ECLI:NL:TADRSHE:2024:40 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-882/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:40
Datum uitspraak: 04-03-2024
Datum publicatie: 05-03-2024
Zaaknummer(s): 23-882/DB/LI
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij bij de behandeling van klaagsters zaak onvoldoende voortvarendheid heeft betracht, onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd over de voortgang van de zaak en e-mailberichten van de advocaat van klaagsters wederpartij onbeantwoord heeft gelaten. Op grond van de aard en ernst van het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt en rekening houdend met het feit dat klaagster nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad een waarschuwing een passende maatregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 4 maart 2024

in de zaak 23-882/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Bij klachtformulier van 3 april 2023 en e-mail van 19 april 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 15 december 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-043 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 januari 2024. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door de heer H.M., en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, van de bijlagen 1 tot en met 7 en van de volgende nagekomen stukken:

  • De e-mail met bijlage van verweerster d.d. 29 december 2023;
  • De e-mail van klaagster d.d. 1 januari 2024;
  • De e-mail met bijlagen van klaagster d.d. 5 januari 2024.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Klaagster heeft een geschil met de verhuurder van de door haar bewoonde woning over gebreken aan de woning. Klaagster heeft zich tot verweerster gewend voor rechtsbijstand. Verweerster heeft klaagster bijgestaan op basis van een toevoeging.

2.3     Op 31 oktober 2022 heeft het intakegesprek plaatsgevonden. Verweerster heeft op 22 november 2022 een opdrachtbevestiging en een conceptbrief aan de verhuurder aan klaagster toegestuurd. Na op 24 november 2022 van klaagster verkregen akkoord heeft verweerster de brief op 29 november 2022 aan de verhuurder verzonden.

2.4     Bij e-mail van 8 december 2022 heeft de advocaat van de verhuurder aan verweerster kenbaar gemaakt de gebreken te willen herstellen en enkele data voorgesteld. Verweerster heeft deze e-mail op 12 december 2022 aan klaagster doorgestuurd. Klaagster heeft bij e-mails aan verweerster van 20 en 21 december 2022 gereageerd.

2.5     In de periode van 31 december 2022 – begin januari 2023 hebben klaagster en verweerster via e-mail contact gehad over de kapotte cv-ketel. Klaagster heeft hierover zelf contact gezocht met de verhuurder, die een nieuwe ketel heeft laten installeren.

2.6     Bij e-mail van 7 januari 2023 heeft verweerster klaagster geadviseerd haar medewerking te verlenen aan herstel van de gebreken. Bij e-mail van 9 januari 2023 heeft klaagster aan verweerster vragen gesteld over de mogelijkheden en aan verweerster gevraagd of er al een verzoek was ingediend bij de kantonrechter. Verweerster heeft klaagster naar aanleiding van deze e-mail tevergeefs geprobeerd te bellen.

2.7     Bij e-mail van 25 januari 2023 heeft de advocaat van de verhuurder verweerster als volgt bericht:

         “Op mijn mail aan u van 8 december 2022 heb ik geen reactie ontvangen. Aan het verzoek zoals beschreven in die e-mail is geen gevolg  gegeven. Met als gevolg dat uw cliënte cliënte opnieuw niet in de gelegenheid heeft gesteld de gebreken te laten herstellen. Terwijl cliënte welwillend is. U zult begrijpen dat dit volledig voor rekening en risico komt voor uw cliënte. Ondertussen heeft cliënte in het gehuurde een nieuwe cv-ketel laten installeren. De werkzaamheden met betrekking tot die installatie hebben plaatsgevonden op 13 januari jl.

         Cliënte wil nu op korte termijn ook in de gelegenheid worden gesteld de gebreken te laten herstellen. Daarom verzoek ik u mij uiterlijk 30 januari 2023 schriftelijk mee te delen op welke datums gelegen in de komende 5 weken uw cliënte cliënte hiertoe alsnog in de gelegenheid kan stallen. Zodat hiervoor een afspraak kan worden gemaakt. Ontvang ik opnieuw geen reactie of een negatieve reactie, dan neemt cliënte passende maatregelen. (…)”

2.8     Verweerster heeft niet op het e-mailbericht van 25 januari 2023 gereageerd. De advocaat van de verhuurder heeft verweerster bij e-mail van 2 februari 2023 een rappel gestuurd. Verweerster heeft niet op het e-mailbericht van 2 februari 2023 gereageerd.

2.9     Bij e-mail van 3 maart 2023 heeft de advocaat van de verhuurder klaagster rechtstreeks benaderd met de vraag of verweerster haar nog bijstond, aangezien hij van verweerster geen reactie had ontvangen op zijn e-mails van 8 december 2022, 25 januari en 2 februari 2023.

2.10   Bij e-mail van 8 maart 2023 heeft klaagster verweerster gevraagd of zij klaagster wilde bijstaan indien klaagster door de verhuurder zou worden gedagvaard.

2.11   Bij e-mail van 19 maart 2023 heeft klaagster verweerster gevraagd naar de stand van zaken en heeft zij aangekondigd een klacht bij de deken te zullen indienen indien verweerster niet binnen veertien dagen zou reageren.

2.12   Op 23 maart 2023 heeft verweerster klaagster uitgenodigd voor een bespreking. Klaagster heeft aangegeven daaraan geen behoefte meer te hebben.

2.13   Bij klachtformulier van 3 april 2023 en e-mail van 19 april 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2.14   Klaagster heeft zich voor verdere rechtsbijstand gewend tot mr. V, advocaat. Verweerster heeft klaagsters dossier overdragen aan mr. V. Verweerster heeft bij de overdracht van de toevoeging aan mr. V geen aanspraak gemaakt op compensatie van de door haar aan klaagsters zaak bestede uren.

3 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

1.           Verweerster is tekort geschoten in de bijstand van klaagster;

2.           Verweerster is tekort geschoten in de communicatie met klaagster;

3.           Verweerster heeft verzuimd een verzoek in te dienen bij de kantonrechter;

4.           Verweerster heeft de toevoeging opgesoupeerd, waardoor klaagster geen andere advocaat bereid heeft kunnen vinden om de behandeling van de zaak over te nemen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

5.1     De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klaagster. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2     Kwaliteit bijstand en communicatie

          Klaagster verwijt verweerster dat zij is tekort geschoten in de bijstand van en in de communicatie met klaagster. Omdat de klachtonderdelen 1 en 2 zich lenen voor gezamenlijke behandeling zal de raad deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen. Gedragsregel 16 bepaalt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op de advocaat te rusten. De raad stelt vast dat een deugdelijke opdrachtbevestiging ontbreekt en dat een exacte omschrijving van de opdracht, een inschatting van de goede en kwade kansen en een (eerste) advies of plan van aanpak niet schriftelijk zijn vastgelegd.

5.3     Verder staat vast dat verweerster klaagsters zaak op 31 oktober 2022 in behandeling heeft genomen en dat de opdrachtbevestiging en de eerste conceptbrief aan de wederpartij dateren van 22 november 2022.  De raad stelt voorts vast dat niet is gebleken van enige concrete actie van verweerster in klaagsters dossier in de periode van 31 oktober 2022 tot 22 november 2022 en in de periode van 7 januari 2023 tot 23 maart 2023, terwijl de zaak dit wel verlangde en terwijl zowel klaagster als de wederpartij in de laatstgenoemde periode wel meerdere pogingen hebben ondernomen om met verweerster in contact te komen. De vragen over de aanpak en voortgang van de zaak die klaagster in de e-mailberichten van 20 en 21 december 2022 en 9 januari 2023 heeft gesteld heeft verweerster onbeantwoord gelaten. Verweerster heeft niet gereageerd op het door de advocaat van de verhuurder bij e-mail van 8 december 2022 geformuleerde aanbod tot herstel en ook op de e-mails van de advocaat van de verhuurder van 25 januari en 2 februari 2023 heeft verweerster niet gereageerd. De advocaat van de verhuurder heeft zich uiteindelijk genoodzaakt gezien om zich rechtstreeks tot klaagster te wenden.

5.4     De raad overweegt in dit verband dat een advocaat gehouden is de hem opgedragen werkzaamheden met de nodige voortvarendheid voor zijn cliënt te verrichten. Van feiten en omstandigheden die voldoende rechtvaardiging vormden voor het gedurende lange tijd ontbreken van concrete actie in klaagsters zaak is naar het oordeel van de raad niet gebleken. De door verweerster aangevoerde omstandigheid dat e-mailberichten abusievelijk in de spambox terecht zijn gekomen vormt in elk geval niet een dergelijke omstandigheid. Van een behoorlijk handelend advocaat mag verder worden verwacht dat deze de cliënt naar behoren op de hoogte houdt van de voortgang van de zaak of van zaken die de voortgang belemmeren. Ook op dit punt heeft verweerster verzaakt. Naar het oordeel van de raad klaagt klaagster kortom terecht over het feit dat de zaak te lang stil heeft gelegen.

5.5     De raad concludeert op grond van het voorgaande dat verweerster over deze voor klaagster belangrijke kwestie onvoldoende met haar heeft gecommuniceerd en dat zij niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond verklaren.

5.6     Indienen verzoek bij kantonrechter

Klaagster verwijt verweerster verder dat zij heeft verzuimd een verzoek in te dienen bij de kantonrechter (klachtonderdeel 3). De raad overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de verhuurder zich bij e-mail van 8 december 2022 bereid heeft verklaard om over te gaan tot herstel. Bij die stand van zaken lag het voorleggen van de kwestie aan de kantonrechter niet in de rede. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij geen procedure bij de kantonrechter aanhangig heeft gemaakt. Klachtonderdeel 3 is derhalve ongegrond.

5.7     Opsouperen toevoeging

Klaagster verwijt verweerster tot slot dat zij de toevoeging heeft opgesoupeerd, waardoor klaagster geen andere advocaat bereid heeft kunnen vinden om de behandeling van de zaak over te nemen (klachtonderdeel 4). De raad overweegt dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat klaagster een andere advocaat, mr. V, in de arm heeft genomen die de behandeling van het dossier en de toevoeging van verweerster heeft overgenomen. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat voorts vast dat verweerster bij de overdracht van de toevoeging aan mr. V geen aanspraak heeft gemaakt op verrekening van de door haar aan klaagsters zaak bestede uren. De raad is dan ook van oordeel dat de feitelijke grondslag van dit klachtonderdeel ontbreekt. Klachtonderdeel 4 is om die reden ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1     Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij bij de behandeling van klaagsters zaak onvoldoende voortvarendheid heeft betracht, onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd over de voortgang van de zaak en e-mailberichten van de advocaat van klaagsters wederpartij onbeantwoord heeft gelaten. Op grond van de aard en ernst van het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt en rekening houdend met het feit dat klaagster nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad een waarschuwing een passende maatregel.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1     Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart,moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) €   50,- reiskosten van klaagster;

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3     Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4     Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok, H.C. Struijk, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2024.

Griffier                                                                          Voorzitter

Verzonden op: 4 maart 2024