ECLI:NL:TACAKN:2024:7 Accountantskamer Zwolle 23/1176 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2024:7
Datum uitspraak: 04-03-2024
Datum publicatie: 04-03-2024
Zaaknummer(s): 23/1176 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: In opdracht van een geschillencommissie die een bindend advies moest uitbrengen over de ontvlechting van de financiële belangen van twee partners van een samenwerkingsverband heeft betrokkene een rapport van feitelijke bevindingen uitgebracht. Klager meent dat eiser bij de uitvoering van zijn opdracht in een aantal opzichten tekort is geschoten. De klacht is deels gegrond. Aan betrokkene is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Betrokkene heeft onvoldoende aangegeven op welke informatie hij zich heeft gebaseerd. Ook heeft betrokkene ten onrechte geen gelegenheid geboden voor hoor en wederhoor.

UITSPRAAK van 4 maart 2024 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 23 mei 2023 ontvangen klacht met nummer 23/1176 Wtra AK van

X

wonende te [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2] ([land1])                                            

B E T R O K K E N E

gemachtigde: mr. [A] RA te [plaats2]([land1])

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de brief van klager van 20 november 2023 met bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 4 december 2023. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door [B] AA. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan foor mr. [A] RA die door middel van een videoverbinding heeft deelgenomen aan de zitting.

2.             De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.        In opdracht van een geschillencommissie die een bindend advies moest uitbrengen over de ontvlechting van de financiële belangen van twee partners van een samenwerkingsverband heeft betrokkene een rapport van feitelijke bevindingen uitgebracht. Klager meent dat eiser bij de uitvoering van zijn opdracht in een aantal opzichten tekort is geschoten.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2.        De klacht is deels gegrond. Aan betrokkene is de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Betrokkene heeft onvoldoende aangegeven op welke informatie hij zich heeft gebaseerd. Ook heeft betrokkene ten onrechte geen gelegenheid geboden voor hoor en wederhoor.

3.             De feiten

3.1.        Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene is werkzaam bij [accountantskantoor1] te [plaats2] ([land1]).

3.2.        Klager en zijn broer [C] (hierna[C]) waren partners in de onderneming [Inc.1] met de handelsnaam ‘[de onderneming]’ (hierna: de onderneming). Klager en [C] hebben een partnership agreement gesloten waarin onderlinge afspraken zijn vastgelegd.

3.3.        Tussen klager en [C] is onenigheid ontstaan. In de loop van 2017 is besloten om de samenwerking in de onderneming te beëindigen. De waarde van de onderneming zou op basis van 50% van de waarde per 18 september 2017 voor ieder van de beide partners verdeeld worden.

3.4.        In 2019 zijn de beide partners, na een aanvankelijk kort geding, overeengekomen om de financiële ontvlechting van de onderneming voor te leggen aan een onafhankelijke geschillencommissie. Partijen hebben hierover op 29 mei 2019 een overeenkomst getekend. De geschillencommissie bestond uit een voorzitter en twee leden, een lid benoemd door klager en een lid benoemd door [C]. Het door klager benoemde lid was [D] (hierna: [D]). De geschillencommissie diende een bindend advies uit te brengen over de ontvlechting van de gezamenlijke belangen van de beide partners.

3.5.        Binnen de geschillencommissie is besloten dat een accountant zou worden aangewezen die op bepaalde punten onderzoek zou verrichten en daarover zou rapporteren. Betrokkene is op 15 december 2019 door de voorzitter van de geschillencommissie benaderd met de vraag of hij bereid was om onderzoek te verrichten naar aanleiding van een aantal vragen en om naar aanleiding hiervan een rapport van feitelijke bevindingen op te stellen. Dit onderzoek had betrekking op 27 punten. Betrokkene heeft deze opdracht aanvaard. De door betrokkene ondertekende ‘engagement letter’ van 18 december 2019, die door de voorzitter van de geschillencommissie op 19 december is ondertekend, verwijst naar de ‘International Standard on Related Services 4400’.

3.6.        Bij e-mail van 23 december 2019 heeft de voorzitter van de geschillencommissie betrokkene een e-mail gestuurd met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:

“De heer [C] heeft zich ter wille van de voortgang van de werkzaamheden van de Geschillencommissie bereid verklaard jouw kosten te garanderen en uiterlijk volgende week je voorschot te betalen.

Neem jij direct contact met hem op over deze betaling en het vergaren van de informatie die je nodig hebt voor je rapportage?”

3.7.        De voorzitter van de geschillencommissie heeft op 9 januari 2020 een e-mail aan betrokkene gestuurd met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:

“Je communiceert in dit stadium inderdaad alleen met mij als voorzitter over de opdracht.

Berichten van andere commissieleden negeren s.v.p.

De heer [D] probeert jou te beïnvloeden, beslissingen van de commissie terug te draaien, en neemt prematuur standpunten in. Bovendien heeft hij niet het fatsoen zijn mede-commissieleden in te kopiëren in zijn mail aan jou.”

3.8.        Vervolgens heeft betrokkene een conceptrapport, met dagtekening 22 januari 2020, opgesteld. Partijen zijn door de voorzitter van de geschillencommissie in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit conceptrapport. Het conceptrapport bevat bijlagen waarnaar wordt verwezen.

3.9.        Op 9 februari 2020 heeft de voorzitter van de geschillencommissie het namens [C] benoemde lid bericht over nog door betrokkene benodigde stukken om het rapport definitief te maken en dat voor het overige er geen opmerkingen over het conceptrapport van 22 januari 2020 zijn. In cc van dit bericht staan de leden benoemd namens klager en betrokkene. Op 11 februari 2020 heeft betrokkene een aangepast conceptrapport met dagtekening 11 februari 2020 aan de voorzitter van de geschillencommissie gestuurd. Op 13 februari 2020 heeft de voorzitter van de geschillencommissie aan betrokkene bericht dat het aangepaste rapport definitief kan worden gemaakt. Op 18 februari 2020 heeft de geschillencommissie een bindend advies met een inhoudelijke toelichting hierop uitgebracht. Het bindend advies bevat vier tussenbeslissingen.

4.             De klacht

4.1.        Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2.        Klager verwijt betrokkene het volgende:

a.            betrokkene heeft niet integer gehandeld;

b.            betrokkene is betrokken bij of in verband gebracht met informatie die materieel onjuist, onvolledig of misleidend is;

c.            betrokkene heeft geen maatregelen getroffen om zijn werkelijke betrokkenheid aan de beoogde gebruikers van de informatie kenbaar te maken;

d.            betrokkene is niet objectief en onafhankelijk geweest;

e.            betrokkene is niet vakbekwaam en zorgvuldig geweest;

f.             betrokkenes onafhankelijkheid is tekortgeschoten;

g.            betrokkene is niet zorgvuldig en transparant geweest;

h.            betrokkene heeft niet aangegeven hoe hij is omgegaan met alternatieven;

i.             in de door betrokkene opgestelde rapportage is niet aangegeven waarop hij zich heeft gebaseerd en of deze volledig is;

j.             betrokkene heeft in de door hem opgestelde rapportage geen inzicht gegeven in de mate van betrouwbaarheid;

k.            betrokkene heeft in zijn rapportage geen inconsistenties aangegeven;

l.             betrokkene heeft geen hoor en wederhoor toegepast;

m.          betrokkene heeft in zijn rapportage slechts het verhaal van een partij weergegeven zonder relevante werkzaamheden;

n.            betrokkene heeft informatie van één partij genegeerd;

o.            betrokkene heeft de partnership agreement niet toegepast;

p.            betrokkene heeft de juistheid en volledigheid van posten niet gecontroleerd;

q.            betrokkene heeft zijn eigen werkprogramma onjuist uitgevoerd;

r.             betrokkene heeft een ondeugdelijk werkprogramma gebruikt.

5.             De beoordeling

5.1.1.     Betrokkene heeft ter zitting van de Accountantskamer verklaard dat hij bij de door hem verrichte werkzaamheden Standaard 4400N en niet de internationale Standaard ISRS 4400 heeft toegepast.

5.1.2.     De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

5.1.3.     De Accountantskamer zal de klachtonderdelen hierna achtereenvolgens bespreken. De Accountantskamer zal de klachtonderdelen d en f vanwege de verwevenheid van deze beide klachtonderdelen gezamenlijk behandelen. Ook zal de Accountantskamer de klachtonderdelen l en m vanwege de verwevenheid van deze beide klachtonderdelen gezamenlijk behandelen.

Klachtonderdeel a:

Betrokkene heeft niet integer gehandeld.

5.2.1.     Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in hoofdstuk 4 van het klaagschrift blijkt dat dit klachtonderdeel betrekking heeft op een drietal verwijten die klager betrokkene maakt. Klager stelt dat betrokkene bepaalde door de onderneming aangeleverde informatie, die betrekking had op de management fees, zonder onderzoek heeft overgenomen, dat betrokkene het door [C] benoemde lid van geschillencommissie [E] (hierna: [E]) aangeleverde auditprogramma, onderbouwingen en bewijzen heeft overgenomen en dat betrokkene heeft gerapporteerd in een sheet die is aangeleverd door [E].

5.2.2.     Betrokkene heeft in zijn rapportage vermeld dat hij zich gebaseerd heeft op informatie die afkomstig was van het management van de onderneming. Hij heeft geen onderzoek gedaan naar de management fees. Wel heeft hij door bankrekeningen en aangiftes omzetbelasting door te nemen vastgesteld dat geen management fees zijn gefactureerd.

5.2.3.     De Accountantskamer is van oordeel dat er geen reden is waarom betrokkene zich, gezien zijn opdracht, niet mocht baseren op de door het management van de onderneming verstrekte informatie. De Accountantskamer overweegt dat het uitbrengen van een bindend advies over de ontvlechting van de onderneming de verantwoordelijkheid was van de geschillencommissie en niet van betrokkene. De opdracht waarvoor betrokkene was ingeschakeld had een beperkte omvang. Voor een goede uitvoering van deze opdracht was noodzakelijk dat betrokkene contact had met het management van de onderneming voor het verkrijgen van toegang tot de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke stukken. Omdat klager niet meer feitelijk actief was binnen het management, moest voor het verkrijgen van deze stukken wel contact worden opgenomen met [C], die wel over de gevraagde stukken kon beschikken. Niet is gebleken dat betrokkene hierdoor gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

5.2.4.     Betrokkene heeft zijn onderzoek verricht aan de hand van een aan hem aangeleverde opstelling. Dit stond hem vrij. Betrokkene heeft toegelicht dat een door hem gebruikte sheet met informatie die hij diende na te kijken was aangeleverd door de geschillencommissie. Of deze sheet oorspronkelijk is opgesteld door [E] is betrokkene niet bekend. De Accountantskamer kan uit het voorgaande niet afleiden dat betrokkene door gebruik te maken van deze sheet gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

5.2.5.     Uit het voorgaande volgt dat klachtonderdeel a ongegrond is.

Klachtonderdeel b:

Betrokkene is betrokken bij of in verband gebracht met informatie die materieel onjuist, onvolledig of misleidend is.

5.3.1.     De Accountantskamer overweegt dat zonder nadere toelichting niet te begrijpen valt wat klager betrokkene in dit klachtonderdeel verwijt. Klager heeft dit klachtonderdeel weliswaar toegelicht in hoofdstuk 5 van het klaagschrift, maar deze toelichting is uiterst summier en verwijst naar de voorgaande hoofdstukken van het klaagschrift. Ook bij de behandeling van de zaak op de zitting van de Accountantskamer is een toelichting achterwege gebleven. Een dergelijke algemene verwijzing is naar het oordeel van de Accountantskamer onvoldoende concreet.

5.3.2.     Klachtonderdeel b is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel c:

Betrokkene heeft geen maatregelen getroffen om zijn werkelijke betrokkenheid aan de beoogde gebruikers van de informatie kenbaar te maken.

5.4.1.     Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in hoofdstuk 6 van het klaagschrift blijkt dat [D], het namens klager benoemde lid van de geschillencommissie, een nadere toelichting wenste van betrokkene op een waardesheet. Hij verwijt betrokkene dat deze niet heeft gereageerd op de op 10 februari 2020 door [D] gestelde vraag of bepaalde waarderingen afkomstig waren van [E] of van betrokkene.

5.4.2.     De Accountantskamer stelt vooreerst vast dat de e-mail van [D] van 10 februari 2020 niet geadresseerd is aan betrokkene, maar aan de andere leden van de geschillencommissie. Wel is betrokkene in cc meegenomen. Betrokkene maakte geen deel uit van de geschillencommissie en de voorzitter had hem bericht dat een opstelling van waardes was gemaakt. Betrokkenes opdracht beperkte zich tot het doen van onderzoek naar een aantal punten die van invloed zouden kunnen zijn op de waardering. De waardering zelf vond plaats door de geschillencommissie. De Accountantskamer is van oordeel dat hier, anders dan klager heeft betoogd, geen sprake was van een onjuiste voorstelling van betrokkenes betrokkenheid bij bepaalde informatie. Van strijd met artikel 10 van de VGBA is dan ook geen sprake.

5.4.3.     Klachtonderdeel c is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel d:

Betrokkene is niet objectief en onafhankelijk geweest.

Klachtonderdeel f:

Betrokkenes onafhankelijkheid is tekortgeschoten.

5.5.1.     Uit de toelichting op klachtonderdeel d in hoofdstuk 7 en uit de toelichting op klachtonderdeel f in paragraaf 8.1 van het klaagschrift blijkt dat deze klachtonderdelen betrekking hebben op het onderhouden van zakelijke en vriendschappelijke betrekkingen met [C] door betrokkene. Ook heeft klager zich op het standpunt gesteld dat betrokkenes echtgenote en de echtgenote van [C] vriendinnen zijn. Klager stelt zich op het standpunt dat betrokkene door deze vriendschappelijke betrekkingen in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit, meer in het bijzonder met artikel 11 van de VGBA. Ook stelt klager zich op het standpunt dat betrokkene gehandeld heeft in strijd met de regelgeving inzake de onafhankelijkheid van accountants.

5.5.2.     Betrokkene stelt zich op het standpunt dat geen sprake was van een zodanige zakelijke of vriendschappelijke betrekking met [C] dan wel met zijn echtgenote dat sprake zou zijn van een bedreiging voor zijn objectiviteit dan wel onafhankelijkheid.

5.5.3.     Ten aanzien van het betoog van klager dat betrokkene gehandeld heeft in strijd met de regelgeving inzake de onafhankelijkheid van accountants, overweegt de Accountantskamer dat de regels met betrekking tot de onafhankelijkheid van accountants zijn neergelegd in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO). Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de ViO geldt deze verordening alleen voor assurance-opdrachten waarop de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS) van toepassing zijn. Omdat de aan betrokkene verstrekte opdracht geen assurance-opdracht is, is het bepaalde in de ViO hierop dan ook niet van toepassing. Van handelen in strijd met de regelgeving inzake de onafhankelijkheid van accountants is dan ook geen sprake.

5.5.4.     De Accountantskamer overweegt verder dat het in beginsel aan een klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat een accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Betrokkene heeft gemotiveerd bestreden dat sprake was van een zakelijke relatie met [C]. Betrokkene heeft weliswaar bevestigd dat hij namens drie aandeelhouders van de investeringsholding [BV1] ([BV1]) heeft gecorrespondeerd over een consortiumlening, maar deze werkzaamheden verrichtte betrokkene niet enkel namens [C], maar ook namens klager en een derde aandeelhouder. Dit gegeven vormde dan ook geen bedreiging voor betrokkenes objectiviteit. Het gegeven dat betrokkene en [C] lid zijn van dezelfde golfclub is op zichzelf genomen onvoldoende om daaruit te concluderen dat sprake was van zodanige vriendschappelijke betrekkingen tussen betrokkene en [C] dat deze een bedreiging vormden voor betrokkenes objectiviteit. Betrokkene heeft onweersproken toegelicht dat hij en [C] lid zijn van verschillende golfkringen binnen deze club en dat deze kringen niet op dezelfde dagen spelen.

5.5.5.     Het gegeven dat betrokkenes echtgenote en [C]’s echtgenote als leden van de golfclub wat frequenter contact met elkaar hebben gehad en dat zij in 2017 allebei (samen met andere leden van de golfclub) hebben deelgenomen aan een toernooi in Trinidad, is op zichzelf genomen evenmin voldoende om aan te nemen dat sprake was van een bedreiging voor betrokkenes objectiviteit. In dit verband overweegt de Accountantskamer dat niet ieder contact in de privésfeer – en zeker niet ieder privécontact van een familielid - meebrengt dat sprake is van een bedreiging voor de objectiviteit van een accountant. Niet gebleken is dat het contact tussen de beide echtgenotes zodanig was, dat dit een bedreiging vormde voor betrokkenes objectiviteit.

5.5.6.     De klachtonderdelen d en f zijn daarom ongegrond.

Klachtonderdeel e:

Betrokkene is niet vakbekwaam en zorgvuldig geweest.

5.6.1.     Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in hoofdstuk 8 van het klaagschrift blijkt dat dit klachtonderdeel betrekking heeft op het in de visie van klager negeren van klagers input bij het verrichten van zijn werkzaamheden voor de geschillencommissie en dat hij niet getracht heeft om tot objectieve waarheidsvinding te komen.

5.6.2.     De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene zijn werkzaamheden heeft verricht in overeenstemming met de instructies die hij ontvangen heeft van de voorzitter van de geschillencommissie. Hij heeft gecommuniceerd met de voorzitter van deze commissie. Het ligt op de weg van klager om zijn stelling dat betrokkene zijn input heeft genegeerd met concrete feiten te onderbouwen. Klager heeft echter niet concreet aangegeven welke input van zijn kant betrokkene heeft genegeerd. Klager heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene op dit punt is tekortgeschoten.

5.6.3.     Klachtonderdeel e is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel g:

Betrokkene is niet zorgvuldig en transparant geweest.

5.7.1.     De Accountantskamer stelt vast dat dit klachtonderdeel slechts summier is toegelicht in paragraaf 8.2 van het klaagschrift. Uit deze summiere toelichting blijkt dat dit klachtonderdeel betrekking heeft op het vaststellen van rente in rekening-courant. Klager stelt zich op het standpunt dat betrokkene ten onrechte gerekend heeft met een rentepercentage van 7,75% en niet met de door de [bank1] ([bank1]) gehanteerde wettelijke rente van 3,78%. Uit artikel 7 lid 4, aanhef en onder b, van de tussen klager en [C] gesloten ‘partnership agreement’ volgt volgens klager dat moet worden aangesloten bij de wettelijke rente in [land1].

5.7.2.     Betrokkene heeft toegelicht dat hij voor wat betreft het rentepercentage 7,75% is uitgegaan van het percentage dat was overeengekomen in een overeenkomst van geldlening waarbij zowel klager als [C] als ‘guarantor’ optraden.

5.7.3.     De Accountantskamer stelt vast dat klager niet, althans onvoldoende, heeft toegelicht waarom artikel 7 lid 4, aanhef en onder b, van de ‘partnership agreement’ hier volgens hem van toepassing is. Op grond van de tekst van deze bepaling van de, enkel in conceptvorm overgelegde, ‘partnership agreement’ is aannemelijk dat deze bepaling uitsluitend betrekking heeft op betaling voor door de moedervennootschappen ingekochte aandelen en niet op de situatie waarop dit klachtonderdeel volgens de toelichting daarop betrekking heeft.

5.7.4.     Klachtonderdeel g is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel h:

Betrokkene heeft niet aangegeven hoe hij is omgegaan met alternatieven.

5.8.1.     Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 8.3 van het klaagschrift blijkt dat dit klachtonderdeel betrekking heeft op een drietal punten waarop volgens klager een alternatieve benadering mogelijk was. Deze punten zijn door betrokkene in het klaagschrift aangeduid als, respectievelijk, alternatief 1, alternatief 2 en alternatief 3.

5.8.2.     Ten aanzien van alternatief 1 overweegt de Accountantskamer dat betrokkenes opdracht betrekking had op het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden. Daarvan mocht hij uitgaan. Betrokkene maakte geen deel uit van de geschillencommissie en waarderingskwesties, zoals de waardering van de door klager in alternatief 1 genoemde ‘partnership’, vielen buiten de aan hem verstrekte opdracht. Betrokkene heeft onweersproken aangegeven dat hij het bedoelde alternatief 1 niet kende en hij hoefde voor wat betreft deze waardering dan ook niet met dit alternatief rekening te houden.

5.8.3.     Betrokkene heeft ten aanzien van de documenten waarnaar klager bij de onderbouwing van zijn alternatieven 2 en 3 heeft verwezen, verklaard dat deze documenten hem niet bekend waren en dat hij geen relatie ziet met de door hem te onderzoeken punten. Klager heeft daarop niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene de desbetreffende documenten ten tijde van het verrichten van zijn werkzaamheden wel kende. Hiermee kon betrokkene daarom geen rekening houden. Onbesproken kan blijven of deze documenten al dan niet verband hielden met de door betrokkene te verrichten werkzaamheden.

5.8.4.     Klachtonderdeel h is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel i:

In de door betrokkene opgestelde rapportage is niet aangegeven waarop hij zich heeft gebaseerd en of deze volledig is.

5.9.1.     Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 8.4 van het klaagschrift blijkt dat dit klachtonderdeel betrekking heeft op de volledigheid van de informatie waar betrokkene zich op heeft gebaseerd.

5.9.2.    Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat het door hem opgestelde conceptrapport op een tweetal ondergeschikte punten na overeenkomt met de definitieve versie van het rapport. Betrokkene heeft de definitieve versie van het rapport niet kunnen vinden. De Accountantskamer zal, gelet op deze verklaring van betrokkene, bij de beoordeling van dit klachtonderdeel uitgaan van de bij het verweerschrift aangeleverde tekst van het conceptrapport.

5.9.3.     De Accountantskamer overweegt dat Standaard 4400N.35 vastlegt wat een rapport dient te bevatten. Zo bepaalt Standaard 4400N.35, aanhef en onder ‘opdracht’, sub b, dat een rapport een beschrijving dient te bevatten van het doel waarvoor de overeengekomen specifieke werkzaamheden zijn uitgevoerd. In het conceptrapport, met bijlage, is in algemene zin toegelicht op welke informatie betrokkene zijn bevindingen heeft gebaseerd. De Accountantskamer is evenwel van oordeel dat de in het conceptrapport vermelde informatie op een aantal onderdelen onvolledig is:

Voor wat betreft het onderdeel “CONTRACTS: management fees invoices received and payments by Factor Plus and CCB” is niet aangegeven om welke management fees het gaat en van wie de rekeningen afkomstig zouden moeten zijn. Ook is niet vermeld wat de bron is van de informatie in dit onderdeel, en waarom geen aanvullende werkzaamheden zijn verricht in relatie tot de volledigheid van de management fees. Wel wordt in onderdeel 4 van het conceptrapport vermeld dat alle rekeningen zijn aangesloten met de bankafschriften, maar niet duidelijk is om welke bankrekening(en) het dan gaat.

Het onderdeel “[NV1] buy-out [autoverhuurbedrijf] / [autoleasebedrijf] and use of funds 100k dividend”, onder vraag en antwoord 17 van het conceptrapport, luidt als volgt:

Did the buy-out take place at the level of the [autoverhuurbedrijf] and [autoleasebedrijf] shares or at the level of the [NV1] shares?

Findings: [NV1] ([NV1]) acquired the shares of [autoverhuurbedrijf] and [autoleasebedrijf].

Accountantskamer stelt vast dat betrokkene niet heeft aangegeven op basis van welke informatie deze vraag is beantwoord.

Voor wat betreft onderdeel “UNPAID DIVIDENDS/UITKERINGEN NK: calculation and verification to banks statements“ onder vraag 24 “Has the compounded interest been calculated correctly”, oordeelt de Accountantskamer dat uit het conceptrapport plus bijlage niet blijkt om welk rentebedrag het gaat, op welke informatie dit bedrag is gebaseerd en wat de norm is voor de berekening van de samengestelde rente.

De Accountantskamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat betrokkene onvoldoende heeft weergegeven op welke informatie hij zich heeft gebaseerd. Betrokkene heeft in zoverre gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

5.9.4.     Klachtonderdeel i is daarom gegrond.

Klachtonderdeel j:

Betrokkene heeft in de door hem opgestelde rapportage geen inzicht gegeven in de mate van betrouwbaarheid.

5.10.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 8.5 van het klaagschrift blijkt dat klager zich op het standpunt stelt dat betrokkene nergens een overzicht heeft gemaakt van de informatie die hij heeft opgevraagd en ontvangen. Klager verwijst voor de onderbouwing van zijn standpunt naar Standaard 800 van de NV COS.

5.10.2.  De Accountantskamer overweegt dat Standaard 800 niet van toepassing is op de door betrokkene verrichte werkzaamheden. Deze werkzaamheden hadden immers geen betrekking op de controle van financiële overzichten.

5.10.3.  Ten aanzien van de stelling van klager dat betrokkene nergens een overzicht heeft gemaakt van de informatie die hij heeft opgevraagd en ontvangen, overweegt de Accountantskamer dat er geen regel is die het maken van een dergelijk overzicht in het kader van werkzaamheden zoals door betrokkene verricht voorschrijft. De Accountantskamer is van oordeel dat het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid onder de gegeven omstandigheden evenmin meebracht dat een dergelijk overzicht had moeten worden gemaakt.

5.10.4.  Klachtonderdeel j is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel k:

Betrokkene heeft in zijn rapportage geen inconsistenties aangegeven.

5.11.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 8.6 van het klaagschrift blijkt dat klager meent dat voor wat betreft de ‘assets’ ten tijde van de splitsingsdatum sprake is van inconsistenties in betrokkenes rapportage.

5.11.2.  De Accountantskamer overweegt dat klager dit klachtonderdeel slechts summier heeft onderbouwd. Zo stelt hij weliswaar dat betrokkene tegenstrijdige informatie heeft ontvangen met betrekking tot de ‘assets’, maar hij heeft deze stelling verder niet onderbouwd. Klager had concreet moeten toelichten op welke punten sprake was van door betrokkene ontvangen tegenstrijdige informatie. Nu hij dit niet heeft gedaan, kan dit klachtonderdeel niet slagen.

5.11.3.  Klachtonderdeel k is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel l:

Betrokkene heeft geen hoor en wederhoor toegepast.

Klachtonderdeel m:

Betrokkene heeft in zijn rapportage slechts het verhaal van een partij weergegeven zonder relevante werkzaamheden.

5.12.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in de paragrafen 8.7 en 8.8 van het klaagschrift blijkt dat klager zich op het standpunt stelt dat ten onrechte geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden en dat betrokkene in wezen slechts een “deelrapportage” heeft gemaakt waarin klagers standpunt is genegeerd. In paragraaf 4.1 geeft klager aan dat betrokkene informatie namens [C] over management fees zonder wederhoor door betrokkene is overgenomen. Door het niet toepassen van hoor en wederhoor en het enkel weergeven van de visie van één partij zijn onjuiste conclusies getrokken.

5.12.2.  De Accountantskamer stelt voorop dat noch uit Standaard 4400N, noch uit enig ander voorschrift volgt dat hoor en wederhoor te allen tijde verplicht is bij de uitvoering van een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden. Wel brengt het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid mee dat hoor en wederhoor veelal noodzakelijk zullen zijn voor het verkrijgen van een deugdelijke grondslag voor een uit te brengen rapport.

5.12.3.  Zoals de Accountantskamer hiervoor, bij de bespreking van klachtonderdeel i al heeft geoordeeld, heeft betrokkene in zijn conceptrapport onvoldoende aangegeven op welke informatie hij zich heeft gebaseerd. De Accountantskamer is van oordeel dat de werkzaamheden die betrokkene diende te verrichten niet puur cijfermatig waren. Zo is betrokkene in de onderdelen 2 en 6 van de opdracht gevraagd om de te hanteren methode voor het berekenen van fees te documenteren en is hem in onderdeel 17 gevraagd om aan te geven op welk niveau een bepaalde buy-out heeft plaatsgevonden. Verder is betrokkene in onderdeel 27 gevraagd om het gezamenlijke eigenaarschap van klager en [C] in [autoverhuurbedrijf1] [land2] te documenteren. Onder deze omstandigheden had betrokkene niet mogen afzien van hoor en wederhoor. Betrokkene heeft dan ook, door daartoe geen gelegenheid te bieden, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

5.12.4.  De klachtonderdelen l en m zijn daarom gegrond.

Klachtonderdeel n:

Betrokkene heeft informatie van één partij genegeerd.

5.13.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 3.2 van het klaagschrift blijkt dat eiser zich op het standpunt stelt dat ten onrechte niet met hem werd gecommuniceerd en dat hij ten onrechte is genegeerd bij de formulering van de opdracht.

5.13.2.  De Accountantskamer verwijst voor wat betreft het verwijt van klager dat ten onrechte niet hem is gecommuniceerd naar wat hiervoor, bij de bespreking van de klachtonderdelen l en m, is opgemerkt.

5.13.3.  De Accountantskamer overweegt dat Standaard 4400N.24 bepaalt dat de accountant in overleg met de beoogde gebruikers dient te komen tot specifieke werkzaamheden en de uitgangspunten die voor de opdracht gelden. Standaard 4400N.13, aanhef en onder a, bepaalt dat onder de ‘beoogde gebruikers’ worden verstaan:

De persoon, de personen of de groep van personen voor wie de accountant het rapport opstelt. De opdrachtgever is een beoogde gebruiker.

De Accountantskamer stelt vast dat het uitgangspunt van deze opdracht steeds was dat het door betrokkene uit te brengen rapport zou worden gebruikt door de geschillencommissie in het kader van haar taak om te komen tot een bindend advies over de financiële ontvlechting van de gezamenlijke belangen van klager en [C]. Onder de gegeven omstandigheden en in het licht van de door de geschillencommissie gekozen werkwijze, kan klager niet mede als gebruiker van dit rapport worden aangemerkt. Betrokkene hoefde dan ook niet mede in overleg met klager te treden over de formulering van de opdracht. De Accountantskamer is van oordeel dat het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid onder de gegeven omstandigheden evenmin meebracht dat betrokkene het initiatief had moeten nemen om klager alsnog te betrekken bij de formulering van de opdracht.

5.13.4.  Klachtonderdeel n is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel o:

Betrokkene heeft de partnership agreement niet toegepast.

5.14.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 3.3 van het klaagschrift blijkt dat klager zich op het standpunt stelt dat betrokkene de ‘partnership agreement’ op een aantal punten onjuist heeft toegepast.

5.14.2.  De Accountantskamer overweegt dat betrokkene geen lid was van de geschillencommissie. De aan hem verstrekte opdracht had geen betrekking op de toepassing van de ‘partnership agreement’, maar op het doen van onderzoek naar een aantal specifieke punten. De waardering van vermogensbestanddelen en het nemen dan wel beoordelen van beslissingen inzake de ontvlechting van de onderneming behoorden uitdrukkelijk niet tot betrokkenes opdracht. Klager heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene bij de uitvoering van de aan hem opgedragen werkzaamheden gehandeld heeft in strijd met de ‘partnership agreement’.

5.14.3.  Klachtonderdeel o is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel p:

Betrokkene heeft de juistheid en volledigheid van posten niet gecontroleerd.

5.15.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 3.4 van het klaagschrift blijkt dat klager zich op het standpunt stelt dat betrokkene ten onrechte posten op zichzelf heeft bekeken zonder een verband te leggen met de overige cijfers.

5.15.2.  De Accountantskamer overweegt dat de aan betrokkene verstrekte opdracht niet inhield dat hij een algeheel boekenonderzoek dan wel waarderingen diende te verrichten. Van een controleopdracht was geen sprake. Dat betrokkene het wenselijk vindt dat een dergelijke controle had plaatsgevonden, doet hier niet aan af.

5.15.3.  Klachtonderdeel p is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel q:

Betrokkene heeft zijn eigen werkprogramma onjuist uitgevoerd.

5.16.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 3.5 van het klaagschrift blijkt dat klager zich op het standpunt stelt dat betrokkene bij de uitvoering van zijn werkprogramma ten onrechte alleen heeft gekeken naar dividendverschillen, maar niet naar de verklaring hiervoor. De achtergrond van bepaalde keuzes die destijds zijn gemaakt was gelegen in de in [land1] geldende fiscale wetgeving die maakte dat het fiscaal voordeliger was om te kiezen voor een zo hoog mogelijk dividend in combinatie met relatief laag salaris als directeur-grootaandeelhouder (DGA).

5.16.2.  De Accountantskamer overweegt dat de aan betrokkene verstrekte opdracht niet inhield dat hij tevens onderzoek diende te verrichten naar de achtergrond van bepaalde feitelijke bevindingen, waaronder de dividendverschillen.

5.16.3.  Klachtonderdeel q is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel r:

Betrokkene heeft een ondeugdelijk werkprogramma gebruikt.

5.17.1.  Uit de toelichting op dit klachtonderdeel in paragraaf 3.6 van het klaagschrift blijkt dat klager zich op het standpunt stelt dat het door betrokkene gebruikte werkprogramma niet in overeenstemming is met de door de geschillencommissie verstrekte opdracht. Klager stelt zich in dit verband op het standpunt dat het werkprogramma afkomstig is van [C].

5.17.2.  De Accountantskamer stelt voorop dat het op de weg van klager ligt om zijn stelling dat het door betrokkene gebruikte werkprogramma tekortschiet en niet afkomstig is van de geschillencommissie met concrete feiten te onderbouwen. Betrokkene is hierin niet geslaagd.

5.17.3.  Klachtonderdeel r is daarom ongegrond.

5.18.      De klacht zal wat betreft de klachtonderdelen i, l en m gegrond worden verklaard.

6.             De maatregel

6.1.        Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van waarschuwing is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene onvoldoende heeft aangegeven op welke informatie hij zich heeft gebaseerd en dat hij in een situatie waarin dit wel was aangewezen geen hoor en wederhoor heeft toegepast. Evenmin heeft hij bij de opdrachtformulering de informatiebehoefte van alle beoogde gebruikers van zijn rapportage in acht genomen. Hij heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

7.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klachtonderdelen a, b, c, d, e, f, g, h, j, k, n, o, p, q en r ongegrond;
  • verklaart de klachtonderdelen i, l en m gegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel van

- waarschuwing;

  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klager vergoedt.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en P. Mansvelder RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2024.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.