ECLI:NL:TGZRZWO:2023:159 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5556

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:159
Datum uitspraak: 22-09-2023
Datum publicatie: 28-09-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5556
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Klager verwijt de psychiater dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden, dat zij hem heeft beschuldigd van liegen en dat zij hem de gevraagde medicatie heeft geweigerd. Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 22 september 2023 op de klacht van:

A ,

wonende in B,

klager,

tegen

C ,

kinder- en jeugdpsychiater,

werkzaam in B,

verweerster, hierna ook: de psychiater,

gemachtigde: mr. R. Kroes, werkzaam in Amsterdam.

  1. Kern van de zaak en de beslissing
    1. Klager verwijt de psychiater dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden, dat zij

hem heeft beschuldigd van liegen en dat zij hem de gevraagde medicatie heeft geweigerd.
 

    1. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’

betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard.

    1. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het

college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

  1. De procedure
    1. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het klaagschrift met de bijlagen, gedateerd op 8 juni 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 juli 2023;
  • de aanvulling op het verweerschrift met de bijlage, ontvangen op 7 augustus 2023.
     
    1. De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van

het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

    1. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de

zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

  1. Uitleg van de beslissing

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

    1. De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht

worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
 

De feiten

    1. Klager, geboren in 2006, is op 19 september 2022 door zijn huisarts verwezen naar

D, een GGZ-instelling voor kinderen en jongeren. Reden voor de verwijzing waren depressieve klachten en paniekklachten. De psychiater werkt bij deze instelling. Het eerste intakegesprek vond plaats met de psychiater en een GZ-psycholoog op 24 februari 2023. Het vervolgintakegesprek vond plaats op 7 maart 2023 met de GZ-psycholoog.


Vervolgens is klager niet verschenen op de geplande afspraak van 15 maart 2023. De psychiater heeft klager die dag telefonisch gesproken. Klager heeft toen aangegeven dat hij geen vertrouwen meer had en de behandeling wilde stopzetten omdat de behandelaren de door hem opgestelde ‘Non Disclosure Agreeement (NDA)’, een geheimhoudersverklaring, niet wilden ondertekenen. Op 14 april 2023 stond een nieuwe afspraak gepland. Op die datum heeft het eindgesprek tussen klager en de psychiater plaatsgevonden. Hierna heeft de psychiater het dossier gesloten en de huisarts van klager een afsluitbrief gestuurd.
 

De klacht en de reactie van de psychiater

    1. Klager verwijt de psychiater -samenvattend- dat zij:
  1. haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden door zonder zijn toestemming medische gegevens te delen met derden (de ouders van klager);
  2. onjuist heeft gehandeld door klager op 14 april 2023 zonder enige aanleiding te beschuldigen van pathalogisch liegen ofwel lijden aan ‘pseudologia phantastica’;
  3. ten onrechte heeft geweigerd om klager de door hem gevraagde medicatie voor te schrijven.
     

De psychiater vindt niet dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht moet volgens haar ongegrond worden verklaard.
 

Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

De overwegingen van het college

    1. Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft

gehandeld. Hierna zal het college deze beslissing per klachtonderdeel uitleggen.

Klachtonderdeel a) schenden beroepsgeheim

    1. Klager verwijt de psychiater dat zij haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden

door informatie over zijn behandeling en medicatiegebruik met zijn ouders te delen, terwijl hij daar geen toestemming voor had gegeven. Uit de stukken maakt het college op dat klager hiermee doelt op het verzenden van drie brieven naar het huisadres van klager in 2022, tevens het huisadres van zijn ouders aangezien klager nog thuis woonde. De psychiater heeft toegelicht dat dit administratieve brieven betroffen, waarvan één gericht was aan de ouders van klager. Het college volgt de psychiater in haar standpunt dat deze brieven niet door of in opdracht van de psychiater zijn verstuurd. Bovendien is de psychiater pas vanaf 24 februari 2023 betrokken geraakt bij de behandeling van klager. De betreffende brieven waren toen al door anderen verstuurd. Hiervoor kan de psychiater dus niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden, nog daargelaten of het überhaupt verwijtbaar is om brieven naar het woonadres van klager te sturen als niet duidelijk is dat klager dat niet wil. Dat laatste werd namelijk pas na de verzending van de brieven duidelijk. In het dossier zijn ook verder geen aanknopingspunten te vinden waaruit blijkt dat de psychiater op enig ander moment medische informatie met de ouders van klager heeft gedeeld. Dit betekent dat het klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel b) beschuldigen van pathologisch liegen en diagnose

    1. Klager verwijt de psychiater dat zij hem tijdens het eindgesprek op 14 april 2023

heeft beschuldigd van pathologisch liegen ofwel ‘pseudologia phantastica’. De psychiater weerspreekt dat zij een dergelijke uitspraak dan wel diagnose heeft gedaan. Zij zou wel hebben gezegd dat klager een mogelijke psychose of waan heeft. In het verslag van het eindgesprek staat verder dat de psychiater tegen klager heeft gezegd iets wat hij beweerde niet geloofwaardig te vinden. Dat is echter niet hetzelfde als de uitlatingen die klager haar toeschrijft. Dat de psychiater de uitlatingen heeft gedaan zoals klager die beschrijft, kan al met al niet worden vastgesteld, omdat de lezingen van partijen hierover verschillen. In het dossier zijn ook verder geen aanwijzingen te vinden die de lezing van klager nader onderbouwen. Dit betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel c) weigeren voorschrijven medicatie

    1. Klager klaagt dat de psychiater, ondanks het aanraden door zijn psychiater in

E, geen Wellbutrin (Bupropion) heeft willen voorschrijven. De psychiater heeft aangegeven dat er geen indicatie bestond om deze medicatie voor te schrijven, omdat klager geen acute suïcidale gedachten, angsten of psychose had. Ook bestond er geen noodzaak om de medicatie van klager op dat moment aan te passen. Het college beoordeelt de overweging van de psychiater om de gevraagde medicatie niet voor te schrijven als zorgvuldig en in overeenstemming met de geldende professionele standaarden. Dit klachtonderdeel kan daarom niet slagen.

Conclusie

Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

  1. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 22 september 2023 door Th. A. Wiersma, voorzitter,
H.J. Kolthof en F. Harmanny-Wiersma, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M.C. Sijtsema, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.