Zoekresultaten 2801-2820 van de 2821 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:41 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-693/AL/MN

    De raad heeft geoordeeld dat verweerder in een zaak met grote (gestelde) belangen zijn cliënte onvoldoende heeft geadviseerd en heeft geïnformeerd. Dat rekent de raad verweerder aan. In het nadeel van verweerder houdt de raad er bij het bepalen van de maatregel nog rekening mee dat verweerder weliswaar heeft erkend dat hij bepaalde informatie niet schriftelijk heeft vastgelegd maar dat hij het verwijtbare hiervan niet lijkt in te zien. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en gebonden is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5704

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater is werkzaam bij de instelling en heeft klaagster in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat hij klaagster heeft mishandeld door onder dwang antipsychotica toe te dienen en hij haar in haar slaap heeft overvallen met injecties. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:40 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-882/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij bij de behandeling van klaagsters zaak onvoldoende voortvarendheid heeft betracht, onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd over de voortgang van de zaak en e-mailberichten van de advocaat van klaagsters wederpartij onbeantwoord heeft gelaten. Op grond van de aard en ernst van het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt en rekening houdend met het feit dat klaagster nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad een waarschuwing een passende maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A203/5705

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater is werkzaam bij de instelling en heeft klaagster in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat zij klaagster heeft mishandeld door onder dwang antipsychotica toe te dienen en zij haar in haar slaap heeft overvallen met injecties. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5706

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater was werkzaam bij de instelling en heeft klaagster destijds in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat hij heeft gedreigd met injecties en dat hij klaagster heeft overmand met injectiespuiten waardoor zij zich onveilig en mishandeld heeft gevoeld. Het college heeft geen contact kunnen krijgen met de psychiater en de psychiater heeft dus niet gereageerd of verweer gevoerd. In de samenhangende dossiers (A2023/5331, 5702, 5703, 5704, en 5705) is wel verweer gevoerd en is een medisch dossier bij het verweerschrift bijgevoegd. Het college heeft dit dossier ambtshalve in de beoordeling van onderhavige klacht betrokken. In deze samenhangende zaken is naar voren gekomen dat klaagster ten tijde van de procedure bij het Tuchtcollege een mentor toegewezen heeft gekregen. Het college beoordeeld daarom ambtshalve of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5331

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater is werkzaam bij de instelling en heeft klaagster in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat hij dreigt met injecties en dat hij klaagster overmant met injectiespuiten waardoor zij zich onveilig en mishandeld voelt. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5702

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater was werkzaam bij de instelling en heeft klaagster destijds in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat zij heeft gedreigd met injecties en dat zij klaagster heeft overmand met injectiespuiten waardoor zij zich onveilig en mishandeld heeft gevoeld. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:39 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-757/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening deels niet-ontvankelijk vanwege het verstrijken van de in art. 46g Advocatenwet genoemde termijn en deels ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:37 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-706/AL/MN

    Verweerder is met zijn cliënt onaangekondigd bij een (zieke) wederpartij langsgegaan, met als doel om hem een beëindigingovereenkomst te laten ondertekenen. Dit verwijtbare handelen van verweerder is in strijd met artikel 46 advocatenwet en de kernwaarde integriteit en rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een berisping. Door de volgende omstandigheden is de raad echter van oordeel dat met die maatregel niet kan worden volstaan. De raad herhaalt daarbij in de eerste plaats de omstandigheid dat klager in een eerder conflict met deze cliënt van verweerder door een advocaat is bijgestaan. Verder is op de zitting van de raad gebleken dat klager en verweerder elkaar al 25 jaar kennen (verweerder is een vriend van de vader van klager) en verweerder klager bovendien in een andere zaak als advocaat heeft bijgestaan. Ten slotte acht de raad het tuchtrechtelijk verleden van verweerder van belang; verweerder heeft al meermalen door de tuchtrechter een maatregel opgelegd gekregen. De raad is rekening houdend met alle feiten en omstandigheden van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke schorsing van 4 weken passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:7 Accountantskamer Zwolle 23/1176 Wtra AK

    In opdracht van een geschillencommissie die een bindend advies moest uitbrengen over de ontvlechting van de financiële belangen van twee partners van een samenwerkingsverband heeft betrokkene een rapport van feitelijke bevindingen uitgebracht. Klager meent dat eiser bij de uitvoering van zijn opdracht in een aantal opzichten tekort is geschoten. De klacht is deels gegrond. Aan betrokkene is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Betrokkene heeft onvoldoende aangegeven op welke informatie hij zich heeft gebaseerd. Ook heeft betrokkene ten onrechte geen gelegenheid geboden voor hoor en wederhoor.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:38 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-051/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Klager wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht omdat daarover al eerder tuchtrechtelijk is beslist (ne bis in idem-beginsel). Daarnaast bepaalt de voorzitter dat sprake is van misbruik van klachtrecht.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:38 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-678/DB/LI

    Verzet. Klacht over advocaat in de hoedanigheid van deken. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5893

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft zich bij verweerster gemeld met lage rugpijnklachten. Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij klager onjuist heeft geadviseerd en onjuist heeft behandeld, en ten onrechte niet heeft doorverwezen naar een andere beroepsbeoefenaar. Volgens klager heeft dit geresulteerd in een risico op blijvende invaliditeit. Het college is van oordeel dat verweerster tijdens het consult ten onrechte geen lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd. Gezien de klacht en de voorgeschiedenis van klager was een lichamelijk onderzoek passend geweest. Zonder lichamelijk onderzoek kon verweerster geen deugdelijke differentiaaldiagnose maken en ontbreekt bovendien een referentie-uitgang voor een eventueel later onderzoek. Verweerster mocht er in deze situatie, zonder dat zij eerst een lichamelijk onderzoek had verricht, dan ook niet van uitgaan dat een lichamelijk onderzoek niet zou leiden tot een andere conclusie of een ander beleid dan uit de anamnese voortkwam. Het advies dat verweerster naar aanleiding van de anamnese aan klager meegaf (pijnstilling en fysiotherapie) is naar het oordeel van het college op zichzelf niet onjuist.Wat betreft het doorverwijzen was er tijdens het consult geen aanleiding om klager door te verwijzen naar een neuroloog of een andere beroepsbeoefenaar. Verweerster heeft klager conform de richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap “Aspecifieke lagerugpijn” verwezen naar een fysiotherapeut voor oefentherapie. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:5 Accountantskamer Zwolle 23/1464 Wtra AK

    Gegronde klacht, aan betrokkene wordt een doorhaling van één jaar opgelegd. Betrokkene is eigenaar en beleidsbepaler van een accountantspraktijk met vijf vestigingen. Er worden zowel assurance als aan assurance verwante opdrachten uitgevoerd. In 2021 is de accountantspraktijk onderworpen aan een reguliere kwaliteitstoetsing. Daarbij zijn tekortkomingen in het stelsel van kwaliteitsbeheersing vastgesteld. Op twee vestigingen worden samenstellingsverklaringen afgegeven door belastingadviseurs die werkzaam zijn binnen het kantoor. Ook is volgens de NBA geen toereikende beroepsaansprakelijkheids-verzekering afgesloten voor de accountantspraktijk. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene naast beleidsbepaler ook de kwaliteitsbepaler van de accountantspraktijk is en dat er is sprake van een netwerk. Betrokkene heeft erkend dat samenstellingsverklaringen worden afgegeven door belastingadviseurs. Dat is in strijd met de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (NVKS). Ook is niet gebleken dat een toereikende aansprakelijkheidsverzekering is afgegeven ten behoeve van de accountantspraktijk van betrokkene. De Accountantskamer heeft in aanmerking genomen dat betrokkene als kwaliteitsbepaler fundamentele regelgeving ter bescherming van het accountantsberoep, die al sinds 2018 bestaat, niet heeft nageleefd. Daarmee heeft hij het beginsel van integriteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:6 Accountantskamer Zwolle 23/1236 Wtra AK 23/1396 Wtra AK

    Klacht over de controle van de jaarrekening. In de jaarrekening is een post lening u/g verantwoord van zo’n € 21 miljoen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene onvoldoende professioneel-kritisch is geweest bij het opzetten en implementeren van geschikte wijzen van inspelen op de geïdentificeerde en ingeschatte risico’s van een afwijking van materieel belang. Betrokkene heeft bij de waardering van de lening uitsluitend de taxatierapporten betrokken. Een taxatierapport geeft in dit geval onvoldoende controle-informatie over de waardering van de post Leningen u/g, omdat daarin geen informatie is opgenomen over schulden in verband met het getaxeerde object of andere verplichtingen van de eigenaar. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3509

    Deels gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De Inspectie verwijt de gz-psycholoog dat zij ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld door direct na het beëindigen van de behandelrelatie met een cliënt gedurende lange tijd intensief privécontact met de cliënt te onderhouden, onder andere via WhatsApp en door middel van persoonlijke afspraken. Bovendien heeft de gz-psycholoog behandelinformatie over andere cliënten met de cliënt gedeeld en aldus haar geheimhoudingsplicht geschonden.Vast staat dat er tussen de cliënt en de gz-psycholoog direct na het beëindigen van de behandelrelatie intensief contact is ontstaan. Dat contact verliep voornamelijk via WhatsApp, waarbij het regelmatig ging om honderden berichten per avond. Ook hebben de cliënt en de gz-psycholoog contact met elkaar gehad per e-mail. Naast deze contacten hebben zij elkaar drie keer in persoon ontmoet, waarvan eenmaal in het bijzijn van de minderjarige dochter van de gz-psycholoog. Door meteen na de beëindiging van de behandelrelatie een intensief contact aan te gaan met de cliënt heeft de gz-psycholoog in strijd gehandeld met de voor de gz-psycholoog geldende beroepscode en daarmee de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening overschreden. De klacht is in zoverre gegrond. Ook heeft zij haar geheimhoudingsplicht geschonden door met de cliënt cliëntgegevens van anderen met de cliënt te delen. Er is geen seksueel grensoverschrijdend gedrag vastgesteld.De gz-psycholoog staat niet meer ingeschreven in het BIG-register. Het college zal om die reden, en gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen, aan de gz-psycholoog de maatregel opleggen van ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven. Gelet op de relatief jonge leeftijd van de gz-psycholoog en het feit dat zij zich toetsbaar heeft opgesteld, ziet het college aanleiding om de maatregel voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat de gz-psycholoog gedurende de proeftijd van twee jaar een behandeling bij een erkende leertherapeut zal volgen en daarbij de aanwijzingen opvolgt zoals geformuleerd in de beslissing. Klacht deels gegrond verklaard. Voorwaardelijke ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5490

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De klacht hangt samen met zaak A2023/5491.Klager verwijt de huisarts dat zij hem niet eerder heeft ingestuurd voor een scan, terwijl bij bloedonderzoek in 2021 al hoge ontstekingswaarden zijn gemeten en hij meerdere keren met klachten in de huisartsenpraktijk is langsgekomen. Dit heeft tot gevolg gehad dat klager ongeneeslijk ziek is geworden, aldus klager.Het college kan volgen dat de huisarts tijdens het consult in 2021 geen verder onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van de ontstekingswaarden, omdat zij hier een passende verklaring voor had. Ook in augustus 2022 heeft de huisarts naar het oordeel van het college voldoende onderzoek gedaan. Het kan de huisarts niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij niet verder onderzoek heeft gedaan naar de verhoogde ontstekingswaarden die in juli 2022 waren gemeten. Deze waarden zijn toen beoordeeld door de waarnemend huisarts en de huisarts is in augustus 2022 verdergegaan met een beleid dat was gebaseerd op de door de waarnemend huisarts aan haar overgedragen informatie blijkens het dossier. In het dossier had de waarnemend huisarts genoteerd dat verder onderzoek moest worden gedaan vanwege de geringe bloedarmoede en zijn geen opmerkingen gemaakt over de ontstekingswaarde. De huisarts mocht redelijkerwijs op die informatie van haar collega afgaan. Ook op dit moment was zij dan ook niet gehouden tot enige doorverwijzing. Klacht ongegrond verklaard. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5491

    Gegronde klacht tegen een huisarts. De klacht hangt samen met zaak A2023/5490. Klager verwijt de huisarts dat hij hem niet eerder heeft ingestuurd voor een scan, terwijl bij bloedonderzoek in juli 2021 al hoge ontstekingswaarden zijn gemeten en hij meerdere keren met klachten in de huisartsenpraktijk is langsgekomen. Dit heeft tot gevolg gehad dat klager ongeneeslijk ziek is geworden, aldus klager.Het college is van oordeel dat de huisarts bij het consult van 5 januari 2022 niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Klager had op dat moment sinds meerdere weken buikpijnklachten, maar de huisarts kon deze klachten niet verklaren. De uitslag van het urineonderzoek van 29 december 2021 bood geen verklaring voor de klachten, omdat hierbij geen afwijkingen waren gevonden. Rekening houdend met de gemeten bloedwaarden van juli 2021 waarbij een verhoogde bezinking was gemeten, had de huisarts als redelijk handelend huisarts de bezinking opnieuw moeten laten controleren. Verder had hij tijdens dit consult een lichamelijk onderzoek behoren te verrichten. Pas op basis van de uitkomsten van dat lichamelijk onderzoek had de huisarts zijn beleid nader dienen te bepalen, daaronder begrepen een eventuele verwijzing voor nader onderzoek. Ook bij het consult in juli 2022 had de huisarts gelet op de resultaten van het bloedonderzoek de bezinking nogmaals moeten laten controleren. Pas op basis van de uitkomsten van dat onderzoek had de huisarts zijn beleid nader dienen te bepalen, daaronder begrepen een eventuele doorverwijzing voor nader onderzoek. Het college is verder van oordeel dat de huisarts niet volledig en nauwkeurig is geweest in zijn aantekeningen in het huisartsenjournaal. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TSCTS:2024:3 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2024-03 (2023.V4-REGGEBORG)

    Op 25 december 2022, eerste Kerstdag, lag het ms Reggeborg ten anker op de rede Indian River anchorage D, circa 11 nautische mijlen ten oosten van Bethany Beach, Delaware, USA (bijlage 4, 32, 40 en 55). Aan boord werd er een speenvarken geroosterd op een barbecue (bbq). De bbq bevond zich in de lashing store cq fanroom aan stuurboord op het upper tween deck, een besloten ruimte waar niet geventileerd werd. Er stonden wel 2 deuren open, namelijk de toegangsdeur vanaf het raised quarter deck en de toegangsdeur naar ruim 2. Tijdens het roosteren van het speenvarken in die ruimte zijn kort achter elkaar 3 bemanningsleden onwel geraakt door koolmonoxide vergiftiging. Zij zijn met behulp van een hijsharnas uit de besloten ruimte geholpen door andere bemanningsleden. Eenmaal aan dek zijn er nog 2 bemanningsleden, die bij de bbq aanwezig waren, onwel geraakt. De 5 bemanningsleden, die door het inademen van koolmonoxide onwel waren geworden, zijn met een kustwachtvaartuig van boord gehaald, overgezet op een brandweerboot en naar de wal gebracht. Daar hebben zij een paar uur in een ziekenhuis doorgebracht voor medische beoordeling, behandeling en monitoring. Rond middernacht dezelfde dag, waren zij weer terug aan boord.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5812

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager is de echtgenoot van de overleden patiënte. De klacht heeft betrekking op de huisartsgeneeskundige zorg die de huisarts aan patiënte heeft verleend nadat zij aan de huisartspraktijk had gemeld dat zij was besmet met Covid-19. Klager verwijt de huisarts dat hij na de besmetting de klachten van patiënte onvoldoende heeft uitgevraagd en het beloop niet heeft gemonitord, verder heeft hij haar ten onrechte niet op het spreekuur laten komen. De klacht richt zich op drie contactmomenten. Het college overweegt het volgende. Bij het eerste contactmoment, waar de Covid-19 uitslag werd doorgegeven aan de huisartsenpraktijk, kon de huisarts volstaan met kennisneming van de uitslag. Niet gebleken is dat op dat moment aan de huisarts kenbaar is gemaakt dat patiënte klachten had die anders van aard waren dan gangbare Corona klachten of dat patiënte verhoogd risico liep.Bij het tweede contactmoment kon de huisarts volstaan met het voorschrijven van pijnmedicatie, gepaard met de mededeling aan patiënte (via de doktersassistente) dat zij contact moest opnemen bij toename of verandering van haar klachten. De resterende klachten pasten goed bij de besmetting. Bij het derde contactmoment mocht de huisarts op basis van de informatie van de assistente constateren dat er geen andere klachten bijgekomen waren ten opzichte van het tweede contactmoment en dat er geen risicofactoren bestonden wat betreft complicaties of andere ziektebeelden. Op grond daarvan en gegeven de duur van het tijdsverloop sinds de Covid-19 besmetting, mocht hij het voortduren van de forse hoofdpijn (na uitwerking van de pijnstillers) en de overige klachten van patiënte nog steeds aan de Covid-19 besmetting toeschrijven. Klacht ongegrond verklaard.