Zoekresultaten 561-570 van de 2794 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:32 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/76

    Klaagster heeft vele bezwaren geuit aan het adres van de notaris. Kort gezegd komen deze bezwaren er op neer dat klaagster de notaris verwijt dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschappen van de drie erflaatsters onzorgvuldig, partijdig en niet onafhankelijk heeft gehandeld. De klacht van klaagster valt uiteen in 12 onderdelen. De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de notaris wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Bij het opleggen van deze maatregel heeft de kamer overwogen oog te hebben voor de bovengemiddelde complexe afwikkeling van de nalatenschappen. De notaris heeft zijn taak als vereffenaar van de nalatenschappen niet zorgvuldig uitgevoerd door niet bij klaagster te verifiëren of zij instemde met het verzoek aan de rechtbank om het Turkse vermogen buiten de afwikkeling van de nalatenschappen te houden en het pand aan een derde te verkopen. Ook heeft de notaris nagelaten klaagster te informeren over het verrekenen van de in de woning aanwezige contanten en de bankopnames van de bankrekening na het overlijden van één van erflaatsters, hetgeen de kamer de notaris tuchtrechtelijk verwijt. De kamer heeft reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van het betoog van de notaris ter zitting dat hij indertijd iedereen op de hoogte heeft gesteld van de stappen die door hem werden ondernomen, mede gelet op zijn eerdere verklaring dat hij periodiek en niet iedere keer na een gesprek met één van de erfgenamen de overige erfgenamen (waaronder klaagster) op de hoogte stelde inzake de afwikkeling van de nalatenschappen. Dit klemt te meer nu de notaris op de hoogte was van de verstoorde verhoudingen tussen de erfgenamen onderling. De kamer houdt voorts rekening met het feit dat ook klaagster in deze een eigen verantwoordelijkheid heeft.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:28 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/44

    Het BFT verwijt de kandidaat-notaris kort gezegd: onzorgvuldig handelen in strijd met artikel 17 Wna, artikel 43 Wna en overige bepalingen;      II.        handelen in strijd met het provisieverbod ex artikel 9 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (Vbg 2011) en artikel 19 Vbg 2011;    III.       handelen in strijd met de poortwachtersrol volgens de verplichtingen uit de Wna en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), te weten de Wwft-opleidingsplicht, de onderzoeksplicht/weigeringsplicht, de Belehrungspflicht, de zorgvuldigheidsplicht, het Wwft-cliëntenonderzoek en de Wwft-meldingsplicht. Klachtonderdeel I wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. Klachtonderdeel II wordt gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris in strijd heeft gehandeld met het provisieverbod van artikel 9 Vbg 2011 en dat hij niet heeft gezorgd voor een juiste presentatie van het notariskantoor. Klachtonderdeel III wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. Wat betreft de maatregeloplegging heeft de kamer overwogen dat een (kandidaat-)notaris te allen tijde de op hem rustende wettelijke verplichtingen dient na te komen. De gegronde klachtonderdelen zien onder meer op de - uit de Wna en/of Wwft voortvloeiende - kernwaarden in het notariaat als onderzoeksplicht en zorgplicht en de poortwachtersfunctie van de (kandidaat-)notaris. Een (kandidaat-)notaris moet onder andere voorkomen dat hij een schakel wordt in de totstandkoming van transacties die verband (kunnen) houden met witwassen en financieren van terrorisme. Het nalaten van een zorgvuldig onderzoek, het niet opschorten dan wel weigeren van zijn dienstverlening en het onvoldoende invulling geven aan de op hem rustende verplichtingen op grond van de Wwft, is daarom een ernstige tekortkoming van de kandidaat-notaris. Bovendien zien de klachten niet op één, maar op verschillende soorten akten, zodat de tekortkomingen zich hebben voorgedaan over de gehele breedte van de praktijk van de kandidaat-notaris. Gezien de ernst van de verweten gedragingen en het feit dat een groot deel van de klachtonderdelen gegrond wordt verklaard, zou de optelsom kunnen zijn dat aan de kandidaat-notaris de zwaardere maatregel van schorsing wordt opgelegd, maar daarvoor ziet de kamer te weinig grond. De kandidaat-notaris heeft blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen en nalaten. Hij heeft ook maatregelen getroffen ter verbetering van de naleving van zijn verplichtingen op grond van de Wna en Wwft. Zo heeft hij naar eigen zeggen bijvoorbeeld afscheid genomen van personeelsleden die niet bekwaam waren, heeft hij tekstblokken in akten aangepast, heeft hij de reclame-actie van de oud-notaris (inhoudende de oprichting van een B.V. in één dag) beëindigd, heeft hij de samenwerking met De Hypotheker beëindigd en voldoet hij sinds het BFT-onderzoek wél aan de Wwft- opleidingsverplichting.  Gezien het vorenstaande heeft de kamer de maatregel van berisping in combinatie met het opleggen van een geldboete passend en geboden geacht. De kamer heeft de hoogte van de boete vastgesteld op € 10.000,--.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:29 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/45

    Het BFT verwijt de notaris kort gezegd: onzorgvuldig handelen in strijd met artikel 17 Wna, artikel 43 Wna en overige bepalingen;      II.        handelen in strijd met het provisieverbod ex artikel 9 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (Vbg 2011) en artikel 19 Vbg 2011;    III.       passeren zonder ontheffing ex artikel 29 lid 4 Wna. Klachtonderdeel I wordt ongegrond verklaard, omdat de zes subonderdelen van dit klachtonderdeel allemaal betrekking hebben op door de kandidaat-notaris in zijn hoedanigheid van waarnemer gepasseerde akten in ófwel het protocol van de notaris ófwel het protocol van de oud-notaris. Ten aanzien van de notaris is de kamer van oordeel dat haar in deze gevallen geen tuchtrechtelijke verwijten kunnen worden gemaakt. Een waarnemend kandidaat‑notaris handelt in beginsel namelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris of een andere notaris. Daar komt bij dat gesteld noch gebleken is dat de notaris bemoeienis heeft gehad met het opstellen en passeren van de betreffende akten in haar eigen protocol dan wel het protocol van de oud-notaris. Klachtonderdeel II wordt gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de notaris in strijd heeft gehandeld met het provisieverbod van artikel 9 Vbg 2011 en dat zij niet heeft gezorgd voor een juiste presentatie van het notariskantoor. Klachtonderdeel III wordt ongegrond verklaard. De notaris mocht vertrouwen op de beslissing van de voorzitter van de kamer Den Haag van 30 december 2016. Bij deze beslissing heeft de voorzitter, in afwachting van de verlening van de ontheffing door de kamer - ambtshalve en met spoed - een ordemaatregel getroffen, omdat vanaf 1 januari 2017 in de waarneming van het protocol van de oud-notaris moest worden voorzien. In die beslissing worden geen beperkingen (zoals het niet mogen passeren van akten) opgelegd aan de tot waarnemer benoemde notaris.  Tegen deze achtergrond heeft het BFT onvoldoende onderbouwd dat de notaris in de periode van 1 tot en met 17 januari 2017 onzorgvuldig heeft gehandeld door akten te passeren in het protocol van de oud-notaris. De kamer heeft aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd

  • ECLI:NL:TNORSHE:2014:33 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2013/71a

    Onderzoek als bedoeld in art. 96 (oud) Wna.* De notaris heeft zijn praktijk medio 2009 verkocht aan notaris 1 en 2. Daarna is de notaris als zodanig (en later in deeltijd als kandidaat-notaris ex art. 30a Wna) aan het kantoor van notaris 1 en 2 verbonden gebleven. Notaris 1 was voor de overname van de praktijk via zijn toenmalige kantoor al betrokken bij een groot project en heeft deze werkzaamheden voortgezet via het nieuwe kantoor. De voorzitter van de Kamer van toezicht heeft een onderzoek gelast naar de handelwijze van de notaris en notaris 1 rond dat project. Bij deze uitspraak heeft de kamer de bedenkingen tegen de notaris m.b.t. dat project ongegrond verklaard omdat niet is gebleken dat hij zelf bij die werkzaamheden betrokken is geweest. De notaris heeft wel tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld omdat hij geen zorg heeft gedragen voor een juiste en volledige presentatie van het kantoor. Zo waren mededelingen op de website en de wijze waarop het kantoor was ingeschreven bij het Handelsregister niet in overeenstemming met de daadwerkelijke eigendomsverhoudingen, terwijl op het briefpapier ook niet werd vermeld welke (kandidaat-)notarissen aan het kantoor verbonden waren. De kamer legt geen tuchtmaatregel op, onder meer omdat de kamer geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de intenties van de notaris en zijn serieuze inspanningen om (als gevolg van zijn gezondheidsproblemen) te trachten zorg te dragen voor tijdige overdracht van zijn protocol aan een capabele opvolger, terwijl aan hem nimmer een tuchtmaatregel was opgelegd. Op dezelfde datum heeft de kamer uitspraak gedaan over de bedenkingen tegen notaris 1 (SHE/2013/71b en SHE/2014/34). * (Deze uitspraak is destijds per abuis niet gepubliceerd)

  • ECLI:NL:TNORSHE:2014:31 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2014/34

    Onderzoek als bedoeld in art. 96 (oud) Wna.* De notaris heeft een bedrag van € 500.000 overgeschreven van de derdengeldenrekening van het kantoor waaraan hij destijds was verbonden naar een rekening bij een andere bank die op zijn naam was geregistreerd. Daardoor is een negatieve bewaringspositie ontstaan. De kamer heeft geoordeeld dat de rekening op naam van de notaris niet kon worden aangemerkt als een bijzondere rekening in de zin van de (dwingendrechtelijke) bepalingen van art. 25 (oud) Wna, zodat de met dat artikel beoogde bescherming van derden niet kon worden geboden aan de rechthebbenden van de tegoeden die naar de rekening op naam van de notaris zouden worden overgeboekt. Deze gelden hebben bovendien als zekerheid gediend voor het debetsaldo dat de notaris op een andere privérekening bij dezelfde bank heeft doen ontstaan door gelden uit te lenen aan de echtgenote van een andere notaris, die deze gelden op haar beurt onder hypothecair verband heeft uitgeleend aan derden die door banken kennelijk niet als voldoende kredietwaardig werden aangemerkt. De notaris heeft vanaf de derdengeldenrekening van kantoor ook andere gelden overgeboekt naar een van deze privérekeningen, waaronder gelden die hij onder zich had uit hoofde van executele en uit hoofde van bewind over het vermogen van minderjarigen na het overlijden van hun vader. Bovendien heeft de notaris in strijd met de waarheid een akte van geldlening opgesteld en een (fictief) uittreksel uit de (thans) BRP, terwijl hij ook op diverse andere punten niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt. Ontzetting uit het ambt. Op dezelfde datum heeft de kamer uitspraak gedaan over andere bedenkingen tegen deze notaris (SHE/2013/71b). * (Deze uitspraak is destijds per abuis niet gepubliceerd)

  • ECLI:NL:TNORSHE:2014:32 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2013/71b

    Onderzoek als bedoeld in art. 96 (oud) Wna.* De notaris heeft werkzaamheden verricht i.v.m. een omvangrijke projectontwikkeling met een financieel belang van 93,5 miljoen euro en vele internationale aspecten (waaronder betrokkenheid van diverse buitenlandse (rechts)personen, o.a. gevestigd in Belize, ondertekening van een contract in Dubai, beoogde legalisering in het Verenigd Koninkrijk, betaling van een bedrag van 2,3 miljoen euro aan een bank in Taiwan). Gelet op deze aspecten en de gang van zaken rond de totstandkoming van de overeenkomsten (zo was gebruik gemaakt van een vals stempel van een notariskantoor) en het feit dat de notaris op de dag van overboeking, ondanks herhaald verzoek daartoe, nog altijd niet de beschikking had over de vereiste legal opinions, is de kamer van oordeel dat de notaris zich als partij-adviseur voorafgaand aan de closing te lijdelijk heeft opgesteld. Een notaris kan zich van zijn gehoudenheid tot onderzoek en controle tuchtrechtelijk niet bevrijden door hierover iets anders met de cliënt overeen te komen. Op het moment dat de opdrachtgever klaarblijkelijk ernstig in tweestrijd verkeerde of hij al dan niet tot ondertekening van de contracten zou overgaan, had het naar het oordeel van de kamer op de weg van de notaris gelegen om zijn opdrachtgever ervan te weerhouden de overeenkomsten aan te gaan zolang de identiteit van de wederpartij niet aan de hand van legal opinions kon worden geverifieerd. Indien zijn opdrachtgever een dergelijk advies vervolgens in de wind zou hebben geslagen, had het  op de weg van de notaris gelegen om de gelden die op de derdengeldenrekening in depot werden gehouden ten behoeve van de wederpartij niet zelf over te boeken, maar zijn opdrachtgever duidelijk schriftelijk over zijn standpunt te informeren. Tegelijk met deze beslissing heeft de kamer uitspraak gedaan over de handelwijze van de notaris ten tijde van zijn ambtsuitoefening bij zijn eerdere kantoor (SHE/2014/34). Omdat in die zaak aan de notaris de zwaarste tuchtmaatregel (ontzetting uit het ambt) werd opgelegd, heeft de kamer, hoewel (ook) de bedenkingen in deze zaak een tuchtmaatregel rechtvaardigden, geoordeeld dat om die reden in deze zaak geen plaats meer was voor het opleggen van een tuchtmaatregel. * (Deze uitspraak is destijds per abuis niet gepubliceerd)

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:26 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/66

    Afwikkeling nalatenschap moeder. Zij had bepaald dat klaagster en haar broer de executele in haar nalatenschap alleen gezamenlijk konden uitoefenen. De broer heeft de notaris opdracht gegeven de nalatenschap af te wikkelen. De notaris is vervolgens werkzaamheden gaan verrichten zonder zich er voldoende van te overtuigen of ook klaagster daarmee instemde en zonder haar op de hoogte te houden van zijn activiteiten, waaronder het mede namens klaagster verzorgen van de aangifte erfbelasting. De notaris heeft nadien niet (voortvarend/adequaat) gereageerd op herhaalde verzoeken van (de zijde van) klaagster om afgifte van een complete kopie van de aangifte erfbelasting. Ook heeft de notaris niet gereageerd op het - naar het oordeel van de kamer alleszins redelijke - verzoek om namens klaagster pro forma bezwaar in te dienen tegen de aanslag erfbelasting. In de aangifte heeft de notaris bovendien een onjuist rentepercentage gehanteerd. Klacht grotendeels gegrond. Waarschuwing en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:27 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/44

    Samenlevingscontract met beding dat de man bij verbreking van de samenwoning € 12.000,00 per jaar aan klaagster moet betalen voor ieder jaar dat de samenwoning heeft geduurd. Nadat de man de samenwoning heeft verbroken, heeft de rechtbank voor recht verklaard dat dit beding nietig is wegens strijd met de goede zeden. Het gerechtshof heeft dit vonnis bekrachtigd. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door destijds op die manier invulling te geven aan de bedoeling van klaagster, al staat vast dat haar motief om de man d.m.v. dit contract als het ware onherroepelijk aan zich te binden in strijd met de goede zeden werd geacht. In het kader van enerzijds de ministerieplicht en anderzijds de plicht om dienst te weigeren als bedoeld in art. 21 lid 2 Wna acht de kamer het advies van de notaris verdedigbaar om in plaats van een “niet-verlatingsbeding” een vergoedingsplicht in het contract op te nemen, waarbij de hoogte van het verschuldigde bedrag en de duur van de verplichting uitdrukkelijk zijn vastgelegd en waarbij in de slotverklaring is verwoord dat partijen hierdoor een (alimentatie)regeling wilden treffen. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris er destijds van uit mocht gaan dat hij op die wijze ten gunste van klaagster een contractuele alimentatie-/vergoedingsplicht had vastgelegd voor het geval de samenwoning zou worden beëindigd, zij het dat niet op voorhand kon worden uitgesloten dat die verplichting nadien door de rechter zou kunnen worden gematigd indien onverkorte toepassing van het beding redelijkerwijs onaanvaardbaar zou zijn. De kamer ziet niet hoe de notaris destijds aan klaagster meer rechtszekerheid had kunnen bieden dan hij heeft proberen te doen. Dat jaren later door of namens klaagster - die was geïnformeerd over het risico dat het door haar beoogde “niet-verlatingsbeding” nietig zou worden geacht - in een civiele procedure over de strekking van het vergoedingsbeding zou worden verklaard/gesteld dat dit beding bedoeld was om ervoor te zorgen dat de man de samenwoning nooit zou kunnen beëindigen omdat hij het overeengekomen bedrag nooit zou kunnen betalen, was naar het oordeel van de kamer voor de notaris niet te voorzien, evenmin als te voorzien was dat namens klaagster in die procedure zou worden gesteld dat het beding geen alimentatiebeding was maar een boetebeding. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:25 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/34

    In opdracht van klaagster heeft de notaris een conceptakte van verdeling opgesteld op basis van een vonnis van de rechtbank. Daarbij had de rechtbank onder meer de (wijze van) verdeling vastgesteld van de aandelen van klaagster en haar ex-partner in een appartementencomplex. Er is discussie ontstaan over de vraag of de notaris in de conceptakte een juiste peildatum had gehanteerd om de waarde van de te verdelen hypotheekschuld te berekenen: klaagster had het vonnis anders geïnterpreteerd. De kamer stelt voorop dat het niet aan de tuchtrechter is om te oordelen over de inhoud van het vonnis van de rechtbank. De tuchtrechter moet (enkel) beoordelen of de notaris in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld overeenkomstig de tuchtnorm. Hoewel de notaris er in verband met de vraag die het vonnis bij hem zélf had opgeroepen over de in acht te nemen waarde van de hypotheekschuld wellicht beter aan zou hebben gedaan als hij zijn concepten direct bij het toesturen daarvan op dat punt zou hebben toegelicht, is de kamer van oordeel dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat hij dat niet heeft gedaan. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat (de vader van) klaagster en de notaris eerder met zoveel woorden hadden gesproken over de waarde van de hypotheekschuld, zodat het voor de notaris niet op voorhand duidelijk was dat hij een “afwijkend standpunt” innam, zoals klaagster heeft gesteld. Bovendien heeft de notaris na vragen daarover van de broer van klaagster alsnog voortvarend uitleg gegeven over de wijze waarop hij meende uitvoering te moeten geven aan de opdracht van klaagster. Naar het oordeel van de kamer is het standpunt van de notaris over de te hanteren waardepeildatum van de hypotheekschuld in de gegeven omstandigheden bovendien zeker verdedigbaar. Klaagster heeft verder gesteld dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de conceptakte toe te sturen aan de vader van haar ex-partner. Omdat de vader voorheen als vertegenwoordiger van de ex-partner was opgetreden, acht de kamer dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:32 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365677 KL RK 20-18 C/05/369366 KL RK 20-53

    De notaris wordt verweten dat hij als protocolontvanger onvoldoende voortvarend te werk gaat om de overdracht van de aan hem toegewezen protocollen te realiseren. Daarnaast is sprake van diverse onzorgvuldigheden in zowel de financiële administratie als de dossiervoering. De kamer heeft de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard.   Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.