ECLI:NL:TADRSHE:2024:160 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-415/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:160
Datum uitspraak: 18-11-2024
Datum publicatie: 18-11-2024
Zaaknummer(s): 24-415/DB/ZWB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Niet gebleken dat verweerder klagers zaak niet voortvarend heeft behandeld, dat verweerder de afspraken niet is nagekomen en dat hij slecht bereikbaar was. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 18 november 2024

in de zaak 24-415/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 20 december 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2 Op 5 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-005 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 oktober 2024. Verschenen zijn klager en verweerder.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager is op 30 juli 2022 als fietser aangereden door een automobilist, die is doorgereden en wiens identiteit onbekend is gebleven. Klager heeft zich op 10 november 2022 gewend tot verweerder met het verzoek hem bij te staan en een schadevergoeding te verkrijgen van het Waarborgfonds Motorverkeer (hierna: “het Waarborgfonds”). Verweerder heeft de opdracht bij brief van 10 november 2022 aan klager bevestigd.

2.3 Klager heeft zich in dezelfde periode tot een andere advocaat gewend, eveneens met het verzoek hem bij te staan en een schadevergoeding te verkrijgen van het Waarborgfonds. Die andere advocaat heeft de zaak ook in behandeling genomen en gecorrespondeerd met het Waarborgfonds. Op 13 januari 2023 heeft het Waarborgfonds een e-mail gestuurd aan die andere advocaat.

2.4 Op 30 maart 2023 heeft klager bij het Waarborgfonds een afschrift van het dossier opgevraagd. Diezelfde dag heeft het Waarborgfonds de stukken aan klager toegestuurd.

2.5 In de periode van 11 april 2023 tot 7 juni 2023 heeft verweerder meerdere malen contact gehad met het Waarborgfonds.

2.6 Op 6 juli 2023 heeft het Waarborgfonds aan verweerder bericht dat klagers zaak niet (verder) in behandeling werd genomen, omdat klager niet aan de eisen had voldaan om voor een vergoeding in aanmerking te komen. Verweerder heeft klager van het bericht van het Waarborgfonds op de hoogte gesteld en heeft aan klager toegelicht dat hij geen mogelijkheden zag om de behandeling van de zaak voort te zetten.

2.7 Op 9 augustus 2023 heeft verweerder het dossier gesloten.

2.8 Op 20 december 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1. Verweerder heeft klagers zaak niet voortvarend behandeld;

2. Verweerder is de afspraken niet nagekomen;

3. Verweerder was slecht bereikbaar.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 Toetsingskader

De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2 1 - voortvarendheid

Klager heeft gesteld dat hij de gevraagde stukken al in oktober of november 2022 aan verweerder heeft overhandigd en dat de zaak vervolgens maandenlang heeft stilgelegen. Een e-mail van het Waarborgfonds van 13 januari 2023 heeft verweerder onbeantwoord gelaten, aldus klager. Verweerder heeft het verwijt, dat hij onvoldoende voortvarend te werk is gegaan, weersproken. Verweerder heeft in dit verband naar voren gebracht dat hij klager bij aanvang van de behandeling van de zaak heeft verzocht om de relevante stukken te overhandigen. Klager heeft de stukken pas begin april 2023 aan verweerder verstrekt, waarna verweerder de zaak direct heeft opgepakt, aldus nog steeds verweerder. Dit verweer komt de raad aannemelijk voor. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager op 30 maart 2023 een afschrift van zijn dossier bij het Waarborgfonds heeft opgevraagd en dat verweerder kort daarna contact heeft opgenomen met het Waarborgfonds. Dat klager al in oktober of november 2022 stukken aan verweerder heeft overhandigd is uitdrukkelijk door verweerder weersproken en blijkt ook niet uit de stukken. Van het feit dat vijf maanden zijn verstreken tussen het aanvaarden van de opdracht en het eerste contact met het Waarborgfonds kan verweerder gezien het voorgaande naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De e-mail van het Waarborgfonds van 13 januari 2023 was niet gericht aan verweerder, maar aan de andere advocaat, zodat verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij niet op die e-mail heeft gereageerd. Dat verweerder bij de behandeling van klagers zaak onvoldoende voortvarendheid heeft betracht is de raad kortom niet gebleken. Klachtonderdeel 1 is dan ook ongegrond.

5.3 2 – afspraken niet nakomen

Klager verwijt verweerder dat hij de afspraken niet is nagekomen. Verweerder heeft toegezegd de zaak binnen zes tot acht weken te zullen afronden, maar heeft dit niet gedaan, aldus klager. Verweerder heeft uitdrukkelijk weersproken dat hij aan klager heeft toegezegd de zaak binnen zes tot acht weken te zullen afronden en dit blijkt ook niet uit de overgelegde stukken. De raad kan dan ook niet vaststellen dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat verweerders anderszins toezeggingen of afspraken niet is nagekomen blijkt evenmin uit de stukken. Ook klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.

5.4 3 - bereikbaarheid

Klager verwijt verweerder dat hij slecht bereikbaar was. Ook dit klachtonderdeel heeft verweerder weersproken. Verweerder heeft in dit verband naar voren gebracht dat klager niet beschikte over een e-mailadres. De raad stelt vast dat dit ook is vastgelegd in de opdrachtbevestiging. Verweerder heeft verder naar voren gebracht dat klager telefoontjes niet beantwoordde en dat op enig moment bleek dat klager helemaal niet meer over een telefoon beschikte. Klager heeft dit niet betwist. Klager heeft evenmin betwist dat het contact tussen hem en verweerder moest worden onderhouden doordat klager langskwam op verweerders kantoor, hetgeen vaak onaangekondigd gebeurde, met als gevolg dat verweerder soms niet aanwezig was. De raad is van oordeel dat verweerder in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat klager en verweerder moeilijker dan gebruikelijk met elkaar in contact konden komen. Klachtonderdeel 3 is op grond van het voorgaande ongegrond.

5.5 De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat klager, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd op welke punten verweerder steken heeft laten vallen. Naar het oordeel van de raad getuigt de bijstand zoals geschetst, niet van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. De klacht is derhalve in alle onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. J.A.J.A. Luijten, J. Bloo, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 18 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 18 november 2024