ECLI:NL:TADRARL:2025:159 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-316/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:159 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-06-2025 |
Datum publicatie: | 23-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-316/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft in verschillende procedures opgetreden voor verschillende wederpartijen van klager. Naar het oordeel van de voorzitter is klager kennelijk niet-ontvankelijk in een aantal klachten wegens ontbreken van een eigen belang om daarover te klagen. Dat verweerder feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt is door klager onvoldoende concreet onderbouwd. Dat verwijt is kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 23 juni 2025
in de zaak 25-316/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 12 mei 2025 met kenmerk 2358101.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een tandartsbehandeling ondergaan en betwist de factuur die
hij daarvoor heeft ontvangen. Famed heeft op grond van een zogenaamde factoring overeenkomst
betaling van deze factuur door klager gevorderd. Rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis
van 27 oktober 2020 de vordering van Famed toegewezen en klager in de kosten veroordeeld.
1.2 Klager is daarna een herzieningsprocedure tegen Famed gestart. Verweerder
heeft Famed in deze procedure bijgestaan. Bij vonnis van 7 december 2021 heeft de
rechtbank Amsterdam de vordering van klager afgewezen en hem in de kosten veroordeeld.
1.3 Klager is vervolgen een procedure gestart tegen twee deurwaarders, die beiden
werkzaam zijn bij deurwaarderskantoor Y BV. Dit deurwaarderskantoor is als proces-
en rolgemachtigde van Famed opgetreden in de procedure tegen klager waarin op 27 oktober
2020 vonnis is gewezen. Verweerder heeft de twee deurwaarders bijgestaan. Bij vonnis
van 5 april 2023 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, de vorderingen
van klager en de reconventionele vorderingen van de deurwaarders afgewezen. Klager
is veroordeeld in de kosten van de conventionele vordering en de deurwaarders zijn
veroordeeld in de kosten van de reconventionele vorderingen.
1.4 Klager is daarna een procedure gestart tegen deurwaarderskantoor Y BV, dat
als proces- en rolgemachtigde van Famed optrad. Verweerder heeft in deze procedure
deurwaarderskantoor Y BV bijgestaan. Deze zaak is bij vonnis van 20 december 2023
doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad.
1.5 Als onderdeel van zijn vorderingen heeft klager de rechtbank Midden-Nederland,
locatie Lelystad, verzocht verweerder te wraken (kennelijk in de veronderstelling
dat een wraking zich in een rechtszaak ook tegen de gemachtigde van een procespartij
kan richten) dan wel terugtrekking van verweerder uit de procedure te bevelen.
1.6 De rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Almere heeft onder
meer dit wrakingsverzoek van klager behandeld. Bij vonnis van 28 september 2022 is
het wrakingsverzoek van klager afgewezen. Voor het overige liggen de afwijzingen besloten
in de afwijzing van de vorderingen van klager in de hiervoor voormelde vonnissen.
1.7 Op 15 juli 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) niet onafhankelijk te zijn ten opzichte van zijn cliënt, derden en de zaken
waarin hij als zodanig optreedt (artikel 10a Advocatenwet).
Toelichting: Volgens klager is verweerder niet onafhankelijk ten opzichte van zijn cliënten doordat
hij een eigen belang bij de uitkomst van de procedure heeft. Een collega van verweerder
zou bij deurwaarderskantoor Y BV hebben gewerkt;
b) niet partijdig te zijn bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt
(artikel 10a Advocatenwet).
Toelichting: Volgens klager is dit het geval omdat verweerder in de procedure tussen klager en
de twee deurwaarders de belangen van Famed behartigde. Een collega van verweerder
heeft bij een van de cliënten gewerkt, bij deurwaarderskantoor Y BV;
c) tegelijkertijd voor meer dan een partij optreden in een zaak terwijl deze
partijen een tegengesteld belang hebben (gedragsregel 15);
d) in rechte feitelijke informatie te verstrekken waarvan hij weet, althans behoort
te weten, dat deze onjuist is (gedragsregel 8).
Toelichting: Verweerder heeft bedrieglijk feitenmateriaal aan zijn cliënten verschaft. Een collega
van verweerder heeft onjuiste standpunten ingenomen toen die nog werkzaam was bij
deurwaarderskantoor Y BV. Verweerder verdedigt die onjuiste standpunten nog altijd.
3 VERWEER
3.1 Volgens verweerder kunnen alleen zijn cliënten klagen over de klachtonderdelen
a) tot en met c) zodat klager daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.2 Wat betreft klachtonderdeel d) betwist verweerder dat hij opzettelijk onwaarheden
of onjuiste feiten in een procedure heeft verkondigd. Hij heeft de zaken van zijn
cliënten bepleit en zich daarbij bediend van (voornamelijk) gerechtelijke vonnissen
en de wet. Onduidelijk blijft ook welke stellingen volgens klager dan onjuist zijn
geweest, aldus verweerder.
4 BEOORDELING
Klachtonderdelen a) tot en met c)
4.1 Alleen de persoon of de rechtspersoon die door het handelen of nalaten van
een advocaat direct in zijn belang wordt of kan worden getroffen, heeft het recht
om hierover een klacht in te dienen. Dit staat in de Advocatenwet. Als het in het
algemeen belang is dat er een tuchtprocedure komt, dan heeft de deken het recht om
te klagen.
4.2 Uit de stukken is de voorzitter niet gebleken dat klager een rechtstreeks
belang heeft bij deze verwijten. Vast staat dat klager zelf nooit cliënt van verweerder
is geweest. Het is aan de cliënt(en) om zich te beklagen over de vermeende onvoldoende
onafhankelijkheid van verweerder (sub a) als ook over de vermeende onvoldoende partijdigheid
van verweerder (sub b) in de zaken van zijn cliënten. Voor zover tussen de verschillende
cliënten (al) een tegengesteld belang bestaat (sub c), dan zijn zij de aangewezen
personen om zich dan over verweerder te beklagen. Dat het optreden door verweerder
voor deze verschillende cliënten in zaken tegen klager onbetamelijk is geweest en
daardoor de gerechtvaardigde belangen van klager zijn geschonden, is door klager niet
concreet met feiten onderbouwd, zodat de voorzitter dat niet kan vaststellen.
4.3 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat klager kennelijk
niet ontvankelijk is in de klachtonderdelen a), b) en c).
Klachtonderdeel d)
4.4 In dit onderdeel beklaagt klager zich over verweerder als de advocaat van
zijn wederpartijen. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe
alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid
om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd.
Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare
manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de
wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij
geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van
hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten
gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten
in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken,
opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
4.5 In procedures brengen partijen hun standpunten naar voren en dat heeft verweerder
ook zo namens zijn cliënten gedaan. Uit de stukken is de voorzitter niet gebleken
dat verweerder daarbij onjuiste informatie heeft gebruikt. Klager heeft dat verwijt
niet voldoende concreet met feiten onderbouwd.
4.6 Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter van een
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder geen sprake geweest. Klachtonderdeel
d) zal dan ook kennelijk ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klachtonderdelen a), b) en c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
niet-ontvankelijk.
Klachtonderdeel d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 23 juni 2025