ECLI:NL:TAHVD:2024:280 Hof van Discipline 's Gravenhage 240295

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:280
Datum uitspraak: 07-11-2024
Datum publicatie: 19-11-2024
Zaaknummer(s): 240295
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: De klacht tegen de deken wordt niet verwezen. Enerzijds is de klacht prematuur, anderzijds kan klager zijn bezwaren tegen de klachtbehandeling door de deken uiten in de tuchprocedure bij de raad van discipline.


Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline

van 7 november 2024
in de zaak 240295

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 INLEIDING

1.1 Het hof zal de klacht tegen de deken niet verwijzen. Niet alleen omdat de klacht prematuur is, maar ook omdat klager zijn bezwaren tegen de klachtbehandeling door de deken kan uiten in de daarvoor ge-eigende (tucht)procedure bij de raad van discipline.

2 DE FEITEN EN HET VERZOEK

2.1 Klager heeft bijstand gevraagd van mrs. J en S. De voorzitter begrijpt uit het dossier dat mr. J haar werkzaamheden heeft gestaakt wegens een vertrouwensbreuk. Zij heeft klager daarover geïnformeerd op 2 augustus 2024. Nadien heeft klager bij verweerder klachten ingediend over mrs. J en S.

2.2 Op 18 oktober 2024 heeft klager een klacht ingediend over verweerder. De klacht houdt kennelijk verband met het onderzoek van verweerder naar de klacht tegen mr. J. Klager beschuldigt verweerder van “partijdigheid en het toelaten van bewijzen die illegaal/ middels een misdrijf verkregen zijn”. Ter onderbouwing stelt klager dat mr. J te laat bewijzen heeft overgelegd en dat die bewijzen bovendien “fake” zijn. Verweerder heeft deze bewijzen niettemin geaccepteerd. Verder verwijt hij verweerder “niet te willen bemiddelen terwijl het geschil simpel is”. Klager stelt tot slot dat verweerder er de voorkeur aan geeft om klagers “verzoeken en waarschuwing te laten voor wat het is” en “zich schuldig [heeft] gemaakt aan uitlokking agressie tegen advocaten”.

2.3 De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 22 oktober 2024 van de Limburgse orde van advocaten. Hierin is namens verweerder een klacht van klager onder de aandacht van de voorzitter van het hof gebracht met het verzoek om deze in behandeling te nemen. De voorzitter zal beoordelen of er grond is om de klacht over verweerder te verwijzen naar een andere deken voor onderzoek en behandeling, omdat verweerder de Deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Limburg waar hij zelf advocaat is.

3 DE BEOORDELING

3.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.

3.2 Naar het oordeel van de voorzitter is de klacht/het verwijzingsverzoek prematuur.

3.3 Het onderzoek van verweerder naar de klachten tegen mrs. J en S is nog niet afgerond. Het is te vroeg om de keuzes die verweerder tot nog toe in het onderzoek naar de klachten heeft gemaakt, zoals het accepteren van stukken en het (nog) niet opteren voor een poging tot bemiddelen, te toetsen. Daar komt bij dat klager de klachten tegen mrs. J en S te zijner tijd, na betaling van het griffierecht, kan voorleggen aan de raad van discipline en laten beoordelen door de tuchtrechter. Binnen de kaders van die procedure bij de tuchtrechter kan klager naar voren brengen op welke punten het onderzoek door verweerder niet deugt en dat de tuchtrechter tot een andere conclusie zou moeten komen dan verweerder.

4 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

4.1 wijst het verzoek tot verwijzing af.

Deze beslissing is genomen op 7 november 2024 door mr. J.C.A.T. Frima, plaatsvervangend voorzitter.


Plaatsvervangend voorzitter

De beslissing is verzonden op 7 november 2024.