heeft zijn zorgplicht bij overdracht verwaarloosd.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Ontvankelijkheid
4.2 Verweerder heeft aangevoerd dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht omdat klager zijn klacht niet overeenkomstig de opdrachtbevestiging heeft ingediend binnen drie maanden nadat het handelen dat aanleiding gaf tot de klacht kenbaar was geworden. De voorzitter overweegt dat het wellicht beter was geweest als klager dat had gedaan, maar dat dit nalaten geen grondslag biedt voor een niet-ontvankelijkverklaring op grond van de Advocatenwet.
4.3 Wel kan een klacht om andere redenen niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo geldt in het tuchtrecht op grond van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet een vervaltermijn van drie jaar. Dit betekent dat een klacht moet worden ingediend binnen drie jaar na kennisneming, of het redelijkerwijs kennis kunnen nemen, van het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd. De dienstverlening van verweerder, waarover de klacht gaat, ving aan met de opdrachtbevestiging van 3 december 2021. Klager heeft op 22 januari 2025 zijn klacht over verweerder ingediend. De te beoordelen periode betreft derhalve de periode vanaf 22 januari 2022 tot en met 22 januari 2025. Verwijten die betrekking hebben op de periode voor 22 januari 2022 - zoals klagers (nagekomen) verwijt over de toevoegingsaanvraag van 7 december 2021 - zijn te laat ingediend. De klacht is in zoverre niet-ontvankelijk vanwege de termijnoverschrijding, waarbij niet is gebleken van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Klachtonderdeel a)
4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij hem herhaaldelijk heeft verzocht de verstrekte toevoeging over te dragen aan zijn nieuwe advocaat maar dat verweerder daar niet aan wilde meewerken.
4.5 Dit klachtonderdeel slaagt niet. Uit het overgelegde klachtdossier en het verweer van verweerder blijkt naar het oordeel van de voorzitter niet dat verweerder heeft geweigerd mee te werken aan een verzoek om overdracht van de toevoeging aan klagers nieuwe advocaat. Klager heeft zich, nadat verweerder zijn werkzaamheden op 25 oktober 2023 had beëindigd, gewend tot mr. B. Uit de e-mail van mr. B van 27 juni 2024 volgt echter dat hij de door hem bij de RvR aangevraagde toevoeging zou intrekken omdat deze toevoeging volgens de RvR hetzelfde belang betrof, als het belang waarvoor verweerder bij de RvR een toevoeging had aangevraagd. Klager heeft zich vervolgens op 12 juli 2024 weer tot verweerder gewend met het verzoek of hij zijn zaak opnieuw wilde beoordelen. Niet gebleken is echter dat klager verweerder heeft gevraagd om de toevoeging aan mr. B over te dragen. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.6 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij een beroepsfout heeft gemaakt. Verweerder was nalatig bij de behandeling van zijn zaak. Hij was onzorgvuldig, communiceerde gebrekkig en niet professioneel. Zo heeft verweerder de verhuurder niet aansprakelijk gesteld, de schade niet bepaald een gedurende twee jaar geen voortgang in de zaak van klager bewerkstelligd. Door dit gebrek aan actie bij verweerder heeft klager naar zijn zeggen aanzienlijke schade geleden.
4.7 Dit klachtonderdeel slaagt niet. Uit de overgelegde stukken en het gemotiveerde verweer van verweerder blijkt naar het oordeel van de voorzitter op geen enkele wijze dat er sprake is geweest van een gebrekkige communicatie en onvoldoende professionaliteit bij de behandeling van de zaak. Uit de door verweerder overgelegde e-mailberichten (voor zover relevant weergegeven onder de feiten) blijkt dat verweerder meerdere malen uitgebreid en zorgvuldig schriftelijk uitleg heeft gegeven over zaken als de tekortkoming, toerekening, schade, causaliteit en predispositie. Verweerder heeft op basis van zijn onderzoek en bevindingen klager negatief geadviseerd over het starten van een procedure tegen de verhuurder. Dat klager het niet eens is met de inhoud van het advies, betekent niet dat dit advies daarmee onjuist of niet goed is.
4.8 Ook biedt het klachtdossier geen feitelijke grondslag voor klagers stelling dat verweerder meer dan twee jaar geen concrete actie heeft ondernomen om diens zaak voort te zetten. Dit blijkt afdoende uit de door verweerder overgelegde urenspecificatie van zijn werkzaamheden die hij op 9 oktober 2023 aan klager heeft gestuurd. Verder heeft verweerder onderbouwd toegelicht dat hij de verhuurder niet aansprakelijk heeft gesteld omdat was afgesproken dat allereerst de uitkomst van de procedures bij het hof zouden worden afgewacht en voorts omdat hem niet was gebleken van schade die toerekenbaar het gevolg was van de door klager gestelde gebreken. Voor het verwijt van klager dat hij door toedoen van verweerder zijn woning heeft verloren en dakloos is geworden, biedt het klachtdossier geen enkele feitelijke grondslag. Verweerder was door klager ingeschakeld in verband met het gestelde letsel en niet om de huurzaak te voeren tegen de verhuurder. In die kwestie heeft verweerder klager niet bijgestaan. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.9 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij geen bijstand heeft willen verlenen bij een mogelijke schikking in zijn zaak tegen de woningbouwvereniging.
4.10 Ook dit klachtonderdeel faalt. Uit de overgelegde stukken en de toelichting van verweerder hierbij volgt genoegzaam dat niet verweerder maar mr. O deze kwestie behandelde. Verweerder heeft klager op 9 oktober 2023 laten weten dat hij hem in die zaak niet kon bijstaan, omdat hij niet in huurrecht gespecialiseerd is en evenmin op dat rechtsgebied ingeschreven staat bij de RvR, zodat hij klager niet kon bijstaan op basis van gefinancierde rechtsbijstand. Daarmee is klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.11 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij zich onterecht heeft teruggetrokken uit de zaak, een onterechte voorstelling van kansen heeft gegeven en gebrekkig heeft gecommuniceerd bij de overdracht van de zaak. Daarmee heeft verweerder, aldus klager, zijn zorgplicht bij de overdracht verwaarloosd.
4.12 De voorzitter is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij zich heeft teruggetrokken als advocaat van klager. Hiertoe overweegt de voorzitter dat het een advocaat vrijstaat om zijn werkzaamheden te beëindigen en hij daartoe, als de vertrouwensbasis is komen vervallen, zelfs gehouden is (gedragsregel 14). Uit het verweer en de correspondentie in het klachtdossier blijkt afdoende dat er op het moment dat verweerder zijn werkzaamheden beëindigde (25 oktober 2023) geen vertrouwensbasis meer bestond tussen klager en verweerder, zodat verweerder klager niet langer meer kon bijstaan. Klager had, aldus verweerder, al eerder in augustus 2022 ook de vertrouwenskwestie aan de orde gesteld en verweerder heeft dit toen met klager besproken en vervolgens zijn werkzaamheden voortgezet. Verweerder verwijst hiervoor naar de e-mailcorrespondentie van 18 en 20 augustus 2022, weergegeven onder de feiten. Nadat er in oktober 2023 een ernstige vertrouwensbreuk was ontstaan, omdat klager het niet eens was met verweerders negatieve advies, heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzitter op behoorlijke wijze aan de zaak onttrokken en toegelicht waarom hij niet langer bijstand aan klager kon verlenen. Dat klager hiervan onevenredig nadeel heeft ondervonden, is niet gesteld of gebleken.
4.13 Voor zover klager verweerder heeft verweten een onjuiste voorstelling van de kansen te hebben gegeven, wordt dit niet door klager onderbouwd en biedt ook het klachtdossier geen bevestiging voor dit verwijt. Integendeel, uit de stukken in het klachtdossier blijkt juist dat verweerder klager steeds heeft gewezen op de risico's van een eventuele procedure, meer in het bijzonder dat de door klager gestelde gebreken vast dienden te staan, dat er sprake moest zijn van causaliteit, toerekenbaarheid en schade (als gevolg van de door klager gestelde gebreken). Verder blijkt uit de overgelegde e-mailcorrespondentie dat verweerder klager meerdere malen heeft geïnformeerd dat zijn zaak niet kansrijk was. Ter illustratie wordt verwezen naar de correspondentie van 18 augustus 2022 en 21 september 2023, weergegeven onder de feiten.
4.14 Tot slot is de voorzitter niet gebleken van een geen gebrek aan communicatie bij de overdracht. Hoewel juist is dat een advocaat een dossier zorgvuldig dient over te dragen aan een opvolgend advocaat, geldt dat in dit geval niet is gebleken dat er om overdracht is verzocht. Verweerder heeft aangevoerd dat mr. B niet aan hem kenbaar had gemaakt de zaak te willen overnemen en ook klager niet te kennen had gegeven een andere advocaat bereid te hebben gevonden tot overname. Dat dit anders is verlopen, is de voorzitter op grond van het klachtdossier niet gebleken. Voor zover klager verweerder had verzocht om zijn zaak te herbeoordelen, kon verweerder dat niet doen vanwege de vertrouwensbreuk. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.
4.15 Hetgeen klager verder allemaal heeft gesteld, kan de voorzitter niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij merkt de voorzitter op dat klager een omvangrijk aantal stukken heeft overgelegd zonder zijn verwijten daarbij specifiek te onderbouwen met een verwijzing naar die stukken. De voorzitter heeft deze verwijten daarom verder buiten beschouwing gelaten.
4.16 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaren voor zover de klacht betrekking heeft op verweerders dienstverlening voor 22 januari 2022 en de klacht op grond van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren voor zover de klacht betrekking heeft op verweerders dienstverlening vanaf 22 januari 2022.


BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk voor zover de klacht ziet op de periode voor 22 januari 2022;

- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond voor zover de klacht ziet op de periode vanaf 22 januari 2022.

Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 16 juni 2025