Zoekresultaten 3951-4000 van de 44614 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:181 Raad van Discipline Amsterdam 23-555/A/A

    Voorzittersbeslissing; Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, omdat de klacht in zoverre te laat is ingediend en gedeeltelijk kennelijk ongegrond omdat de klacht overigens onvoldoende onderbouwd is.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:182 Raad van Discipline Amsterdam 23-265/A/A

    Raadsbeslissing; (bijna volledig) gegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat. De raad is van oordeel dat verweerder niet met de zorgvuldigheid heeft gehandeld die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad rekent het verweerder ernstig aan dat hij geen opdrachtbevestiging met plan van aanpak naar klager heeft gestuurd en heeft nagelaten belangrijke afspraken en termijnen schriftelijk aan klager te bevestigen. Klager wist hierdoor niet dat de mondelinge behandeling op korte termijn zou plaatsvinden en heeft zich niet goed op zijn zaak kunnen voorbereiden. Verweerder heeft bovendien het verweerschrift zonder dit vooraf ter goedkeuring aan klager voor te leggen bij de rechtbank ingediend. Al deze gedragingen getuigen naar het oordeel van de raad van een gebrek aan zorg en inzet voor klagers zaak. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder zich de ernst van de gemaakte verwijten besefte. Verweerder betoogde dat hij een goed resultaat voor klager heeft behaald, zonder (zichtbaar) op zijn eigen gedrag te reflecteren. De raad ziet in deze omstandigheden aanleiding om verweerder de maatregel op te leggen van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:183 Raad van Discipline Amsterdam 23-443/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht over de advocaat wederpartij. Klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de vervaltermijn van drie jaar zoals neergelegd in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. Klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond. Uit de handelswijze van verweerder blijkt niet dat hij klaagster onder druk zou hebben gezet, dan wel andere handelingen zou hebben waardoor hij de belangen van klaagster onnodig en zonder redelijk doel zou hebben geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:177 Raad van Discipline Amsterdam 23-599/A/A

    Raadsbeslissing; Verzoek opheffing schorsing op grond van 60b Advocatenwet toegewezen. De financiële problematiek die in het verleden heeft geleid tot schorsing doet zich niet meer voor.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:110 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-199/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder heeft over deze voor klager belangrijke kwestie onvoldoende duidelijk met hem gecommuniceerd en heeft niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:214 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5354

    Deels niet-ontvankelijke en deels ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klager heeft op basis van een tbs-maatregel in een forensisch psychiatrisch centrum verbleven. Hij verwijt verweerster dat hij door haar toedoen van zijn vrijheid is beroofd en dat zij niet juist heeft gehandeld in zijn behandeltraject. Klager is niet-ontvankelijk in zijn eerste klachtonderdeel, omdat verweerster voor een gedeelte niet persoonlijk betrokken is geweest als hoofdbehandelaar van klager. De handelwijze van verweerster met betrekking tot het beëindigen van het verlof betreft haar inschatting dat de incidenten en signalen aan de zijde van klager een overtreding inhielden van de voor klager geldende verlofregels, die waren ingegeven door het veiligheidsbelang, gegeven de gezondheidstoestand van klager. Deze handelwijze ziet dus niét op het bevorderen, bewaken, dan wel beoordelen van die gezondheidstoestand. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Het college is van oordeel dat verweerster gedurende het behandeltraject is gebleven binnen de daarvoor en tijde van het handelen geldende kaders en zij zorgvuldig heeft gehandeld jegens klager.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:241 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-900/AL/GLD

    Verweerder heeft erkend dat hij is tekortgeschoten in zijn communicatie met klagers door meermalen niet op hun verzoeken te reageren. Dit terwijl hij wist dat klager om medische redenen juist behoefte had aan duidelijkheid. Dit verwijt is gegrond. De raad is uit de stukken gebleken dat verweerder klagers in de tijd voldoende heeft meegenomen in zijn plan van aanpak en zijn gewijzigde juridische standpunt in hun zaak. Na ontvangst van de reactie van de verzekeraar stond het verweerder vrij, en was hij daartoe naar het oordeel van de raad als deskundig advocaat ook gehouden, om zijn eerder ingenomen juridische standpunt over de hoogte van de schade aan te passen aan het in zijn optiek juridisch meest haalbare standpunt voor klagers. Verweerder heeft ook duidelijk aan klagers uitgelegd waarom hij zijn juridische standpunt handhaafde. Verweerder heeft daarbij gehandeld met voldoende zorg voor de belangen van klagers. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:178 Raad van Discipline Amsterdam 23-338/A/A

    Raadsbeslissing; Gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij; Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster rauwelijks te dagvaarden en door zich over klaagster in strijd met de waarheid en onnodig grievend uit te laten. Gelet op het grote belang dat advocaten de-escalerend te werk gaan, is de raad van oordeel dat de maatregel van waarschuwing met proceskosten passend en geboden is, ondanks dat verweerster haar verontschuldigingen voor haar gedragingen heeft aangeboden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:111 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-244/DB/OB

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:215 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5519

    Gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft op verzoek van een cliënte die bij haar in behandeling was een verklaring opgesteld en afgegeven ten behoeve van de advocaat van cliënte. Die verklaring bevatte onder meer informatie over klager als zijnde de ex-partner van cliënte met wie zij in een echtscheidingsprocedure verwikkeld was. De gz-psycholoog wist dat deze verklaring zou worden ingebracht in die procedure. Klager had geen toestemming gegeven voor deze verklaring. Het college is van oordeel dat de gz-psycholoog met het afgeven van de verklaring niet heeft gehandeld overeenkomstig de voor haar geldende beroepsnorm. Het college acht de maatregel van berisping passend, gegeven de aard van de tuchtrechtelijke fout en de gegeven omstandigheden, daarbij meegewogen de toelichting van de gz-psycholoog ter zitting. Klacht gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:242 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-906/AL/MN

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met zijn brief aan C de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager op verschillende punten overschreden. Dat verweerder de door hem een paar dagen daarvoor ontvangen concept dagvaarding toen nog niet had gelezen, blijft voor zijn risico. Van een advocaat wordt verwacht dat deze van de advocaat van de wederpartij ontvangen (proces)stukken kort na ontvangst ervan leest. Had verweerder dat wel gedaan, dan had hij zich daarna kunnen afvragen of zijn brief aan getuige C toelaatbaar was en zo ja, met welke bedoeling hij die brief zou schrijven. Dat verweerder zich dit heeft afgevraagd, is de raad niet gebleken. Uit de inhoud van de door verweerder aan C gestuurde brief is de raad wel gebleken dat verweerder op indringende wijze aan C heeft gedicteerd welke verklaring hij op papier moest zetten ten gunste van zijn cliënte. Daarbij is verweerder alleen afgegaan op hetgeen zijn cliënte over die door C afgelegde verklaring had verteld. Dit terwijl verweerder op het moment van verzending van bedoelde brief al wist, zoals hij tijdens de zitting van de raad heeft verklaard, dat de verklaring van C kort na het incident tijdens het gesprek op school al gekanteld was naar een voor klager gunstige verklaring. Naar het oordeel van de raad is ook ontoelaatbaar dat verweerder in zijn brief de nog minderjarige C onder druk heeft gezet door te vermelden dat de aan hem gevraagde medewerking geen vrijwillige keuze is en hem daarbij te dreigen met allerlei rechtsmaatregelen in de laatste alinea van zijn brief. Niet alleen heeft hij daarmee de belangen van klager onevenredig geschaad en de minderjarige medeleerling op een indringende en onjuiste wijze onder druk gezet, hij heeft die getuige ook aangezet tot het afleggen van een valse verklaring voor zijn cliënte. Daarmee heeft verweerder ook in strijd gehandeld met de kernwaarde integriteit als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet. Daarom is naar het oordeel van de raad de maatregel van berisping op zijn plaats.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:179 Raad van Discipline Amsterdam 23-466/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Van onnodig grievende uitlatingen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:112 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-313/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft met de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het register van de burgerlijke stand in het geheel geen bemoeienis gehad, terwijl van enige onregelmatigheid van die inschrijving overigens ook niet is gebleken. Omdat de klachtonderdelen 1 en 2 feitelijke grondslag missen, zijn deze klachtonderdelen ongegrond. Voor de juistheid van het verwijt dat sprake is van een onregelmatige echtscheiding in Nederland, die niet in Burkina Faso zal worden erkend, heeft de raad geen aanknopingspunten gevonden. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:173 Raad van Discipline Amsterdam 23-582/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een strafzaak.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:136 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1842

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat de psychiater bij haar behandeling onterecht uitgaat van deze diagnose. Ook meent klager dat de psychiater nader onderzoek had moeten doen naar aanleiding van lichamelijke klachten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:174 Raad van Discipline Amsterdam 23-378/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster klagers belangen niet goed heeft behartigd tijdens het viergesprek op 8 december 2022. Van het feit dat verweerster op 8 december 2022 de behandeling van klagers heeft zaak neergelegd kan haar evenmin een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:175 Raad van Discipline Amsterdam 23-389/A/A

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft in 2010 geweigerd om klager bij te staan. Klager heeft hierover op 5 december 2022 een klacht bij de deken ingediend, zodat de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege het verstrijken van de in voormeld artikel bedoelde termijn. Dat verweerder, naar aanleiding van klagers e-mail d.d. 18 november 2022 en onder verwijzing naar de brief van 13 oktober 2010, bij e-mail d.d. 22 november 2022 wederom aan klager heeft medegedeeld dat hij hem niet zou bijstaan, maakt dit niet anders.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:239 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-622/AL/OV/D

    Toewijzing verzoek van de deken ex artikel 60b Advocatenwet. Op grond van de door de deken aangevoerde feiten, die door verweerder in deze procedure niet zijn betwist, concludeert de raad dat sprake is van een ernstig disfunctioneren van verweerder. In de loop der jaren zijn er door (oud)cliënten van verweerder, rechtbanken, het Openbaar Ministerie en de Raad voor Rechtsbijstand vele klachten over verweerder ingediend. Verschillende van die klachten hebben geleid tot de oplegging van een maatregel door de raad, waaronder meerdere onvoorwaardelijke schorsingen. Uit die klachten en signalen blijkt dat verweerder voor cliënten en anderen onbereikbaar is, hij veelvuldig (ook zonder melding vooraf) niet op zittingen verschijnt en dat hij zijn afspraken niet nakomt. Verweerder heeft hierdoor in het bijzonder de belangen van zijn cliënten ernstig geschaad. Ook is hij afspraken met de deken, om tot verbetering van zijn praktijkvoering te komen en (later) over de afbouw van zijn praktijk, niet nagekomen. Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder, in de termen van artikel 60b van de Advocatenwet, geen blijk geeft van een behoorlijke praktijkuitoefening. Daarbij komt dat verweerder veelvuldig en gedurende een lange periode door de deken op zijn disfunctioneren is gewezen en verweerder op verschillende momenten van de deken kansen en hulp heeft gekregen om zijn praktijkuitoefening te verbeteren. Gelet op de vele recente klachten en signalen heeft dat echter niet tot enige verbetering geleid. Ook de beslissingen van de raad hebben er niet toe geleid dat verweerder de situatie ten goede heeft gekeerd. Verweerder lijkt zich onvoldoende bewust van de ernst van zijn disfunctioneren en de negatieve gevolgen die zijn handelen en nalaten voor anderen kan hebben. De raad heeft er daarom geen vertrouwen in dat zijn praktijkvoering zal verbeteren. De raad is op grond van de bovengenoemde omstandigheden van oordeel dat het niet langer verantwoord is dat verweerder zijn praktijk uitoefent en cliënten bijstaat. Het verzoek van de deken zal daarom worden toegewezen en verweerder zal voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk worden geschorst.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:176 Raad van Discipline Amsterdam 23-399/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster in de conclusie van antwoord van 10 januari 2023 en de conclusie van antwoord van 1 februari 2023 onwaarheden heeft verkondigd en als producties vervalste getuigenverklaringen in het geding heeft gebracht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1839

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over het handelen van de psychiater bij het opstellen van de “bevindingen geneesheer-directeur” in het kader van een verzoek voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De psychiater heeft bij haar bevindingen de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater en de door deze noodzakelijk geachte zorgvormen gevolgd. Klager verwijt de psychiater onder meer dat zij ten onrechte de diagnose “schizofrenie” heeft gesteld en volledig is voorbijgegaan aan de juistheid en zuiverheid van klagers perceptie van volkomen zintuigelijke waarneming. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:240 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-968/AL/GLD

    Verzetbeslissing; verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:134 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1840

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over het handelen van de psychiater bij het opstellen van een medische verklaring als bedoeld in artikel 5:8 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Klager is het met de in de verklaring opgenomen voorlopige diagnose niet eens. Klager verwijt de psychiater onder meer dat zij ten onrechte de diagnose “schizofrenie” heeft gesteld en volledig is voorbijgegaan aan de juistheid en zuiverheid van klagers perceptie van volkomen zintuigelijke waarneming. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:172 Raad van Discipline Amsterdam 23-368/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. De voorzitter ziet in de door klagers genoemde omstandigheden geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Anders dan klagers hebben aangevoerd hangt de vraag of een klacht tijdig is ingediend niet af van het moment waarop in rechte is komen vast te staan dat wat klagers hebben geconstateerd over het handelen of nalaten van de advocaat juist is.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:204 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-112/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:135 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1841

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over het handelen van de psychiater bij de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat de psychiater bij zijn behandeling ten onrechte uitgaat van deze diagnose. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:203 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-474/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat in de hoedanigheid van interim-medewerker bij het Huis voor Klokkenluiders. Geen aanknopingspunten dat deze werkzaamheden verband houden met haar hoedanigheid van advocaat. De verwijten zien op het handelen van verweerster als medewerker bij het Huis voor Klokkenluiders en niet op haar handelen als advocaat. Niet gebleken dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Verweerster mocht het oneens zijn over de melding van een misstand van klager en mocht daarop een tegengeluid geven.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:167 Raad van Discipline Amsterdam 23-134/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:161 Raad van Discipline Amsterdam 23-495/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over voormalige eigen advocaat. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat het medisch rapport van Elite in het medisch dossier van klager terecht is gekomen. Het standpunt van klager komt erop neer dat het verweerster wel moet zijn geweest die het medisch rapport van Elite aan het secretariaat van Reade heeft gestuurd, omdat het rapport aan niemand anders ter beschikking is gesteld. Dat is echter geen feit maar een deductieve redenering van klager zelf waar hij, tegenover de betwisting door verweerster, geen enkel bewijs voor heeft overgelegd. Het rapport kan op allerlei manieren in het medisch dossier van klager terecht zijn gekomen, bijvoorbeeld via een van de behandelaars van klager. Het staat in ieder geval volstrekt onvoldoende vast dat verweerster dit heeft gedaan. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:168 Raad van Discipline Amsterdam 23-140/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft zich niet evident onjuist, noch onnodig grievend uitgedrukt. Er is geen sprake van een schending van de gedragsregels 7 en 8. Daarbij heeft verweerder ook overigens de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt, niet overschreden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:162 Raad van Discipline Amsterdam 23-496/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat-gemachtigde van de wederpartij van klager in een klachtprocedure. Het stond verweerder als gemachtigde van de wederpartij van klager vrij om in de dupliek de standpunten van zijn cliënte weer te geven als reactie op de klacht van klager. Daarbij mocht verweerder afgaan op de informatie die hij van zijn cliënte kreeg. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder die informatie had moeten verifiëren is de voorzitter niet gebleken. Het gegeven dat de standpunten die verweerder namens zijn cliënte heeft ingenomen lijnrecht tegenover de standpunten van klager staan, betekent niet dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. In klachtprocedures is het nu eenmaal zo dat de klager en de beklaagde advocaat ieder hun eigen visie op de feiten en hun standpunten daarover naar voren mogen brengen, waarna de tuchtrechter daarover een oordeel geeft. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:159 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5556

    Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Klager verwijt de psychiater dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden, dat zij hem heeft beschuldigd van liegen en dat zij hem de gevraagde medicatie heeft geweigerd. Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:169 Raad van Discipline Amsterdam 23-283/A/NH

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Verweerster heeft zowel in haar schriftelijke verweer op de klacht als tijdens de zitting erkend dat zij klager gedurende vijf maanden vanwege haar gezondheidstoestand niet heeft geïnformeerd over ontwikkelingen in de procedure over de nalatenschap van zijn moeder en dat zij een aantal processtukken in die periode niet direct aan klager heeft doorgestuurd. Het had op de weg van verweerster gelegen haar waarnemer in te schakelen om de behandeling van de zaak van klager, al dan niet tijdelijk, over te nemen. Verweerster heeft dit echter niet gedaan, omdat zij daar toen naar eigen zeggen niet toe in staat was. Deze omstandigheid valt in de risicosfeer van verweerster. Klacht gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:163 Raad van Discipline Amsterdam 23-457/A/NH

    Voorzittersbeslissing; klacht over belangenverstrengeling is kennelijk ongegrond nu niet kan worden vastgesteld dat er tussen klager en verweerder ooit een advocaat-relatie heeft bestaan.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:160 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5489

    Klagers verwijten de huisarts dat zij (a) haar zorgplicht niet is nagekomen door na het herseninfarct geen contact op te nemen met klaagster om te vragen hoe het met haar ging, of zij zich kon redden, etc. en na de bijnieroperatie bij klager niet na te vragen hoe deze operatie was verlopen maar alleen over het hartinfarct te spreken, (b) toestemming heeft verleend voor alcoholgebruik naast oxycodon, (c) klaagster niet serieus heeft genomen toen zij meldde dat klager afgleed in de morfine en heel langzaam agressief werd en onhoudbaar, (d) klaagster naar Veilig Thuis heeft verwezen, terwijl dat niet de oplossing van het probleem was, omdat klaagster haar man voor verder afglijden wilde behoeden, (e) de telefoon op de haak heeft gegooid waardoor klaagster zich voor het eerst sinds haar verblijf in Nederland gediscrimineerd voelde en (f) de tuchtklacht met de opvolgende huisarts heeft gedeeld waardoor sprake is van schending van de privacy en smaad. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:170 Raad van Discipline Amsterdam 22-966/A/MN

    Verzetbeslissing. Verzet te laat ingediend. Op de datum dat de raad het verzetschrift heeft ontvangen, was de verzettermijn al verlopen. Het feit dat klager bij de indiening van zijn verzetschrift een typefout heeft gemaakt in het e-mailadres van de griffie van de raad komt voor risico van klager. Ook de omstandigheid dat klager zijn computer pas vier dagen na indiening van zijn verzetschrift weer heeft aangezet en erachter kwam dat zijn e-mail niet bij de raad was bezorgd, ligt in de risicosfeer van klager. Overschrijding van de verzettermijn niet toelaatbaar. Verzet is niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:164 Raad van Discipline Amsterdam 23-553/A/A

    Voorzittersbeslissing; Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een rechtstreeks belang. De klacht ziet op het handelen van verweerster in relatie tot haar cliënt. Hoewel klager zich het gedrag van verweerster kennelijk aantrekt, maakt dat niet dat hij een rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht over verweerster. Verweerster heeft terecht gesteld dat zij haar cliënt als advocaat bijstaat en zodoende met hem afspraken heeft gemaakt over haar werkzaamheden en de daaraan verbonden voorwaarden en kosten en dat klager geen rol heeft in haar relatie met haar cliënt. Ook klagers taak als executeur leidt niet tot een rechtstreeks belang bij de klacht. Die taak betreft het beheren van de goederen van de nalatenschap en het voldoen van de schulden, maar omvat niet een taak als belangenbehartiger van verweersters cliënt.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:171 Raad van Discipline Amsterdam 23-186/A/NH

    Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. Verzet is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:165 Raad van Discipline Amsterdam 23-152/A/NH

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht van een advocaat over een advocaat. Alhoewel de wijze waarop deze zaaksovername is verlopen niet de schoonheidsprijs verdient, is de raad van oordeel dat in de onderhavige situatie geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. Er is geenszins gebleken van een kwade opzet bij verweerster waarbij zij doelbewust een cliënt heeft willen ronselen en deze cliënt van klager heeft willen “afpakken”.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:166 Raad van Discipline Amsterdam 23-133/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:199 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-201/DH/DH

    Klacht niet-ontvankelijk, omdat klager niet bevoegd is om de vennootschap rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Daarnaast ziet de klacht op klagers belangen als privépersoon en niet op de belangen van de vennootschap.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:200 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-234/DH/DH

    Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft door overlegging van een aantal producties onnodige polarisatie teweeg gebracht. De raad ziet niet in welk redelijk doel gediend was met de in de bewuste brief en e-mail geciteerde passages. Klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:201 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-276/DH/RO

    Verweerster heeft onzorgvuldig jegens klager gehandeld door te verzuimen belangrijke (financiële) afspraken schriftelijk vast te leggen. Ook heeft zij klager onjuist en onvolledig geïnformeerd over de mogelijkheid van het verkregen van een toevoeging. Verder heeft zij onvoldoende professionele distantie betracht en zich jegens klager onbetamelijk uitgelaten. Mede gezien recente tuchtrechtelijke verleden, voorwaardelijke schorsing van 2 weken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:202 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-188/DH/DH

    Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 6,15 en 27 en kernwaarden partijdigheid en onafhankelijkheid geschonden. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:167 Hof van Discipline 's Gravenhage 230209

    Hoger beroep niet-ontvankelijk. Geen schending van fundamentele rechtsbeginselen nu de verwijten over de procedure bij de raad niet over de onderhavige zaak gaan. De verwijten die wel over deze zaak gaan, zien op de inhoudelijke beoordeling en vormen obv vaste jurisprudentie geen grond voor doorbreking appelverbod.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:168 Hof van Discipline 's Gravenhage 220248

    Klacht over advocaat wederpartij. Bevestiging beslissing raad. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Het stond verweerder vrij de belangen van zijn cliënt te behartigen. Geen sprake van grievende uitlatingen. Verweerder heeft niet onbetamelijk gehandeld door een e-mail te sturen naar zowel de gemachtigde van klager als zijn advocaat, door gebruik te maken van de e-mailadressen die hem allemaal uit het dossier waren gebleken. Geen sprake is van een belangenverstrengeling. Het stond verweerder vrij om bewijs te vergaren door informatie bij derde in te winnen. Geen schending geheimhoudingsplicht.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:51 Accountantskamer Zwolle 23/516 Wtra AK

    Na een overname heeft de overnemende rechtspersoon in korte tijd € 500.000 aan liquide middelen onttrokken. Volgens klager had betrokkene meer toezicht moeten houden op deze rechtspersoon. Na een melding over ongebruikelijke transacties van klager had betrokkene bovendien moeten ingrijpen en een FIU melding moeten doen. De Accountantskamer heeft de klachten ongegrond verklaard. In de wet- en regelgeving is niet geregeld dat de accountant preventief toezicht uitoefent op een onderneming. Die toezichthoudende taak vloeit ook niet voort uit de opdracht die betrokkene had. Betrokkene heeft wel geacteerd naar aanleiding van klagers melding. Daarvoor verwijst betrokkene naar zijn NOCLAR-overwegingen, die hij heeft gedeeld met de Accountantskamer. De Accountantskamer kan niet vaststellen dat betrokkenes overwegingen feitelijk onjuist zijn. De verplichting ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU rust in dit geval bij de financiële onderneming, niet bij de individuele beroepsuitoefenaar.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:50 Accountantskamer Zwolle 22/2138 Wtra AK

    Klacht tegen overheidsaccountant: gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.De Auditdienst Rijk (ADR) heeft de opdracht gekregen om 25 dossierreviews uit te voeren op de kwaliteit van door accountants uitgevoerde werkzaamheden bij NOW-aanvragen in de eerste en tweede aanvraagperiode. De ADR heeft een rapport van feitelijke bevindingen uitgebracht. Klager vindt dat het rapport niet voldoet aan Standaard 4400N en verwijt de accountant die directeur van de ADR is dat hij bewust het rapport niet heeft ingetrokken. Daarnaast roept het rapport volgens klager wat betreft de onderbouwing van minimaal één ontoereikend oordeel over een getoetst dossier twijfels op. Ook zou de accountant de toegang tot het tuchtrecht hebben belemmerd, doordat hij de naam van de accountant die het rapport heeft ondertekend niet heeft willen noemen. De Accountantskamer is van oordeel dat het rapport niet voldoet aan Standaard 4400N. De accountant is bij dat rapport alleen op afstand betrokken geweest zodat hij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is. Hem kan niet worden verweten dat hij het rapport niet heeft ingetrokken, omdat hij zich in redelijkheid heeft kunnen baseren op gegeven interne adviezen daarover. De accountant is niet de opsteller van het rapport en ook niet betrokken bij de review van het desbetreffende dossier. Klager heeft erkend dat uit het NOW-dossier niet blijkt dat aan de gestelde vereisten die bij de review zijn getoetst is voldaan. De klacht is wel gegrond omdat de accountant heeft geweigerd de naam te geven van de accountant die het rapport heeft opgesteld zodat hij de toegang tot het tuchtrecht heeft belemmerd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:237 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-942/AL/MN/D

    Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder is een van de beide bestuurders van de Stichting Derdengelden van een advocatenkantoor waar hij zelf niet werkzaam is. Zijn bevoegdheid beperkte zich tot het zetten van een tweede handtekening. In gemelde hoedanigheid heeft hij van zijn medebestuurder het verzoek gekregen een drietal betalingen goed te keuren. Naar aanleiding daarvan heeft hij vragen gesteld en nadere stukken opgevraagd. De antwoorden die hij vervolgens kreeg sloten aan bij hetgeen in de betalingsopdracht stond, waarna verweerder zijn handtekening heeft gezet. De klacht ziet erop dat de gelden niet zijn uitbetaald aan de rechthebbende en verweerder meer had moeten doorvragen. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. Indien een advocaat bestuurder is van een stichting derdengelden, maakt hij derdengelden onmiddellijk over aan de rechthebbende, zodra daartoe door of namens de behandelend advocaat opdracht is te geven (artikel 6.23 lid 3 Verordening). De raad is van oordeel dat verweerder heeft gedaan wat hij moest doen. Hij heeft in opdracht van de behandelend advocaat gelden overgemaakt naar degene die op grond van de bij hem aangeleverde informatie rechthebbende op die gelden was/waren. Het is de raad niet duidelijk geworden wat verweerder op dat moment meer had moeten doen. Temeer nu namens de deken ter zitting ook is verklaard dat verweerder de juiste vragen heeft gesteld, maar niet de juiste antwoorden heeft gekregen. Dat laatste kan verweerder echter niet worden verweten. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:238 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-943/AL/MN/D

    Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder is een van de beide bestuurders van de Stichting Derdengelden van een kantoorgenoot. Deze kantoorgenoot - tevens de patroon van verweerder - heeft, als behandeld advocaat in een zaak, het bestuur van de Stichting opdracht gegeven voor de betaling van een drietal bedragen. Verweerder heeft zijn patroon in die zaak bijgestaan en in die zin was hij ook behandelend advocaat, maar die bijstand was van ondersteunende aard. Zijn patroon voerde de procedure en onderhield de contacten met de client. De werkzaamheden van verweerder beperkte zich tot hulp bij het opmaken van processtukken en voeren van correspondentie. De klacht ziet erop dat de gelden op de derdengeldenrekening niet zijn overgemaakt naar de rechthebbende ondanks dat verweerder wist dat er een discussie was over de uitbetaling van de gelden. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. Indien een advocaat bestuurder is van een stichting derdengelden, maakt hij derdengelden onmiddellijk over aan de rechthebbende, zodra daartoe door of namens de behandelend advocaat opdracht is te geven (artikel 6.23 lid 3 Verordening). Dat de behandelend advocaat de patroon was van verweerder en dat verweerder op dat moment stagiair-ondernemer was maakt dat er een enigszins afhankelijke positie van verweerder was. Verweerder ontving de informatie betreffende de overboeking van zijn patroon die feitelijk de behandelend advocaat was. Dat betekent echter niet dat verweerder in zijn hoedanigheid van bestuurder van de Stichting Derdengelden geen eigen verantwoordelijkheid heeft. Hij dient zich er van te vergewissen dat de gelden worden overgemaakt aan de rechthebbende, in dit geval zeker nu hij werkzaam is op hetzelfde kantoor als de behandelend advocaat en die advocaat in diens behandeling van de zaak heeft ondersteund. Dat verweerder ten tijde op de hoogte zou zijn van discussies over die gelden is de raad niet gebleken. Gelet op het zelfinzicht van verweerder ter zitting, de positie van verweerder ten opzichte van de behandelend advocaat die tevens zijn patroon was en het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden, legt de raad geen maatregel op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:236 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-941/AL/MN/D

    Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder trad op voor een van de aandeelhouders van een besloten vennootschap. Die besloten vennootschap had een vordering op een derde. Bij rechterlijk vonnis is de derde veroordeeld een bepaald bedrag aan de besloten vennootschap te betalen. Die gelden zijn op een derdengelden rekening van een notaris gestort. Verweerder heeft de notaris vervolgens verzocht die gelden naar zijn derdengeldenrekening over te maken. Vervolgens zijn die gelden, na aftrek van de declaratie van verweerder, doorgeboekt naar de client van verweerder. De klacht gaat erover dat gelden op de derdengeldenrekening niet onmiddellijk zijn overgemaakt naar de rechthebbende: de besloten vennootschap. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. De raad overweegt dat er geen basis voor verweerder was op grond waarvan hij de opdracht tot overboeking van de gelden naar zijn derdengeldenrekening kon verstrekken om deze vervolgens door te boeken naar zijn client. Integendeel, de besloten vennootschap – rechthebbende op grond van het rechterlijk vonnis – had verweerder expliciet per e-mail bericht laten weten dat dat niet was toegestaan. Mede gelet op het feit dat verweerder inmiddels is uitgeschreven van het tableau legt de raad de maatregel van berisping op.