ECLI:NL:TGZCTG:2023:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1839

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:133
Datum uitspraak: 20-09-2023
Datum publicatie: 02-10-2023
Zaaknummer(s): C2023/1839
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over het handelen van de psychiater bij het opstellen van de “bevindingen geneesheer-directeur” in het kader van een verzoek voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De psychiater heeft bij haar bevindingen de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater en de door deze noodzakelijk geachte zorgvormen gevolgd. Klager verwijt de psychiater onder meer dat zij ten onrechte de diagnose “schizofrenie” heeft gesteld en volledig is voorbijgegaan aan de juistheid en zuiverheid van klagers perceptie van volkomen zintuigelijke waarneming. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1839 van 
            A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
            hierna: klager,
tegen
            C., psychiater, destijds werkzaam in D., verweerster in beide 
            instanties, hierna: de psychiater, gemachtigde: 
            mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.
1.    Procesverloop 
Klager heeft op 24 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle een klacht ingediend tegen de psychiater. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 9 februari 2023, onder nummer Z2022/3956, kennelijk ongegrond verklaard. 
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2023/1840, C2023/1841 en C2023/1842 behandeld op de zitting van 20 september 2023. De psychiater is daar verschenen, bijgestaan door mr. C. Grondsma, voornoemd. Zij hebben het standpunt van de psychiater daar verder toegelicht. Klager is met kennisgeving niet op de zitting verschenen. Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 
“1.    KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING 
1.1 
De klacht gaat over het handelen van beklaagde bij het opstellen van de “bevindingen geneesheer-directeur” in het kader van de voorbereiding van een verzoek voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Beklaagde heeft bij haar bevindingen de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater en de door deze noodzakelijk geachte zorgvormen gevolgd. Klager is het met de in de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater opgenomen (voorlopige) diagnose niet eens.  
1.2 
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Beklaagde heeft niet zelf de (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie” gesteld. Het verwijt dat zij een onjuiste diagnose heeft gesteld kan alleen al daarom niet slagen. Voor zover het verwijt betrekking heeft op het volgen van de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater, met de daarin opgenomen diagnose, slaagt ook dat verwijt niet. De in de medische verklaring opgenomen diagnose kon op goede gronden worden gevolgd door beklaagde. 
1.3 
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit. 
1.    DE PROCEDURE
2.1 
Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
•    het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 24 februari 2022;
•    het aanvullende klaagschrift binnengekomen op 29 april 2022;
•    het verweerschrift, binnengekomen op 24 juni 2022.
2.2
De secretaris van het college heeft klager en beklaagde de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. 
2.3 
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak is naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
2.4
Gelijktijdig met deze klacht heeft klager een samenhangende klacht ingediend tegen een andere psychiater. Deze klacht is geregistreerd onder zaaknummer Z2022/3957. Eind april 2022 heeft klager nog twee klachten ingediend tegen twee andere psychiaters. Deze klachten zijn geregistreerd onder zaaknummer Z2022/4214 en Z2022/4215. In alle zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.   
2.    UITLEG VAN DE BESLISSING  
3.1 De feiten 
Op 20 september 2021 deed de gemeente B. een “aanvraag voorbereiding verzoekschrift van een Zorgmachtiging” voor klager. Volgens de aanvraag was klager eerder gediagnosticeerd met een schizofrene stoornis en was hij hiervoor jarenlang in een verplicht kader behandeld met antipsychotica. Vanwege een stabieler beeld was de behandeling in de periode daarna afgeschaald. Volgens de aanvraag leek klager nu angstig en leek hij zich bedreigd te voelen. Er waren zorgen over schade op mentaal gebied bij het vermoeden dat klager nauwelijks zijn huis uit kwam en volledig in beslag werd genomen door zijn wanen. 
De officier van justitie verzocht beklaagde als geneesheer-directeur om haar bevindingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wvggz. Bij dit verzoek waren de gegevens over eerdere zorgmachtigingen, justitiële gegevens, de aanvraag door de gemeente en informatie van de politie gevoegd. 
Een onafhankelijk psychiater werd verzocht een “medische verklaring zorgmachtiging” af te geven. Zij deed dit op 29 oktober 2021. Bij het opstellen van de verklaring betrok zij de beschikbare informatie, waaronder de aanvraag Zorgmachtiging, een uittreksel Justitiële Documentatie en een informatierapport Wvggz politie. Ook betrok zij aanvullende informatie van de huisarts van klager bij haar beoordeling. Een (GGZ) dossier was niet beschikbaar omdat klager dit in 2020 had laten vernietigen. 
De onafhankelijk psychiater sprak klager via beeldbellen op 27 oktober 2021. Klager vertelde onder meer dat in het verleden de diagnose schizofrenie was gesteld maar dat dit niet correct was. Klager vertelde verder dat hij last had van criminele activiteiten, gefaciliteerd door zijn buurman. Zijn spullen werden kapot gemaakt en ontvreemd en hij werd afgeluisterd. Er was volgens klager sprake van geestelijke en lichamelijke mishandeling en verkrachting. Ook had hij in zijn vorige woning kortdurend klinisch dood in huis gelegen. De door klager hiervan gedane aangiftes werden telkens afgewezen. Klager vertelde dat het beslist geen psychotische symptomen betrof en dat zijn zintuigelijke waarneming, verstand en analyse in evenwicht waren. 
De onafhankelijk psychiater concludeerde dat sprake was van een psychische stoornis en noteerde als (voorlopige) diagnose:
“Manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie.” 
Als DSM-afgeleide classificatie noteerde zij:
“2 Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen”
Beklaagde betrok bij haar bevindingen een door de zorgverantwoordelijke opgesteld zorgplan, de door de onafhankelijk psychiater opgestelde medische verklaring en een e-mail van klager van 16 oktober 2021. Zij overwoog dat de onafhankelijk psychiater met klager had gesproken en dat zij de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater en de door haar noodzakelijk geachte zorgvormen volgde.  
De rechtbank E.-Nederland verleende de verzochte zorgmachtiging bij beschikking van 25 november 2021. 
3.2 De klacht en het verweer
Klager verwijt beklaagde dat zij:
a.    ten onrechte de diagnose “schizofrenie” heeft gesteld. Klager is hier in 1993/1994 uitvoerig op onderzocht, waarna bleek dat schizofrenie niet aan de orde was; 
b.    volledig voorbij is gegaan aan de juistheid, oprechtheid en zuiverheid van klagers perceptie van volkomen zintuigelijke waarneming;
c.    strafbaar heeft gehandeld door onder meer een valse geneeskundige verklaring op te geven, (poging tot) moord en verkrachting te faciliteren en aan te zetten tot zelfmoord.
Beklaagde stelt zich op het standpunt dat zij heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam handelend psychiater mocht worden verwacht.  
3.3 De overwegingen van het college
Klager heeft zijn dossier laten vernietigen. Welke diagnose(s) in het verleden is/zijn gesteld is daardoor niet meer met zekerheid te achterhalen.  
Op het moment dat beklaagde haar bevindingen deelde was haar bekend dat er eerder verplichte zorg was gegeven, dat klager volgens de huisarts in het verleden olanzapine gebruikte en dat eerder de diagnose schizofrenie was gesteld, wat volgens klager onterecht was. Verder bleek uit de overige aanwezige informatie dat klager regelmatig bij de politie melding deed van insluipingen, ontvreemding van eigendommen, wederrechtelijke vrijheidsberoving, hersenspoelen, spionage etc. Klager had deze zaken ook benoemd in het gesprek met de onafhankelijk psychiater op 27 oktober 2021 en in de e-mail van 16 oktober 2021 aan beklaagde.  
De (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie” is niet gesteld door de psychiater maar door de onafhankelijk psychiater. Alleen al daarom kan het verwijt dat betrekking heeft op het stellen van deze diagnose niet slagen. Voor zover met het verwijt bedoeld wordt dat de psychiater ten onrechte de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater, met de daarin gestelde diagnose, heeft gevolgd, slaagt ook dit verwijt niet. De onafhankelijk psychiater heeft met de haar beschikbare gegevens op goede gronden geconcludeerd dat sprake was van een manifest psychotisch toestandsbeeld. Gezien de door klager tijdens het gesprek met de onafhankelijk psychiater genoemde eerder gestelde diagnose “schizofrenie”, is voorts navolgbaar dat de onafhankelijk psychiater daaraan heeft toegevoegd “waarschijnlijk in het kader van schizofrenie”. De informatie die beklaagde verder had (waaronder de e-mail van 16 oktober 2021), hoefde bij haar niet tot twijfel te leiden aan de door de onafhankelijk psychiater gestelde (voorlopige) diagnose.
 Uit het voorgaande volgt dat het verwijt dat door beklaagde een onjuiste diagnose is gesteld, ongegrond is. 
Ook het verwijt dat de beklaagde voorbij is gegaan aan de juistheid van de zintuigelijke waarneming van klager, is ongegrond. De onafhankelijk psychiater had in haar beoordeling betrokken dat klager meende dat zijn zintuigelijke waarneming, verstand en analyse in evenwicht waren en dat het geen psychotische symptomen betrof. Gelet op de inhoud van de door klager beschreven waarnemingen en de inhoud van de politiemeldingen was de conclusie echter gerechtvaardigd dat de waarnemingen van klager voortkwamen uit een psychotisch toestandsbeeld. Ook hierin hoefde door beklaagde met de haar ter beschikking staande informatie geen andere afweging te worden gemaakt.  
Gelet op het voorgaande is van een valse geneeskundige verklaring geen sprake. Voor het overige door klager genoemde strafbaar handelen door beklaagde is door klager geen enkele onderbouwing gegeven. Ook dit verwijt is ongegrond. 
3.4 Conclusie
Geconcludeerd moet worden dat de psychiater met haar handelen is gebleven binnen de norm van wat van een redelijk bekwaam handelend psychiater mocht worden verwacht. De klacht is kennelijk ongegrond.” 
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4.     Beoordeling van het beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de beslissing van dat college te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren. 
4.2    De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen. 
4.3     Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2023 heeft de psychiater haar standpunt verder toegelicht.
4.4    De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het feit dat – zoals klager in beroep naar voren heeft gebracht – de huidige behandelend psychiater van klager tot een andere omschrijving van de diagnose is gekomen, is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat de psychiater in deze zaak niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld. 
4.5    Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep wordt verworpen.
5.    De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
    verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel van der Linde, voorzitter, B.J.M. Frederiks en A.S. Gratama, leden juristen, I.A. de Boer en E.J. Stevelmans, leden beroepsgenoten en 
E.D. Boer, secretaris, en uitgesproken op de zitting van 20 september 2023. 
        Voorzitter   w.g.        Secretaris  w.g.