ECLI:NL:TGZRAMS:2024:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3509

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:42
Datum uitspraak: 01-03-2024
Datum publicatie: 01-03-2024
Zaaknummer(s): A2021/3509
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, doorhaling inschrijving register
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De Inspectie verwijt de gz-psycholoog dat zij ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld door direct na het beëindigen van de behandelrelatie met een cliënt gedurende lange tijd intensief privécontact met de cliënt te onderhouden, onder andere via WhatsApp en door middel van persoonlijke afspraken. Bovendien heeft de gz-psycholoog behandelinformatie over andere cliënten met de cliënt gedeeld en aldus haar geheimhoudingsplicht geschonden.Vast staat dat er tussen de cliënt en de gz-psycholoog direct na het beëindigen van de behandelrelatie intensief contact is ontstaan. Dat contact verliep voornamelijk via WhatsApp, waarbij het regelmatig ging om honderden berichten per avond. Ook hebben de cliënt en de gz-psycholoog contact met elkaar gehad per e-mail. Naast deze contacten hebben zij elkaar drie keer in persoon ontmoet, waarvan eenmaal in het bijzijn van de minderjarige dochter van de gz-psycholoog. Door meteen na de beëindiging van de behandelrelatie een intensief contact aan te gaan met de cliënt heeft de gz-psycholoog in strijd gehandeld met de voor de gz-psycholoog geldende beroepscode en daarmee de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening overschreden. De klacht is in zoverre gegrond. Ook heeft zij haar geheimhoudingsplicht geschonden door met de cliënt cliëntgegevens van anderen met de cliënt te delen. Er is geen seksueel grensoverschrijdend gedrag vastgesteld.De gz-psycholoog staat niet meer ingeschreven in het BIG-register. Het college zal om die reden, en gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen, aan de gz-psycholoog de maatregel opleggen van ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven. Gelet op de relatief jonge leeftijd van de gz-psycholoog en het feit dat zij zich toetsbaar heeft opgesteld, ziet het college aanleiding om de maatregel voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat de gz-psycholoog gedurende de proeftijd van twee jaar een behandeling bij een erkende leertherapeut zal volgen en daarbij de aanwijzingen opvolgt zoals geformuleerd in de beslissing. Klacht deels gegrond verklaard. Voorwaardelijke ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven. Publicatie.

A2021/3509
Beslissing van 1 maart 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 1 maart 2024 op de klacht van:

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,
gevestigd te Utrecht,
klaagster, hierna: de Inspectie,
gemachtigden: mr. A.A.B. Cornelissen en E.L. van Slooten MBA,

tegen

A,
destijds gz-psycholoog,
destijds werkzaam te B,
verweerster.

Hoewel verweerster niet meer als gz-psycholoog is ingeschreven in het BIG-register, wordt zij in deze beslissing voor de leesbaarheid nog wel als gz-psycholoog aangeduid.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De gz-psycholoog heeft gedurende enkele maanden een behandelrelatie gehad met een cliënt die gedurende het behandeltraject verliefde gevoelens voor haar heeft ontwikkeld. De Inspectie verwijt de gz-psycholoog dat zij ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld door direct na het beëindigen van de behandelrelatie gedurende lange tijd intensief privécontact met de cliënt te onderhouden, onder andere via WhatsApp en door middel van persoonlijke afspraken.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht overwegend gegrond is en legt de gz-psycholoog als maatregel een voorwaardelijk verbod tot herinschrijving in het BIG-register op. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift van de oorspronkelijke klager – de hiervoor genoemde cliënt –, ontvangen op 30 september 2021, met bijlagen, waaronder een gedeelte van de hierna genoemde WhatsAppberichten en e-mails;
- het verweerschrift met bijlagen, waaronder de complete WhatsApp- en e-mailwisseling;
- het proces-verbaal van het op 23 december 2021 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- het aanvullende klaagschrift van de Inspectie met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2022;
- het aanvullende verweerschrift.

2.2 Uit het dossier blijkt verder dat de procedure als volgt is verlopen. De cliënt heeft op 30 september 2021 een klacht ingediend tegen de gz-psycholoog. Op 23 december 2021 hebben partijen de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). De gz-psycholoog heeft daarvan gebruik gemaakt. Bij brief van 7 februari 2022, ontvangen op 9 februari 2022, heeft de cliënt de klacht ingetrokken. Bij beslissing van 20 april 2022 heeft dit college beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend zou worden voortgezet. Op grond van artikel 65d lid 3 Wet BIG is de Inspectie daarna aangemerkt als klager.

2.3 De gz-psycholoog is tegen de beslissing tot voortzetting in het algemeen belang in beroep gekomen. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft bij beslissing van 3 oktober 2022, zaaknummer C2022/1632, de gz-psycholoog niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. De gz-psycholoog heeft verzet aangetekend tegen die beslissing. Bij beslissing van 5 juli 2023 met hetzelfde zaaknummer heeft het Centraal Tuchtcollege het verzet ongegrond verklaard.

2.4 De zaak is op 13 oktober 2023 behandeld op een openbare zitting van dit college en is toen aangehouden vanwege een wrakingsverzoek jegens de voorzitter van het toen zittende college. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 21 november 2023 ongegrond verklaard. De wrakingskamer heeft bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin die zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Op de openbare zitting van 19 januari 2024 is de zaak behandeld in een gewijzigde samenstelling van het college. Daarom is opnieuw met de behandeling begonnen. De partijen zijn verschenen. De gz-psycholoog werd bijgestaan door een vriendin, mevrouw C. De inspectie heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht en de daarbij voorgelezen pleitnotities aan het college en de wederpartij overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De gz-psycholoog is van juni 2011 tot 6 januari 2023 als zodanig ingeschreven geweest in het BIG-register.

3.2 De cliënt is in de periode mei 2015 tot en met november 2015 in behandeling geweest bij de gz-psycholoog als onderdeel van zijn behandeling bij een psychiater. In september 2015 stuurt de cliënt een e-mail aan de gz-psycholoog, waarin hij aangeeft verliefde gevoelens voor haar te hebben ontwikkeld. Deze gevoelens worden vervolgens besproken in de therapie, waarna deze lijken te verdwijnen of in ieder geval minder aanwezig zijn. Als de gevoelens begin november weer terugkomen, beëindigt de gz-psycholoog de behandelrelatie op 9 november 2015. Zij draagt de behandeling over aan een collega binnen dezelfde praktijk. Een dag na het beëindigen van de behandelrelatie is er op initiatief van de cliënt een e-mailwisseling tussen de cliënt en de gz-psycholoog. Op 12 november 2015 neemt de gz-psycholoog via WhatsApp contact op met de cliënt, waarbij zij een vraag stelt over de e-mailwisseling. Vanaf dat moment ontstaat er gedurende enkele maanden een intensief contact tussen de cliënt en de gz-psycholoog. Hierbij gaat het om frequent WhatsAppcontact, e-mails, het delen van privéfoto’s en drie persoonlijke afspraken, waarbij eenmaal de minderjarige dochter van de gz-psycholoog aanwezig is. Na die eerste maanden van intensief contact is er gedurende enkele jaren sprake van minder intensief en onregelmatig contact.

3.3 Op 6 januari 2023 is de gz-psycholoog doorgehaald in het BIG-register, omdat zij ervoor gekozen heeft de termijn voor de herregistratie te laten verlopen.

4. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
4.1 De Inspectie verwijt de gz-psycholoog dat zij ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld bij een kwetsbare cliënt, door zonder afkoelingsperiode privécontact met deze voormalige cliënt aan te gaan en voort te zetten, ondanks dat de cliënt een aantal malen heeft aangegeven het contact te willen beëindigen. In dat contact werden – in hoeveelheid, tijdstippen, periode en wat inhoud betreft – grenzeloos WhatsAppberichten uitgewisseld. Het gaat om meer dan tienduizend appberichten in de eerste drie maanden. De berichten beginnen om 7:00 uur en eindigen na 24:00 uur. Zij gaan onder andere over gevoelens, relaties, thuissituaties, dagelijkse bezigheden en angsten van zowel de gz-psycholoog als de cliënt. Bovendien was er volgens de Inspectie interferentie met de overgedragen behandeling. Die was meermalen onderwerp van gesprek tussen de gz-psycholoog en de cliënt. Daarnaast sprak de gz-psycholoog volgens de WhatsAppberichten ook met de hoofdbehandelaar en de opvolgende behandelende gz-psycholoog over de cliënt. Bovendien heeft de gz-psycholoog behandelinformatie over andere cliënten met de cliënt gedeeld en aldus haar geheimhoudingsplicht geschonden. Daarmee heeft de gz-psycholoog gehandeld in strijd met de professionele standaarden en dus met de zorg die zij ten opzichte van de cliënt had behoren te betrachten, aldus de Inspectie. In het oorspronkelijke klaagschrift heeft de cliënt de gz-psycholoog ook seksueel grensoverschrijdend gedrag verweten.

4.2 De gz-psycholoog heeft aangevoerd dat in haar beleving geen sprake is geweest van grensoverschrijdend handelen. Zij heeft de behandeling tijdig overgedragen aan een collega. Het privécontact heeft pas plaatsgevonden na het beëindigen van de behandelrelatie. Het doel van het voortzetten van het contact was om een terugval van de voormalige cliënt in eenzaamheid en de daardoor veroorzaakte pijn te voorkomen. Zij wilde hem de gelegenheid geven te oefenen in het opbouwen van verbinding, met het doel dat hij dit ook zou kunnen opbouwen met anderen. Zij heeft dit besproken met de behandelende psychiater en de opvolgende gz-psycholoog. Die vonden dat volgens de gz-psycholoog een goed idee. Zij heeft de voormalige cliënt de gelegenheid gegeven om te stoppen met het contact, maar hij wilde het contact dan toch telkens weer voortzetten.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 In artikel 47 lid 4 van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bepaald dat in geval van doorhaling van een inschrijving in het register de betrokken zorgverlener aan tuchtrechtspraak onderworpen blijft voor handelen of nalaten gedurende de tijd dat de zorgverlener in het register ingeschreven stond. Nu de gz-psycholoog in de periode waar de klacht op ziet, ingeschreven was in het BIG-register, kan het college de klacht behandelen.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 De vraag is of de gz-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gz-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de destijds voor gz-psychologen geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Eerste klachtonderdeel: grensoverschrijdend handelen
5.3 In het algemeen geldt binnen een behandelrelatie dat de cliënt of patiënt zich in een afhankelijke positie bevindt ten opzichte van de zorgverlener. Daarom mag vanuit een oogpunt van goede zorg van een vriendschappelijke of intieme relatie tussen beiden geen sprake zijn. Het is aan de zorgverlener om de grenzen van de behandelrelatie te bewaken. Dat uitgangspunt is voor gz-psychologen uitgewerkt in de beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen (hierna: de beroepscode) uit 2015. Daarin is onder meer opgenomen dat psychologen respect tonen voor de fundamentele rechten en waardigheid van betrokkenen. Zij respecteren het recht van de betrokkenen op privacy en vertrouwelijkheid en bevorderen hun zelfbeschikking en autonomie (artikel 12). Ook vermeldt de beroepscode dat psychologen zich onthouden van gedragingen waarvan zij weten of redelijkerwijs kunnen voorzien dat deze het vertrouwen in de wetenschap van de psychologie, de psychologiebeoefening of in collega’s kunnen schaden (artikel 18). In de beroepscode is ook opgenomen dat psychologen geen misbruik maken van hun psychologische kennis en vaardigheden of van het overwicht dat voortvloeit uit hun deskundigheid of positie (artikel 42). Verder dienen psychologen vermenging te vermijden van professionele rollen met niet-professionele rollen die elkaar zodanig kunnen beïnvloeden dat zij niet meer in staat kunnen worden geacht een professionele afstand tot de betrokkene(n) te bewaren of waardoor de belangen van de betrokkene(n) kunnen worden geschaad (artikel 52). Verder vermeldt de beroepscode dat psychologen zich bij het aangaan van een persoonlijke relatie na het beëindigen van de professionele relatie ervan vergewissen dat de voorgaande professionele relatie geen onevenredige betekenis meer heeft (artikel 55). Ook mogen zij niet verder doordringen in het privéleven van de betrokkene dan voor het doel van hun beroepsmatig handelen noodzakelijk is (artikel 57).

5.4 Vast staat dat er tussen de cliënt en de gz-psycholoog direct na het beëindigen van de behandelrelatie intensief contact is ontstaan. Dat contact verliep voornamelijk via WhatsApp, waarbij het regelmatig ging om honderden berichten per avond. Ook hebben de cliënt en de gz-psycholoog contact met elkaar gehad per e-mail. Naast deze contacten hebben zij elkaar drie keer in persoon ontmoet, waarvan eenmaal in het bijzijn van de minderjarige dochter van de gz-psycholoog. In de WhatsAppgesprekken en de e-mail-wisseling valt te lezen dat de cliënt en de gz-psycholoog uitgebreid praten over de psychische problemen van de cliënt en over hoe hij hiermee om kan gaan, waarbij de gz-psycholoog duidelijk gebruik maakt van haar professionele kennis. Bovendien benoemt en bespreekt de gz-psycholoog in de WhatsAppberichten uitgebreid haar persoonlijke drijfveren, haar gedragspatronen in eerdere relaties, haar gevoelens – ook die voor de cliënt – en haar angsten. Ook wordt gesproken over de therapie die de cliënt volgt bij de collega aan wie de gz-psycholoog de behandeling heeft overgedragen. De gz-psycholoog doet daarbij ook suggesties, bijvoorbeeld om de moeder van de cliënt mee te nemen naar de therapie.

5.5 Door meteen na de beëindiging van de behandelrelatie een intensief contact aan te gaan met de cliënt heeft de gz-psycholoog in strijd gehandeld met de hierboven benoemde beroepscode en daarmee de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening overschreden. De gz-psycholoog heeft verklaard dat zij zich hiervan bewust was en is, en ook dat zij toentertijd bekend was met de inhoud van de beroepscode. Dit blijkt ook uit de WhatsAppberichten, waarin zij verwijst naar de beroepscode. De gz-psycholoog heeft aangevoerd dat zij bewust en beredeneerd is afgeweken van de beroepscode, omdat zij dit in het belang van de cliënt vond. Zij heeft dit op een transparante wijze gedaan met medeweten en instemming van de behandelende psychiater en de opvolgende gz-psycholoog, waarbij zij al het schriftelijke contact – het college begrijpt: de contacten via WhatsApp en e-mail – heeft gearchiveerd, aldus de gz-psycholoog.

5.6 Het college overweegt dat ook, of beter: juist, onder de door de gz-psycholoog geschetste omstandigheden de beroepscode leidend is. Afwijken van de normen in de beroepscode mag alleen onder heel bijzondere omstandigheden. De beroepscode vermeldt met zoveel woorden in artikel 3: “Als de uitzonderlijke situatie zich voordoet dat psychologen redenen hebben om af te wijken van de door de beroepscode voorgeschreven handelwijze, zonder dat er sprake is van tegenstrijdige codeartikelen zoals bedoeld in het vorige artikel, dan dienen zij de beroepsvereniging te raadplegen of een vakgenoot die niet rechtstreeks bij de professionele relatie is betrokken. Dit doen zij voordat zij beslissen over hun handelwijze. Als de genomen beslissing afwijkt van de beroepscode, moet deze grondig worden gemotiveerd. Uit de motivering moet blijken dat de handelwijze die strijdig is met bepaalde bepalingen van de beroepscode, wel in overeenstemming is met de overige bepalingen van de beroepscode en het resultaat is van een zorgvuldige belangenafweging.” Uit wat de gz-psycholoog heeft aangevoerd, blijkt niet dat zij de beroepsvereniging of een niet rechtstreeks bij de behandelrelatie betrokken vakgenoot heeft geraadpleegd. Het belang van de cliënt om te oefenen met het maken van verbinding kan ook niet als een goede reden gelden om af te wijken van de bepalingen van de beroepscode, omdat het bieden van die gelegenheid niet los kan worden gezien van de eigen (onbewuste) belangen van de gz-psycholoog; op de zitting heeft zij ook verklaard dat zij in een glijdende schaal terecht is gekomen en dat zij zich met de kennis van nu heeft gerealiseerd dat zij in de reddersrol zat. De beroepscode is juist met het oog op situaties als die van de gz-psycholoog geschreven en haar handelwijze was bovendien niet in overeenstemming met de overige bepalingen van de beroepscode. Een belangrijk doel van de beroepscode is ook het voorkomen van vermenging van professionele en niet-professionele rollen, omdat de relatie tussen een psycholoog en een cliënt in aanleg ongelijk is en daardoor gemakkelijk kan leiden tot afhankelijkheid van de betrokkene. Dat is in dit geval ook gebeurd. De gz-psycholoog benoemt wel dat zij persoonlijke dingen met de cliënt deelt om het contact gelijkwaardiger te maken, maar uit de aard van de voorgaande behandelrelatie was van gelijkwaardigheid geen sprake. De cliënt benoemt ook een aantal keren zijn afhankelijkheid van de gz-psycholoog en wantrouwen over haar motieven. Juist omdat het hier gaat om een bekende valkuil is het van belang om de beroepscode in acht te nemen, die niet alleen is geschreven ter bescherming van de cliënt, maar ook ter bescherming van gz-psychologen. Dat in de relatie tussen de gz-psycholoog en de cliënt sprake is geweest van rolvermenging heeft de gz-psycholoog zelf ook onder woorden gebracht door het benoemen van haar positie als redder.

5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de gz-psycholoog de geldende professionele grenzen ernstig heeft overschreden. Zij heeft de behandelrelatie weliswaar correct beëindigd en de behandeling aan een andere gz-psycholoog overgedragen, maar niet gebleken is dat zij zich daarna, bij het aangaan van de persoonlijke relatie, ervan heeft vergewist dat de voorgaande professionele relatie geen onevenredige betekenis meer had. Gelet op de kort voor de beëindiging van de behandelrelatie opnieuw door de cliënt geuite verliefdheids-gevoelens, die blijkens de WhatsAppwisseling ook daarna bleven bestaan, had de gz-psycholoog behoren te begrijpen dat die behandelrelatie nog steeds een grote rol speelde. De naar zijn aard ongelijkwaardige behandelrelatie werkte duidelijk door in de persoonlijke relatie; door de inhoudelijke kennis van de gz-psycholoog had zij overwicht in de relatie en bleef de cliënt zich afhankelijk van haar voelen. Dit is des te kwalijker, omdat zij ook bemoeienis bleef houden met de behandeling door daarover met de cliënt en zijn behandelaren te spreken. Verder is de gz-psycholoog heel diep doorgedrongen in het privéleven van de cliënt door de zeer grote hoeveelheid WhatsAppberichten, die bovendien gedurende de eerste drie maanden vrijwel ononderbroken over en weer werden gestuurd en waarin heel vaak indringend gevoelens en andere kwesties werden geanalyseerd. Op de momenten dat de cliënt aangaf dat hij het contact liever wilde beëindigen, heeft de gz-psycholoog deze gelegenheden niet aangegrepen om het contact daadwerkelijk te stoppen. Dat de cliënt terugkwam op zijn wens maakt dat niet verschoonbaar. Door het handelen van de gz-psycholoog heeft zij de cliënt in zijn autonomie en zijn recht op privacy geschaad en daarmee onvoldoende respect getoond voor zijn fundamentele rechten en waardigheid. Door haar handelwijze heeft de gz-psycholoog ook het vertrouwen in de psychologiebeoefening geschaad.

Tweede klachtonderdeel: schending beroepsgeheim

5.8 Het college stelt aan de hand van de berichtenwisseling vast dat de gz-psycholoog mededelingen aan de cliënt heeft gedaan over andere (al dan niet voormalige) cliënten van haar of van een tbs-afdeling waar zij stage had gelopen. Hoewel deze niet met naam en toenaam werden genoemd, heeft de gz-psycholoog naar het oordeel van het college wel te veel gedetailleerde informatie van sommige van deze cliënten met de cliënt gedeeld. Zo is de identiteit van één van de personen over wie zij zich uitlaat te herleiden via de pers en heeft zij zich onrespectvol uitgelaten over terbeschikkinggestelden. Dit kan de cliënt het gevoel hebben gegeven dat zij ook informatie over hem, zij het anoniem, met anderen zou kunnen delen. Dit past niet bij professioneel handelen.

5.9 Uit het voorgaande volgt dat het eerste en het tweede klachtonderdeel gegrond zijn.

Derde klachtonderdeel: seksueel grensoverschrijdend gedrag

5.10 Het college overweegt dat de cliënt de gz-psycholoog in zijn klaagschrift heeft verweten dat er zodanige gesprekken over seksuele handelingen hebben plaatsgevonden dat sprake is geweest van – zo begrijpt het college – seksueel grensoverschrijdend gedrag. De gz-psycholoog heeft dit tegengesproken en aan de hand van de berichtenwisseling heeft het college, buiten het feit dat het contact op zichzelf reeds grensoverschrijdend was, geen seksueel grensoverschrijdend gedrag kunnen vaststellen. De Inspectie heeft dit klachtonderdeel ook niet overgenomen. Dit klachtonderdeel is dan ook niet gegrond.

Maatregel
5.11 Bij het beantwoorden van de vraag of, en zo ja, welke maatregel passend en nodig is, vindt het college het volgende van belang.

5.12 Het gedrag van de gz-psycholoog valt haar ernstig te verwijten. Voor de veiligheid en het welzijn van cliënten is het noodzakelijk dat een zorgverlener de professionele grenzen van de beroepsgroep respecteert en in acht neemt. Dit geldt in het bijzonder voor een gz-psycholoog die werkzaam is in de geestelijke gezondheidszorg, vanwege de verhoogde kwetsbaarheid van de aan haar zorg toevertrouwde cliënten. In dit geval was de cliënt ook extra kwetsbaar. Hij had last van verschillende psychische problemen, waarvoor hij onder behandeling was van een psychiater. Bij de keuze van de maatregel moet in dit verband de preventieve werking het uitgangspunt zijn. De gedragingen van de gz-psycholoog zijn zodanig in strijd met wat van een integere en betrouwbare zorgverlener verwacht mag worden dat een beroepsbeperkende maatregel passend en aangewezen is. Daarbij geldt dat de gz-psycholoog, hoewel zij uiteindelijk wel heeft erkend dat zij in de reddersrol terecht is gekomen, er onvoldoende blijk van heeft gegeven dat zij inziet dat zij volstrekt onjuist en grensoverschrijdend heeft gehandeld, met potentieel schadelijke gevolgen voor de cliënt.

5.13 De gz-psycholoog heeft het college duidelijk proberen te maken dat zij oprecht en met de beste intenties voor de cliënt heeft gehandeld. Dit kan het college echter niet in haar voordeel meerekenen, omdat van haar als professionele gz-psycholoog juist verwacht werd dat zij, alvorens het contact voort te zetten, zich rekenschap zou geven van haar goede intenties voor de cliënt tegen het licht van haar eigen motieven. Zij had zich ervan bewust moeten zijn dat zij niet op deze wijze met haar cliënt in contact kon en mocht blijven. Als zij daadwerkelijk uitsluitend in het belang van de cliënt had willen handelen, zou zij het contact met hem direct na het overdragen van de behandeling hebben beëindigd.

5.14 Wel weegt het college in positieve zin mee dat de gz-psycholoog zich in deze procedure open, transparant en toetsbaar heeft opgesteld. Zo heeft zij zelf de complete berichtenuitwisseling aan het college overgelegd en is zij bij het mondelinge vooronderzoek en op de zitting verschenen om verantwoording af te leggen over haar handelwijze. Ook heeft zij verklaard dat zij van deze zaak heeft geleerd en niet nog eens dezelfde fout zou maken als een vergelijkbare situatie aan de orde zou zijn.

5.15 De gz-psycholoog staat op dit moment niet meer ingeschreven in het BIG-register. Dat betekent dat het opleggen van de maatregel van schorsing of doorhaling niet mogelijk is. Het college zal om die reden, en gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen, aan de gz-psycholoog de maatregel opleggen van ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven (artikel 48 lid 4 Wet BIG). Gelet op de relatief jonge leeftijd van de gz-psycholoog en wat onder 5.14 is overwogen, ziet het college aanleiding om de maatregel voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat de gz-psycholoog gedurende de proeftijd van twee jaar een behandeling bij een erkende leertherapeut zal volgen en daarbij de aanwijzingen opvolgt zoals hierna geformuleerd. Indien de gz-psycholoog een dergelijke therapie gaat volgen en goed afrondt, dan blijft daarmee de mogelijkheid bestaan om in haar toekomstige loopbaan desgewenst het beroep van gz-psycholoog uit te oefenen. Mocht zij niet voldoen aan de bijzondere voorwaarden, dan verliest zij definitief het recht om zich opnieuw als gz-psycholoog in het BIG-register in te schrijven. Uit artikel 48 lid 8 Wet BIG volgt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden.

Publicatie
5.16 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere gz-psychologen mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart het derde klachtonderdeel ongegrond;


- verklaart de eerste twee klachtonderdelen gegrond;


- legt de gz-psycholoog de maatregel op van ontzegging van het recht om weer in het BIG-register te worden ingeschreven;


- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het bevoegde regionale tuchtcollege later anders mocht bepalen op de grond dat de gz-psycholoog voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich niet heeft gehouden aan de navolgende bijzondere voorwaarden:
1. de gz-psycholoog stelt zich binnen drie maanden na ingang van de proeftijd onder behandeling van een klinisch psycholoog, tevens erkend leertherapeut (ingeschreven in het Register Leertherapeuten Psychotherapie van de Nederlandse Vereniging van Psychotherapeuten);
2. de gz-psycholoog deelt de Inspectie uiterlijk een week voor aanvang van de behandeling de naam en contactgegevens van de behandelende leertherapeut mee op een wijze in overleg met de Inspectie te bepalen;
3. daarbij geeft de gz-psycholoog schriftelijk toestemming aan de Inspectie voor het inwinnen van informatie bij de leertherapeut over de aard, inhoud en frequentie van de gesprekken en over de voortgang van de behandeling;
4. de gz-psycholoog overhandigt deze beslissing uiterlijk bij aanvang van de therapie aan de leertherapeut en geeft daarbij schriftelijk toestemming aan de leertherapeut om de Inspectie te informeren over de aard, inhoud en frequentie van de gesprekken, over de voortgang van de behandeling en als de behandeling om welke reden dan ook voortijdig wordt afgebroken; de gz-psycholoog stuurt de Inspectie een kopie van de betreffende toestemmingsbrief;
5. de gz-psycholoog informeert de Inspectie uiterlijk een maand na het eerste gesprek met de leertherapeut over het behandelplan en de daarin concreet geformuleerde behandeldoelen, waarvan tenminste deel uitmaken:
a) het verwerven van inzicht in de achtergronden van de ethische uitgangspunten en regels van de beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen in het kader van het versterken van de beroepsethiek en professionele attitude van de gz-psycholoog;
b) het onderkennen van de factoren in de persoonlijkheid van de gz-psycholoog die hebben bijgedragen aan het grensoverschrijdende gedrag in deze zaak en het scheppen van randvoorwaarden die bijdragen aan het voorkomen van dergelijk gedrag in de toekomst;
c) het bewust hanteren van het thema afstand-nabijheid in de therapeutische relatie, het leren herkennen van eigen schema’s en thema’s van tegenoverdracht en van signalen die kunnen wijzen op vervaging van grenzen;
6. de gz-psycholoog voert gedurende het eerste halfjaar van de resterende proeftijd in ieder geval één keer per twee weken een gesprek met de leertherapeut, het tweede halfjaar één keer per maand en in het restant van de proeftijd daarna nog één keer per drie maanden;
7. de gz-psycholoog informeert de Inspectie na twaalf sessies bij de leertherapeut schriftelijk over de voortgang van de behandeling; deze informatie dient in ieder geval te bevatten de data en de inhoud van de gesprekken en een reflectieverslag van de gz-psycholoog over de bereikte resultaten of inzichten in het licht van de behandeldoelen, alsmede een verklaring van de leertherapeut over de ontwikkeling van de therapie tot dat moment;
8. als de leertherapeut vóór het einde van de proeftijd van oordeel is dat de met de behandeling te behalen doelen voldoende zijn bereikt, dan informeert de gz-psycholoog de Inspectie hierover door middel van een door de leertherapeut gemotiveerde en ondertekende verklaring;
9. de gz-psycholoog stelt de Inspectie ervan op de hoogte als zij voornemens is zich voor het einde van de proeftijd in het BIG-register te herregistreren als gz-psycholoog;


- draagt de Inspectie op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden;


- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften De Psycholoog, De Pedagoog en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht.

Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, L.A.B.M. Wijntjens, lid-jurist, L.P.T. Raijmakers, E.H. Muste en C. Oele, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E. Veeren, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.