ECLI:NL:TGZCTG:2023:134 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1840
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:134 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-09-2023 |
Datum publicatie: | 02-10-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1840 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over het handelen van de psychiater bij het opstellen van een medische verklaring als bedoeld in artikel 5:8 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Klager is het met de in de verklaring opgenomen voorlopige diagnose niet eens. Klager verwijt de psychiater onder meer dat zij ten onrechte de diagnose “schizofrenie” heeft gesteld en volledig is voorbijgegaan aan de juistheid en zuiverheid van klagers perceptie van volkomen zintuigelijke waarneming. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1840 van
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
F., psychiater, destijds werkzaam in D., verweerster in beide
instanties, hierna: de psychiater, gemachtigde:
mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.
1. Procesverloop
Klager heeft op 24 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle een klacht
ingediend tegen de psychiater. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van
9 februari 2023, onder nummer Z2022/3957, kennelijk ongegrond verklaard.
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De psychiater heeft een verweerschrift
in beroep ingediend.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2023/1839, C2023/1841
en C2023/1842 behandeld op de zitting van 20 september 2023. De psychiater is daar
verschenen, bijgestaan door mr. C. Grondsma, voornoemd. Zij hebben het standpunt van
de psychiater daar verder toegelicht. Klager is met kennisgeving niet op de zitting
verschenen.
Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling de zaak in
raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Wat hierna volgt
is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING
1.1
De klacht gaat over het handelen van de psychiater bij het opstellen van een medische
verklaring als bedoeld in artikel 5:8 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz). Klager is het met de in de verklaring opgenomen (voorlopige) diagnose niet
eens.
1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Met de haar bekende gegevens
over de voorgeschiedenis van klager en wat klager tijdens het gesprek met de psychiater
zelf naar voren heeft gebracht, heeft de psychiater de (voorlopige) diagnose “manifest
psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie” op goede
gronden kunnen stellen.
1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het
college de beslissing uit.
2. DE PROCEDURE
2.1
Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
• het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 24 februari 2022;
• het aanvullende klaagschrift binnengekomen op 29 april 2022;
• het verweerschrift, ingekomen op 24 juni 2022.
2.2
De secretaris van het college heeft klager en de psychiater de mogelijkheid geboden
om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Daarvan
hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen.
De zaak is naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de
zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
2.4
Gelijktijdig met deze klacht heeft klager een samenhangende klacht ingediend tegen
een andere psychiater. Deze klacht is geregistreerd onder zaaknummer Z2022/3956. Eind
april 2022 heeft klager nog twee klachten ingediend tegen twee andere psychiaters.
Deze klachten zijn geregistreerd onder zaaknummer Z2022/4214 en Z2022/4215. In alle
zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.
3. UITLEG VAN DE BESLISSING
3.1 De feiten
Op 20 september 2021 deed de gemeente B. een “aanvraag voorbereiding verzoekschrift
van een Zorgmachtiging” voor klager. Volgens de aanvraag was klager eerder gediagnosticeerd
met een schizofrene stoornis en was hij hiervoor jarenlang in een verplicht kader
behandeld met antipsychotica. Vanwege een stabieler beeld was de behandeling in de
periode daarna afgeschaald. Volgens de aanvraag leek klager nu angstig en leek hij
zich bedreigd te voelen. Er waren zorgen over schade op mentaal gebied bij het vermoeden
dat klager nauwelijks zijn huis uit kwam en volledig in beslag werd genomen door zijn
wanen.
De psychiater werd verzocht als onafhankelijk psychiater een “medische verklaring
zorgmachtiging” af te geven. Zij deed dit op 29 oktober 2021. Bij het opstellen van
de verklaring betrok zij de beschikbare informatie, waaronder de aanvraag Zorgmachtiging,
een uittreksel Justitiële Documentatie en een informatierapport Wvggz politie. Ook
betrok zij aanvullende informatie van de huisarts van klager bij haar beoordeling.
Een (GGZ) dossier was niet beschikbaar omdat klager dit in 2020 had laten vernietigen.
De psychiater sprak klager via beeldbellen op 27 oktober 2021. Klager vertelde onder
meer dat in het verleden de diagnose schizofrenie was gesteld maar dat dit niet correct
was. Klager vertelde verder dat hij last had van criminele activiteiten, gefaciliteerd
door zijn buurman. Zijn spullen werden kapot gemaakt en ontvreemd en hij werd afgeluisterd.
Er was volgens klager sprake van geestelijke en lichamelijke mishandeling en verkrachting.
Ook had hij in zijn vorige woning kortdurend klinisch dood in huis gelegen. De door
klager hiervan gedane aangiftes werden telkens afgewezen. Klager vertelde dat het
beslist geen psychotische symptomen betrof en dat zijn zintuigelijke waarneming, verstand
en analyse in evenwicht waren.
Beklaagde concludeerde dat sprake was van een psychische stoornis en noteerde als
(voorlopige) diagnose:
“Manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie.”
Als DSM-afgeleide classificatie noteerde zij:
“2 Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen”
De rechtbank E.-Nederland verleende de verzochte zorgmachtiging bij beschikking van
25 november 2021.
3.2 De klacht en het verweer
Klager verwijt de psychiater dat zij:
a. ten onrechte de diagnose “schizofrenie” heeft gesteld. Klager is hier in 1993/1994
uitvoerig op onderzocht, waarna bleek dat schizofrenie niet aan de orde was.
b. volledig voorbij is gegaan aan de juistheid, oprechtheid en zuiverheid van klagers
perceptie van volkomen zintuigelijke waarneming;
c. strafbaar heeft gehandeld door onder meer een valse geneeskundige verklaring
op te geven, (poging tot) moord te faciliteren en aan te zetten tot zelfmoord.
De psychiater stelt zich op het standpunt dat zij heeft gehandeld zoals van een redelijk
bekwaam handelend psychiater mocht worden verwacht.
3.3 De overwegingen van het college
Klager heeft zijn dossier laten vernietigen. Welke diagnose(s) in het verleden is/zijn
gesteld is daardoor niet meer met zekerheid te achterhalen.
Op het moment dat de psychiater haar verklaring afgaf was haar bekend dat er eerder
verplichte zorg was gegeven, dat klager volgens de huisarts in het verleden olanzapine
gebruikte en dat eerder de diagnose schizofrenie was gesteld, wat volgens klager onterecht
was. Verder bleek uit de overige aanwezige informatie dat klager regelmatig bij de
politie melding deed van insluipingen, ontvreemding van eigendommen, wederrechtelijke
vrijheidsberoving, hersenspoelen, spionage etc. Klager benoemde deze zaken ook in
het gesprek met de psychiater op 27 oktober 2021. Daarnaast zou hij volgens dit relaas
ook kortdurend klinisch dood in huis hebben gelegen.
Het college is van oordeel dat de psychiater met de haar beschikbare gegevens op goede
gronden heeft geconcludeerd dat sprake was van een manifest psychotisch toestandsbeeld.
Gezien de door klager tijdens het gesprek genoemde eerder gestelde diagnose “schizofrenie”,
is voorts navolgbaar dat de psychiater daaraan heeft toegevoegd “waarschijnlijk in
het kader van schizofrenie”.
Uit het voorgaande volgt dat het verwijt dat de door de psychiater gestelde diagnose
onterecht was, ongegrond is.
Ook het verwijt dat de psychiater voorbij is gegaan aan de juistheid van de zintuigelijke
waarneming van klager, is ongegrond. De psychiater heeft in haar beoordeling betrokken
dat klager meende dat zijn zintuigelijke waarneming, verstand en analyse in evenwicht
waren en dat het geen psychotische symptomen betrof. Gelet op de inhoud van de door
klager beschreven waarnemingen en de inhoud van de politiemeldingen was de conclusie
echter gerechtvaardigd dat de waarnemingen van klager voortkwamen uit een psychotisch
toestandsbeeld.
Gelet op het voorgaande is van een valse geneeskundige verklaring geen sprake. Voor
het overige door klager genoemde strafbaar handelen door de psychiater is door klager
geen enkele onderbouwing gegeven. Ook dit verwijt is ongegrond.
3.4. Conclusie
Geconcludeerd moet worden dat de psychiater met haar handelen is gebleven binnen de
norm van wat van een redelijk bekwaam handelend psychiater mocht worden verwacht.
De klacht is kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij
verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de beslissing van dat college te vernietigen
en de klacht alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal
Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste
aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk
gevoerde debat. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd,
waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door
het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge
behandeling op 20 september 2023 heeft de psychiater haar standpunt verder toegelicht.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen.
Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal
Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.
Het feit dat – zoals klager in beroep naar voren heeft gebracht – de huidige behandelend
psychiater van klager tot een andere omschrijving van de diagnose is gekomen, is op
zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat de psychiater in deze zaak niet met de vereiste
zorgvuldigheid heeft gehandeld.
4.5 Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond
heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel van der Linde, voorzitter, B.J.M. Frederiks
en A.S. Gratama, leden juristen, I.A. de Boer en E.J. Stevelmans, leden beroepsgenoten,
en
E.D. Boer, secretaris, en uitgesproken op de zitting van 20 september 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.