Zoekresultaten 1-10 van de 44298 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2323

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich begin 2019 ziekgemeld in verband met een burn-out. De bedrijfsarts was tot medio 2020 verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding van klager. Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij (a) haar rol niet op een professionele wijze heeft ingevuld, (b) niet onafhankelijk is geweest in haar rol, (c) hem gedurende ruim een half jaar zonder enige mededeling aan zijn lot heeft overgelaten, (d) steeds opnieuw niet is tegemoetgekomen aan het verzoek van klager om een second opinion van een andere bedrijfsarts te vragen en (e) een te summier medisch dossier heeft bijgehouden. Het Regionaal Tuchtcollege: verklaart de klachtonderdelen a en b gedeeltelijk en klachtonderdeel d geheel gegrond, legt de bedrijfsarts de maatregel op van berisping en verklaart de klachten voor het overige ongegrond. Het CTG verklaart alleen klachtonderdelen d. en e. gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:33 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2331

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager was werkzaam bij een softwarebedrijf en heeft zich begin 2019 ziek gemeld in verband met een burn-out. De bedrijfsarts was vanaf medio 2020 bijna twee jaar verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding van klager. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a) zijn rol als bedrijfsarts niet op een professionele en actieve wijze heeft ingevuld b) niet onafhankelijk is gebleven, c) in zijn terugkoppeling niet duidelijk heeft vermeld wat er tijdens een consult was besproken. Daardoor heeft de bedrijfsarts bijgedragen aan het conflict tussen klager en de werkgever, d) geen goed medisch dossier heeft bijgehouden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:34 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2407

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich begin januari 2019 ziekgemeld. Klager is ontevreden geweest over de re-integratie inspanningen van zijn werkgever en de begeleiding van de bedrijfsarts, die als zelfstandig bedrijfsarts werkte. Klager is halverwege januari 2020 eenmalig gezien door de bedrijfsarts die door de werkgever was ingeschakeld. Klager meende dat sprake was van een second opinion. Klager heeft drie verwijten geformuleerd die er kort gezegd op neerkomen dat de bedrijfsarts haar rol niet professioneel heeft ingevuld en niet onafhankelijk is gebleven. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel b. gegrond, legt aan de bedrijfsarts geen maatregel op en verklaart klachtonderdelen a. en c. ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:35 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2480

    Klacht van vijftien klagers tegen een klinisch psycholoog. Klagers leven in een leefgemeenschap. De rechtbank heeft in 2021 beslist dat de minderjarige kinderen van de leefgemeenschap voorlopig onder toezicht moesten worden gesteld en aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) opdracht gegeven met spoed te onderzoeken in hoeverre de kinderen aan hun ontwikkelingstaken toekomen en welke rol de leefgemeenschap daarin speelt. De GI heeft vervolgens de klinisch psycholoog opdracht gegeven om onderzoek te doen naar tien kinderen van acht ouderparen uit de leefgemeenschap. Dit onderzoek had de vorm van een eenmalig diagnostisch interview en maakte deel uit van het beschermingsonderzoek dat de GI in opdracht van de rechtbank heeft uitgevoerd. Klagers verwijten de klinisch psycholoog a) dat zij de onderzoeksopdracht vanwege haar dubbelrol niet had mogen aanvaarden; door dit toch te doen heeft zij blijk gegeven van vooringenomenheid, b) dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan onethische bejegening of ontoelaatbare onderzoeksmethoden, c) dat zij zich – zowel voor, als ook tijdens en na het onderzoek – niet heeft gehouden aan de informatie- en zorgvuldigheidsplicht, d) dat zij de ouders en kinderen heeft misleid, e) dat zij een inhoudelijk onjuist rapport heeft opgesteld, f) dat zij niet tijdig en slechts deels nazorg heeft verleend, en g) dat zij geen stappen heeft ondernomen tegen misbruik van de rapportages door derden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft een aantal klagers niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, klachtonderdeel c gegrond verklaard, de maatregel van waarschuwing opgelegd en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Zowel klagers als de klinisch psycholoog hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verklaart alle klagers ontvankelijk in de klacht, verklaart klachtonderdeel c grotendeels gegrond, constateert het tuchtrechtelijk verwijt zonder oplegging van een maatregel, en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7261

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster was uitgevallen voor haar werk maar volgens de bedrijfsarts in staat haar werk uit te voeren. Klaagster gaf bij de bedrijfsarts aan een second opinion te willen. Het verwijt is dat de bedrijfsarts de aanvraag voor een second opinion heeft getraineerd en niet adequaat heeft gefaciliteerd. Het college oordeelt dat de bedrijfsarts bij het verzenden van de aanvraag voor de second opinion voortvarender te werk had moeten gaan. Klacht gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:36 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2551

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Verweerder is als bedrijfsarts betrokken geweest bij de begeleiding van klager bij ziekte. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a. onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat de bedrijfsarts ondanks zijn verzoek heeft nagelaten medische informatie van behandelaars op te vragen en bij zijn adviezen te betrekken, b. dat hij een deskundigenoordeel van het UWV niet heeft betrokken bij zijn besluitvorming en c. dat hij discriminatie op de werkvloer bagatelliseerde en suggereerde dat de klachten van klager niet ernstig genoeg waren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de eerste twee klachtenonderdelen gegrond verklaard. Gezien een eerder opgelegde maatregel, de ernst van de normschendingen en het feit dat de bedrijfsarts er geen enkele blijk van heeft gegeven in te zien wat er verkeerd is aan zijn handelen heeft het Regionaal Tuchtcollege de maatregel van schorsing voor de duur van één maand opgelegd. Zowel de bedrijfsarts als klager zijn van de beslissing in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart in beroep alleen klachtonderdeel b. gegrond en legt aan de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2451

    .

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6321

    Verweerster, SEH-arts, wordt verweten dat zij op de Spoed Eisende Hulp onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten naar de voet van klager. Volgens klager had verweerster meer onderzoek moeten verrichten naast het verrichte lichamelijk onderzoek en de vervaardigde röntgenfoto. Klager stelt dat verweerster en haar collega, onvoldoende alert waren en meer alert hadden moeten zijn vanwege de postoperatieve status van de voet van klager en vanwege de neurologische aandoening van klager. Verweerster meent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6649

    Verweerster, SEH-arts, wordt verweten dat zij op de Spoed Eisende Hulp onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten naar de voet van klager. Volgens klager had verweerster meer onderzoek moeten verrichten naast het verrichte lichamelijk onderzoek en de vervaardigde röntgenfoto. Klager stelt dat verweerster en haar collega, onvoldoende alert waren en meer alert hadden moeten zijn vanwege de postoperatieve status van de voet van klager en vanwege de neurologische aandoening van klager. Verweerster meent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:30 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2433

    .