Zoekresultaten 1241-1250 van de 3775 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:181 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2478

    Herzieningsverzoek. Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft een klacht tegen de verpleegkundige gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard en daarbij aan de verpleegkundige de maatregel van berisping opgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft besloten tot openbaarmaking van deze berisping en de gronden waarop zij berust zoals bedoeld in artikel 9 en 11 Wet BIG. Dit betekent dat de berisping vanaf de datum dat de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege onherroepelijk is geworden vijf jaar lang zichtbaar is in het BIG-register. De verpleegkundige heeft bij het Centraal Tuchtcollege op de voet van artikel 52 Wet BIG een verzoek ingediend tot herziening van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het herzieningsverzoek te laat is ingediend en geen naderhand gebleken omstandigheden bevat die naar ernstig vermoeden bij eerdere bekendheid tot een andere beslissing zouden hebben geleid. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de verpleegkundige niet ontvankelijk in haar verzoek.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:280 Hof van Discipline 's Gravenhage 240295

    De klacht tegen de deken wordt niet verwezen. Enerzijds is de klacht prematuur, anderzijds kan klager zijn bezwaren tegen de klachtbehandeling door de deken uiten in de tuchprocedure bij de raad van discipline.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:164 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-692/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk voor zover klager daar reeds eerder over heeft geklaagd. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Verweerder treedt niet op als klagers advocaat in diens aansprakelijkstelling tegen verweerder. Misbruik van recht-bepaling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:165 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-691/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Het zoeken naar een minnelijke oplossing valt onder de vrijheid die een advocaat toekomt. Die oplossing komt bovendien tegemoet aan klagers wensen. Niet gebleken dat verweerder klager (onnodig) onder druk heeft gezet. Verweerder was niet gehouden de zaak voor de rechter te brengen en mocht zich aan de zaag onttrekken. Niet gebleken dat verweerder is omgekocht door de wederpartij. Verweerder mocht met zijn werkzaamheden wachten tot de eigen bijdrage was betaald. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:160 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-415/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Niet gebleken dat verweerder klagers zaak niet voortvarend heeft behandeld, dat verweerder de afspraken niet is nagekomen en dat hij slecht bereikbaar was. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:161 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-345/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. De raad is van oordeel dat verweerster in de randnummers 9, 18 en 126 van het verweerschrift van 6 november 2023 geen onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan. Met het in het geding brengen van een brief van de psycholoog van de vrouw waarin uitlatingen staan over klager, terwijl de psycholoog klager nooit heeft gesproken, heeft verweerster naar het oordeel van de raad wel tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Naar het oordeel van de raad zijn de in de brief gebezigde kwalificaties van de persoon en het gedrag van klager grievend voor klager en heeft verweerster niet, ook niet desgevraagd ter zitting, voldoende kunnen onderbouwen waarom het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte nodig was om deze brief in het geding te brengen. Deels gegrond, deels ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:162 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-481/DB/GLD

    Raadsbeslissing. Verzet gegrond omdat de voorzitter tot kennelijke onbevoegdheid had moeten beslissen. De raad verklaart de raad onbevoegd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:163 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-480/DB/OV

    Raadsbeslissing. Verzet gegrond omdat de voorzitter tot kennelijke onbevoegdheid had moeten beslissen. De raad verklaart de raad onbevoegd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:68 Accountantskamer Zwolle 24/2083 Wtra AK

    Ongegronde klacht. Klager en zijn (ex-)vrouw hebben een conflict over de financiële afwikkeling van hun echtscheiding, meer in het bijzonder over de waarde van een BV waarvan zij allebei voor 50% aandeelhouder zijn. De vrouw is bestuurder van de BV en heeft betrokkene gevraagd om (onder andere) een samenstellingsopdracht voor de BV aan te nemen. Betrokkene heeft deze opdracht aanvaard. Klagers verwijten betrokkene onder andere dat hij voor de aanvaarding van de opdracht geen collegiaal overleg heeft gevoerd met de voorgaande accountant van de BV om te onderzoeken of er gronden waren die tot afwijzing van de opdracht hadden moeten leiden. Volgens klagers had betrokkene zorgen moeten hebben over de integriteit van de vrouw, omdat zij hem financieel zou hebben benadeeld. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene wel heeft voldaan aan de verplichting op grond van artikel 15a lid 1 VGBA om voor aanvaarding van de samenstellingsopdracht collegiaal overleg te voeren. Hij heeft (mede) op basis van dit collegiaal overleg kunnen concluderen dat er ten aanzien van de vrouw geen integriteitskwesties waren die aan aanvaarding van de opdracht in de weg stonden. De overige door klagers aangevoerde klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:193 Raad van Discipline Amsterdam 24-356/A/A/D

    Dekenbezwaar. De deken verwijt verweerster dat zij herhaaldelijk niet of niet tijdig voldoet aan verzoeken van de deken om inlichtingen en dat verweerster met die opstelling de deken op onaanvaardbare wijze belemmert in haar toezichthoudende taak. Daarnaast wordt verweerster verweten dat zij tweemaal op een zitting van de raad inzake een tegen haar gericht 60b-verzoek, in strijd met de waarheid heeft verklaard. Voor het verwijt inzake het belemmeren van de deken in haar toezichthoudende taak is verweerster reeds op grond van het 60b-verzoek van de deken op 9 september 2024 door de raad voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk (de zaak met nummer 24-459/A/A). In de onderhavige zaak erkent verweerster dat zij met haar handelen en nalaten de deken in haar toezichthoudende taak belemmert. Dit bezwaaronderdeel wordt reeds daarom gegrond verklaard. Daarnaast stelt de raad vast dat verweerster, anders dan zij had verklaard, inderdaad zonder bericht afwezig is geweest bij een getuigenverhoor en dat zij tevens in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zij al haar strafzaken had overgedragen aan een andere advocaat. Verweerster heeft zich nog beroepen op verdrietige persoonlijke omstandigheden, welke door de raad wel worden gezien maar naar het oordeel van de raad geen rechtvaardiging vormen voor het handelen van verweerster. Aan verweerster wordt daarom als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van haar praktijk van zes weken opgelegd, welke ingaat nadat de schorsing op grond van het 60b-verzoek is geëindigd.