ECLI:NL:TADRARL:2023:239 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-622/AL/OV/D

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:239
Datum uitspraak: 02-10-2023
Datum publicatie: 02-10-2023
Zaaknummer(s): 23-622/AL/OV/D
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen: 60b
Inhoudsindicatie: Toewijzing verzoek van de deken ex artikel 60b Advocatenwet. Op grond van de door de deken aangevoerde feiten, die door verweerder in deze procedure niet zijn betwist, concludeert de raad dat sprake is van een ernstig disfunctioneren van verweerder. In de loop der jaren zijn er door (oud)cliënten van verweerder, rechtbanken, het Openbaar Ministerie en de Raad voor Rechtsbijstand vele klachten over verweerder ingediend. Verschillende van die klachten hebben geleid tot de oplegging van een maatregel door de raad, waaronder meerdere onvoorwaardelijke schorsingen. Uit die klachten en signalen blijkt dat verweerder voor cliënten en anderen onbereikbaar is, hij veelvuldig (ook zonder melding vooraf) niet op zittingen verschijnt en dat hij zijn afspraken niet nakomt. Verweerder heeft hierdoor in het bijzonder de belangen van zijn cliënten ernstig geschaad. Ook is hij afspraken met de deken, om tot verbetering van zijn praktijkvoering te komen en (later) over de afbouw van zijn praktijk, niet nagekomen. Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder, in de termen van artikel 60b van de Advocatenwet, geen blijk geeft van een behoorlijke praktijkuitoefening. Daarbij komt dat verweerder veelvuldig en gedurende een lange periode door de deken op zijn disfunctioneren is gewezen en verweerder op verschillende momenten van de deken kansen en hulp heeft gekregen om zijn praktijkuitoefening te verbeteren. Gelet op de vele recente klachten en signalen heeft dat echter niet tot enige verbetering geleid. Ook de beslissingen van de raad hebben er niet toe geleid dat verweerder de situatie ten goede heeft gekeerd. Verweerder lijkt zich onvoldoende bewust van de ernst van zijn disfunctioneren en de negatieve gevolgen die zijn handelen en nalaten voor anderen kan hebben. De raad heeft er daarom geen vertrouwen in dat zijn praktijkvoering zal verbeteren. De raad is op grond van de bovengenoemde omstandigheden van oordeel dat het niet langer verantwoord is dat verweerder zijn praktijk uitoefent en cliënten bijstaat. Het verzoek van de deken zal daarom worden toegewezen en verweerder zal voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk worden geschorst.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 2 oktober 2023
in de zaak 23-622/AL/OV/D
naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet, van:

deken
tegen
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 13 september 2023 heeft de deken ten aanzien van verweerder een verzoek als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet ingediend.
1.2 Het verzoek van de deken is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van 25 september 2023 in aanwezigheid van de deken, mr. [ ] (lid van de raad van de orde Overijssel) en mr. [ ] (stafjurist bij bureau van de orde van advocaten Overijssel). Verweerder is niet verschenen.
1.3 Verweerder heeft kort voor de zitting een verzoek tot aanhouding van de behandeling gedaan. De raad heeft dat verzoek op de zitting afgewezen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het onder 1.1 genoemde verzoek en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 31.

2 FEITEN
2.1 Verweerder is in 1981 beëdigd en voert, tezamen met zijn broer, zijn praktijk in [vestigingsplaats].
De broer van verweerder is vanwege ziekte en een arbeidsconflict langdurig afwezig geweest en hij is nog niet teruggekeerd in de praktijk.
2.2 Op 21 januari 2021 heeft de toenmalige deken, met de portefeuillehoudster personen- en familierecht en de portefeuillehouder strafrecht van de raad van de orde, een bezoek gebracht aan het advocatenkantoor van verweerder. Dit naar aanleiding van meerdere signalen over de praktijkvoering door verweerder, waaronder een signaal van de president van de rechtbank. Bij brief van 28 januari 2021 heeft de toenmalige deken hierover het volgende aan verweerder geschreven:

Op basis van deze constatering hebben wij afgesproken dat u op korte termijn zult proberen bij de Raad voor de Rechtsbijstand in de zogenaamde 'High Trust' te komen. Naar onze indruk zal u dit veel werk kunnen besparen bij het afronden en uit declareren van dossiers. Daarnaast is afgesproken dat u met uw waarnemers sneller contact zult opnemen om zaken over te dragen, teneinde te voorkomen dat u in uw eigen praktijkvoering vastloopt. Voorts is afgesproken dat u duidelijker de communicatie tussen u, uw kantoor en uw cliënten zult vastleggen, zodat dit voor u maar ook voor uw ondersteunend personeel meer inzicht geeft in de gemaakte afspraken en termijnen.

2.3 Op 19 april 2021 heeft mr. [toenmalige deken] een werkoverleg van het kantoor bijgewoond om met het personeel van verweerder te spreken over de noodzaak van het werkoverleg en de mogelijke consequenties die zouden volgen als de praktijkvoering niet zou verbeteren.
2.4 Naar aanleiding van verschillende klachten en signalen over het (dis)functioneren van verweerder vanuit onder meer het Openbaar Ministerie en de rechtbank Overijssel, heeft de toenmalige deken een verzoek ex artikel 60c Advocatenwet gedaan. Bij beslissing van 29 november 2021 heeft de voorzitter van de raad van discipline dat verzoek toegewezen, mr. Q. als onderzoeker/rapporteur benoemd en bepaald dat de rapporteur een verslag moet uitbrengen aan de voorzitter van de raad, waarin hij zich een oordeel vormt over in hoeverre de kennelijke ziekte van verweerder en de arbeidsongeschiktheid van zijn broer een zodanige beperking vormen dat aangenomen moet worden dat de wijze van praktijkvoering niet meer verantwoord is. Op 27 december 2021 heeft mr. Q. een rapportage uitgebracht. De conclusies uit die rapportage hebben geleid tot nadere afspraken tussen de toenmalige deken en verweerder.
2.5 Vanaf 2018 tot en met 24 maart 2022 zijn er tijdens het dekenaat van mr. [toenmalige deken] elf klachten tegen verweerder ingediend. Van deze klachten zijn er drie ingetrokken nadat verweerder naar aanleiding van de klacht contact had gezocht met klagers. Van de overige acht klachten zijn er vijf doorgezonden naar de raad van discipline. Dit leverde twee keer een berisping (20-769/AL/OV en 21-380/AL/OV) en één keer een waarschuwing (51-512/AL/OV) op. De drie gegronde klachten zagen met name op een gebrek aan communicatie vanaf de kant van verweerder, het niet adequaat handelen door verweerder en het niet serieus in behandeling nemen van de zaak door verweerder.
2.6 Ook in de periode daarna heeft de huidige deken vele klachten en signalen over het functioneren van verweerder ontvangen. Deze klachten en signalen kwamen van (oud-) cliënten, het Openbaar Ministerie en rechtbanken en gingen hoofdzakelijk over de slechte bereikbaarheid van verweerder voor zijn cliënten en anderen en over het niet verschijnen van verweerder op zittingen. Tijdens de behandeling van de klachten bij de deken heeft verweerder vaak niet of pas na (herhaaldelijke) rappels op de klachten gereageerd.
2.7 Naar aanleiding van verschillende signalen, onder meer van [S.O.N.] b.v., over de slechte bereikbaarheid van verweerder, hebben de deken en een lid van de raad van de orde, op 8 november 2022, een bezoek aan verweerder gebracht. Naar aanleiding van dat bezoek zijn er met verweerder afspraken gemaakt over het afbouwen van zijn praktijk.
2.8 Een aantal van de hierboven genoemde klachten heeft tot een klachtzaak bij de raad geleid. In de zaak 22- 505/AL/OV heeft de raad bij beslissing van 13 maart 2023 de klacht gegrond verklaard en verweerder een schorsing van 4 weken opgelegd. In de klachtzaak 22-780/AL/OV heeft de raad bij beslissing van 26 juni 2023 de klacht gegrond verklaard en verweerder een schorsing voor de duur van zes weken opgelegd. In beide zaken heeft verweerder hoger beroep ingesteld.
2.9 Op 22 maart 2023 heeft de portefeuillehouder strafrecht van de teamvoorzitter strafrecht van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een nieuw signaal ontvangen over het op het allerlaatste moment verzoeken om aanhouding door verweerder. Naar mening van het gerechtshof is dit voor zowel de advocaat-generaal als voor de betrokken raadsheren en de cliënt onwenselijk. Dit signaal van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden luidt:
Al eerder (bij herhaling meen ik zelfs) werd vanuit ons hof aandacht gevraagd voor het advocatenkantoor de gebroeders [verweerder]. Het spijt mij te moeten constateren dat er nog altijd geen verbetering is opgetreden. Het komt nog steeds (te) regelmatig voor dat [verweerder] op het allerlaatste moment {lees: daags voor de zitting en meestal om gezondheidsredenen) om aanhouding verzoekt en aangeeft niet te zullen verschijnen terwijl hij zijn cliënt dan kennelijk al heeft geïnformeerd dat de behandeling van de zaak niet doorgaat'.
2.10 Op grond van verschillende klachten en signalen en omdat verweerder de met de deken gemaakte afspraken over het afbouwen van zijn praktijk niet is nagekomen en hij in twee klachtonderzoeken niet heeft meegewerkt, heeft de deken op 3 april 2023 een dekenbezwaar ingediend. Bij beslissing van 26 juni 2023 (22-780/AL/OV) heeft de raad het dekenbezwaar gegrond verklaard en verweerder een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 24 weken opgelegd. In die beslissing is onder meer overwogen: “Eerdere opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, waaronder twee berispingen en een waarschuwing voor vergelijkbaar klachtwaardig handelen, en de conclusie van het 60c­ onderzoek zijn blijkbaar onvoldoende geweest om het tij te keren”. Verweerder heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.
2.11 Op 5 mei 2023 heeft de deken een e-mail van de Raad voor Rechtsbijstand over verweerder ontvangen. Die e-mail luidt als volgt:

Hierbij stuur ik u een signaal in het kader van het protocol informatie-uitwisseling tussen de Raad voor Rechtsbijstand en de lokale dekens. Het signaal betreft het kantoor [kantoor van verweerder] te [vestigingsplaats]. Kantoor [naam advocatenkantoor] werkt op basis van High Trust-steekproef. Om de steekproef in te plannen neemt de Raad periodiek contact op met het kantoor. In het najaar van 2022 bleek het kantoor slecht bereikbaar. In oktober en november is meermaals gebeld en óf er werd niet opgenomen óf de secretaresse kon niet doorverbinden. In een poging om het kantoor te bereiken, heeft de Raad naar meerdere e-mailadressenberichten gezonden, waaronder het persoonlijke e-mailadres van één van de advocaten. Ook hier werd niet adequaat op gereageerd. Pas op 2 december 2022 krijgt de Raad contact met [verweerder]. [Verweerder] belde om te zeggen dat de geplande steekproef voor de maandag daarop geen doorgang kon vinden. Daarop is geantwoord dat het akkoord was en er is een nieuwe datum gepland op 22 december 2022 met de mededeling dat deze niet mocht worden afgezegd. Op de vraag of er iets aan de hand is, omdat het zo moeilijk bleek om het kantoor te bereiken, werd geantwoord dat er niets aan de hand is. Het kantoor was intern aan het reorganiseren en maakt gebruik van een receptie. Het ging niet helemaal goed met terugbelnotities en dergelijke. [Verweerder] beloofde beterschap. Daarnaast is [verweerder] geïnformeerd over een hoog foutpercentage bij een eerdere steekproef. Dit leidt tot een 100%-controle. [Verweerder] heeft niet verzocht om inhoudelijke bespreking, maar ging direct akkoord met de bevindingen en de conclusie dat een aanvullende steekproef volgt. Deze heeft uiteindelijk ook op 22 december plaatsgevonden. De uitslag van de 100%-controle over de periode 1-9-21 tot 1-3-22 levert een foutpercentage op van 20,4%, een terugvordering van € 8.959,80. De uitslag van de reguliere controle over de periode 1-3-22 tot 1-9-22 levert een foutpercentage op van 38,1%, een terugvordering van € 9.445,61. Hier volgt dus nog weer een 100%-controle. In verband met de hoge foutpercentages raadt de Raad [verweerder] aan om te stoppen met de High Trustwerkwijze en de aanvragen voortaan weer 100% vooraf te laten toetsen. [Verweerder] meldt dat hij helemaal niet aan High Trust wil deelnemen, maar dat hij dat moet van de deken. Het liefst stopt hij er per direct mee. De Raad heeft hem overigens kenbaar gemaakt dat dat niet aan de deken is. Ook is [verweerder] duidelijk gemaakt dat hij, bij 100%-toetsing vooraf, bij elke aanvraag stukken moet meesturen én dat de doorlooptijd bij deze toetsing langer is. Dat maakt voor [verweerder] niets uit. [Verweerder] heeft de raadsmedewerker die de steekproef deed ook laten weten binnen afzienbare tijd te willen stoppen met zijn praktijk. De broer van [verweerder] ([broer van verweerder]) is al 3 tot 3,5 jaar ziek en doet slechts af en toe een zaak. De Raad maakt zich zorgen over het kantoor [naam kantoor]. Ten eerste over de slechte bereikbaarheid en ten tweede over het feit dat het kantoor kennelijk tegen wil en dank in de High Trust blijft. [Verweerder] maakt veel beoordelingsfouten die leiden tot hoge terugvorderingen bij het kantoor. De Raad verwacht hierin geen verbetering in de toekomst. Ik ga ervan uit u hiermee voldoende op de hoogte te hebben gebracht van de zorgen van de Raad.

2.12 Op grond van dit signaal van de Raad voor Rechtsbijstand heeft de deken een artikel 60b-verzoek gedaan. Bij uitspraak van 19 juni 2023 (23-329/AL/OV/D) heeft de raad dit verzoek afgewezen en is volgende overwogen:
De raad is -met de deken -van oordeel dat het signaal van de Raad voor Rechtsbijstand ernstig is. De geconstateerde foutpercentages zijn buitengewoon hoog en (daarom) zorgwekkend. Ook verweerders slechte bereikbaarheid is onacceptabel; het kan niet zo zijn dat een advocaat zich op deze wijze onbereikbaar houdt voor een belangrijke instantie als de Raad voor Rechtsbijstand. Dat geldt temeer omdat er in het verleden al vaker door de deken en door zijn cliënten is geklaagd over verweerders slechte bereikbaarheid. De raad is het dus met de deken eens dat het geconstateerde handelen van verweerder (mede in aanmerking genomen zijn tuchtrechtelijk verleden) zorgelijk is.
2.13 Op 10 juli 2023 en 12 juli 2023 heeft de portefeuillehouder strafrecht wederom signalen van de teamvoorzitter strafrecht van de rechtbank Overijssel gekregen over het niet verschijnen van verweerder in een strafzaak en over zijn onbereikbaarheid.
2.14 Op 31 juli 2023 en 9 augustus 2023 heeft de Raad voor Rechtsbijstand een aanvulling op het eerder afgegeven signaal gegeven. Het bericht van de Raad voor Rechtsbijstand houdt onder meer in dat er twee signalen vanuit de Piketcentrale over de onbereikbaarheid van verweerder zijn binnengekomen. In het ene geval is overgegaan tot het overdragen van de zaak aan een andere advocaat omdat verweerder niet bereikbaar was. In het andere geval is de verdachte weer naar huis gestuurd omdat verweerder niet kwam opdagen en ook niet bereikbaar bleek te zijn.
2.15 Van de president van de rechtbank Overijssel heeft de deken op 22 augustus 2023 twee signalen over verweerder ontvangen. Het eerste signaal houdt in dat dat de griffie van de rechtbank veelvuldig heeft geprobeerd verweerder telefonisch te bereiken. Hierbij zou de telefoniste zelfs niet hebben geweten wie verweerder was. Daarnaast heeft de behandelende rechter aangegeven dat het onacceptabel en onprofessioneel is dat verweerder niet de vroeghulprapportages had besproken met zijn cliënt voorafgaand aan de voorgeleiding. In het tweede signaal heeft de behandelende rechter opnieuw zijn onvrede geuit over het verzaken door verweerder om voor de zitting kennis te nemen van het vroeghulprapport en het gebrek aan zelfinzicht tijdens een gesprek tussen deze rechter en verweerder na de zitting.
2.16 In de periode tussen 3 april 2023 en 13 september 2023 zijn er vier nieuwe klachten door (oud-)cliënten over verweerder bij de deken ingediend. Ook in deze klachten wordt er onder meer geklaagd over de bereikbaarheid van en het niet nakomen van afspraken door verweerder. Deze klachten zijn nog in onderzoek bij de deken.

3 HET VERZOEK
3.1 De deken verzoekt op grond van de door haar genoemde klachten en signalen om verweerder te schorsen in de uitoefening van de praktijk als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet. Ook verzoekt zij om mr. [R] als waarneemster voor de praktijk van verweerder aan te wijzen.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft - behoudens zijn onder 5.4 genoemde opmerking in het aanhoudingsverzoek - geen verweer gevoerd tegen het verzoek.

5 BEOORDELING
5.1 Het verzoek is gegrond op artikel 60b lid 1 Advocatenwet. Dat bepaalt dat de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk kan schorsen. Volgens de memorie van toelichting bij artikel 60b Advocatenwet (Tweede Kamer, 1999-2000, 26940, nr. 3) is met de invoering van artikel 60b beoogd om adequaat handelen mogelijk te maken bij een onbehoorlijke praktijkuitoefening door een advocaat, wanneer de betreffende advocatenpraktijk structureel disfunctioneert of zodanig disfunctioneert dat de rechtshulpverlening aan veel cliënten in het gedrang komt.
5.2 Op grond van de door de deken aangevoerde feiten, die door verweerder in deze procedure niet zijn betwist, concludeert de raad dat sprake is van een ernstig disfunctioneren van verweerder. In de loop der jaren zijn er door (oud)cliënten van verweerder, rechtbanken, het Openbaar Ministerie en de Raad voor Rechtsbijstand vele klachten over verweerder ingediend. Verschillende van die klachten hebben geleid tot de oplegging van een maatregel door de raad, waaronder meerdere onvoorwaardelijke schorsingen. Uit die klachten en signalen blijkt dat verweerder voor cliënten en anderen onbereikbaar is, hij veelvuldig (ook zonder melding vooraf) niet op zittingen verschijnt en dat hij zijn afspraken niet nakomt. Verweerder heeft hierdoor in het bijzonder de belangen van zijn cliënten ernstig geschaad. Ook is hij afspraken met de deken, om tot verbetering van zijn praktijkvoering te komen en (later) over de afbouw van zijn praktijk, niet nagekomen.
5.3 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder, in de termen van artikel 60b van de Advocatenwet, geen blijk geeft van een behoorlijke praktijkuitoefening. Daarbij komt dat verweerder veelvuldig en gedurende een lange periode door de deken op zijn disfunctioneren is gewezen en verweerder op verschillende momenten van de deken kansen en hulp heeft gekregen om zijn praktijkuitoefening te verbeteren. Gelet op de vele recente klachten en signalen heeft dat echter niet tot enige verbetering geleid. Ook de beslissingen van de raad hebben er niet toe geleid dat verweerder de situatie ten goede heeft gekeerd. Verweerder lijkt zich onvoldoende bewust van de ernst van zijn disfunctioneren en de negatieve gevolgen die zijn handelen en nalaten voor anderen kan hebben. De raad heeft er daarom geen vertrouwen in dat zijn praktijkvoering zal verbeteren.
5.4 Verweerder heeft in zijn - door de raad afgewezen - aanhoudingsverzoek voor de zitting van 25 september 2023 (subsidiair) verzocht om als maatregel te treffen dat hij zijn praktijk per 31 december 2023 moet beëindigen. De raad is hierover van oordeel dat de oplegging van deze voorgestelde maatregel niet mogelijk is. Bovendien is verweerder eerder een toezegging (aan de deken) over de beëindiging van zijn praktijk niet nagekomen, waardoor de raad in dit voorstel van verweerder geen aanleiding ziet om het verzoek van de deken af te wijzen.
5.5 De raad is op grond van de bovengenoemde omstandigheden van oordeel dat het niet langer verantwoord is dat verweerder zijn praktijk uitoefent en cliënten bijstaat. Het verzoek van de deken zal daarom worden toegewezen en verweerder zal voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk worden geschorst.
5.6 De raad zal - op verzoek van de deken - mr. [R], advocaat te [vestigingsplaats], als waarneemster van de praktijk van verweerder aanwijzen voor de duur van deze schorsing, waarbij de kosten van deze waarneming ten laste van verweerder worden gebracht en verweerder op verzoek van mr. [R] daartoe zekerheid dient te stellen. Voor het geval dat mr. [R] niet in staat of bereid is de praktijk waar te nemen, is het aan de deken een andere waarnemer aan te wijzen.

BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder ex artikel 60b Advocatenwet met ingang van 4 oktober 2023 voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk;

- bepaalt bij wijze van voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 van de Advocatenwet dat mr. [R], advocaat te [vestigingsplaats], wordt aangewezen als waarneemster van de praktijk van verweerder voor de duur van deze schorsing, waarbij de kosten van deze waarneming ten laste van verweerder worden gebracht en verweerder op verzoek van mr. [R] daartoe zekerheid dient te stellen. Voor het geval dat mr. [R] niet in staat of bereid is de praktijk waar te nemen, is het aan de deken een andere waarnemer aan te wijzen;

- bepaalt dat de waarneemster de bevoegdheid heeft om zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd, teneinde in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen te nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, en waarbij de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kunnen worden gebracht bij andere advocaten of rechtsbijstandsverleners en de waarneemster gemachtigd is alle voorzieningen te treffen die zij nodig acht, zo nodig in overleg met de deken, met het oog op de behartiging van de belangen van de cliënten van verweerder.

Aldus gewezen door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, M. Tijseling, M.W. Veldhuijsen en E.H. de Vries, leden en bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 oktober 2023.

griffier voorzitter