Zoekresultaten 41-50 van de 1617 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:15 Raad van Discipline Amsterdam 24-929/A/A 24-930/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaten van de wederpartij.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:21 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-944/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over een advocaat in de hoedanigheid van bindend adviseur in een geschil tussen klagers en de rechtsbijstandsverzekeraar. Verweerder heeft zijn onafhankelijke rol zo mogen uitleggen dat hij het niet passend achtte om klagers uitleg te geven over zijn tussenbeslissing. Evenmin was verweerder ertoe gehouden om in te gaan op de opmerkingen die klagers hadden op de tussenbeslissing. In zijn beslissingen is verweerder gegaan op de punten die klagers naar voren hebben gebracht. Verweerder is vervolgens tot andere conclusies gekomen dan klagers. Daarmee is het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:22 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-943/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Niet gebleken dat verweerster de in de beschikking van 2 april 2024 aan de man opgelegde verplichting, om binnen zes weken aan te tonen dat hij de overname van de woning kan financieren, niet is nagekomen, althans heeft haar cliënt niet heeft aangespoord om deze verplichting na te komen. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:27 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-517/AL/MN

    Klacht van een advocaat over een andere advocaat. De raad verklaart de klacht wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:28 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-465/AL/MN

    Klacht van een advocaat. De raad heeft één klachtonderdeel gegrond verklaard. De raad heeft hierover overwogen dat verweerster in strijd met gedragsregel 21 heeft gehandeld omdat zij tweemaal een bericht aan de rechtbank heeft gestuurd, zonder een afschrift van die berichten gelijktijdig aan klager (de advocaat van de wederpartij) te sturen. Hoewel de raad hierover heeft geoordeeld dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is, is bij de beoordeling van de ernst van dit handelen ook van belang dat verweerster zeer kort na het versturen van deze berichten klager alsnog een afschrift van deze berichten heeft gestuurd. Verder is van belang dat verweerster dit handelen heeft erkend. Gelet op alle feiten en omstandigheden ziet de raad aanleiding om te volstaan met een gegrondverklaring, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:23 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-863/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:24 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-885/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Klager - een advocaat- beklaagt zich over de wijze van klachtbehandeling door de toenmalige deken. Naar het oordeel heeft verweerder met zijn handelen als deken niet het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Naast de interne klachtenregeling en de procedure bij de Geschillencommissie Advocatuur kan ook een tuchtprocedure lopen. Verweerder was gebonden aan en beperkt door zijn wettelijke taak. Verweerder heeft zijn keuzes helder toegelicht. De daarbij door hem gebruikte bewoordingen richting klager worden niet als escalerend gekwalificeerd. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:25 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-886/AL/GLD

    voorzittersbeslissing. Klaagster - advocaat - beklaagt zich over de wijze van klachtonderzoek door een deken. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder met zijn optreden niet het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De door een deken ingenomen dekenvisie kan door de tuchtrechter terzijde worden geschoven. De tuchtrechter toetst zelfstandig. De tuchtprocedure kan naast een interne klachtbehandeling en procedure bij de Geschillencommissie Advocatuur lopen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:26 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-460/AL/OV

    Klacht over eigen advocaat. De raad heeft vastgesteld dat verweerder heeft nagelaten om een arrest van het gerechtshof aan klaagster, zijn cliënte te sturen. Door dat nalaten is klaagster pas op het moment van de betekening door de deurwaarder op de hoogte gekomen van dat arrest, waarbij een in het voordeel van klaagster gewezen vonnis van de kantonrechter is vernietigd en klaagster is veroordeeld tot betaling van een substantieel bedrag. De dagen na die betekening heeft klaagster geen contact met verweerder kunnen krijgen. Verweerder heeft hiermee op ernstige wijze gehandeld in strijd met artikel 46, zoals onder meer uitgewerkt in gedragsregel 16. Dat nalaten neem de raad hem kwalijk. In het nadeel van verweerder houdt de raad rekening met het tuchtrechtelijke verleden van verweerder; hij is al verschillende keren door de tuchtrechter veroordeeld. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke schorsing van 2 weken voorwaardelijk passend en geboden is. De raad ziet gelet op de mate waarin verweerder jegens klaagster is tekortgeschoten en de inhoud van het klachtdossier aanleiding om te bepalen dat verweerder een deel van het gedeclareerde bedrag aan klaagster terug dient te betalen. Daarom zal de raad aan de voorwaardelijke schorsing een bijzondere voorwaarde verbinden, namelijk dat verweerder aan klaagster een vergoeding van € 2.500,- zal betalen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:19 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-621/DB/OB/D

    Dekenbezwaar. Het tuchtrechtelijk verwijt van de deken aan verweerster houdt in dat de kantoornaam die zij hanteert, “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies”, niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. Anders dan de deken heeft betoogd, wekt de door verweerster gehanteerde kantoornaam naar het oordeel van de raad niet de suggestie dat men met een bedrijfsjurist van doen heeft. Uit de kantoornaam vloeit voort dat verweersters kantoor bedrijven van juridisch advies voorziet, een dienst die niet is voorbehouden aan bedrijfsjuristen, maar ook door advocaten wordt verleend. In zoverre is de kantoornaam naar het oordeel van de raad dan ook niet misleidend. Daarbij komt dat bij de beantwoording van de vraag of de advocaat in zijn optreden naar buiten een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken geeft, de kantoornaam in samenhang moet worden bezien met – onder meer – de inhoud van de website van het advocatenkantoor. Ter zake de (gewijzigde) website heeft de deken desgevraagd verklaard dat deze naar zijn oordeel in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda. De raad is van oordeel dat uit de tekst op de (gewijzigde) website van verweersters kantoor voldoende duidelijk blijkt dat verweerster advocaat is en een advocatenpraktijk voert. De raad is kortom van oordeel dat verweerster door de kantoornaam “[voornaam en achternaam verweerster] Bedrijfsjuridisch Advies” te hanteren, geen onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven. Van strijd met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda is naar het oordeel van de raad dan ook geen sprake. Dekenbezwaar ongegrond.