Zoekresultaten 3681-3695 van de 3695 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:1 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-730/AL/NN

    Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde schorsing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:1 Accountantskamer Zwolle 23/645 Wtra AK

    Klacht over wettelijke controle jaarrekening. De accountant heeft een goedkeurende controleverklaring met een continuïteitsparagraaf afgegeven bij de jaarrekening van een B.V. over boekjaar 2018. De AFM heeft een onderzoek uitgevoerd naar deze controle en geconcludeerd dat de accountant geen voldoende en geen geschikte controle-informatie heeft verkregen om het (verhoogde) controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau terug te brengen. Het controledossier was nagenoeg leeg. De accountant was daardoor niet in staat om redelijke conclusies te trekken, waarop hij zijn oordeel kon baseren.De klacht is gegrond. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van doorhaling voor de duur van twee jaren op. De accountant heeft onvoldoende inzicht verkregen in wat er met de investeringen in financiële vaste activa van €1,3 miljard is gebeurd en of de jaarrekening hieromtrent een getrouw beeld geeft. Van de accountant mag een professioneel-kritische instelling worden verwacht, maar daaraan ontbrak het volkomen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:2 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-326/DH/RO

    Verzet niet-ontvankelijk. Te laat.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:1 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-998/DB/OB

    Verzetbeslissing. Klager heeft verzet ingesteld tegen een beslissing van de raad. In de onderwerpregel van klagers brief is vermeld: “Verzet in zaak 22-998/DB/OB volgens artikel 46h lid 1”. In dit bericht deelt klager mede verzet in te stellen tegen de beslissing van de raad, voor zover (althans zo begrijpt de raad klagers brief) de raad de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. In artikel 46h Advocatenwet is bepaald dat tegen een beslissing van de voorzitter op grond van artikel 46g Advocatenwet verzet kan worden ingesteld. De beslissing d.d. 26 juni 2023 is echter geen beslissing van de voorzitter, maar een beslissing van de raad, waarin de raad met toepassing van artikel 46g Advocatenwet de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. In artikel 56 Advocatenwet is bepaald dat tegen beslissingen van de raad hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof van Discipline. Tegen beslissingen van de raad kan geen verzet worden ingesteld. Tegen de beslissing van de raad van 26 juni 2023 staat het rechtsmiddel van verzet niet open. Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:3 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-361/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:2 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-279/DB/LI

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5827

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een lipoom aan de linkerzijde van de heup operatief verwijderd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg onder andere dat hij het operatiegebied niet gedesinfecteerd heeft en dat de nazorg onvoldoende was. Het is volgens het college niet aannemelijk dat de plastisch chirurg het operatiegebied niet ontsmet heeft. Bovendien betekent het ontstaan van een infectie niet zonder meer dat het niet ontsmet is. Dat klaagster is geïnformeerd over de ingreep vindt steun in het medisch dossier. Niet kan worden vastgesteld dat de plastisch chirurg te weinig aandacht aan klaagster heeft besteed. Hij kan voorts niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van een andere zorgverlener (verpleegkundige). Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5707

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft bij klager een liesbreukcorrectie verricht. Klager verwijt de chirurg dat hij tijdens de operatie zijn lymfeklieren heeft doorgesneden waardoor klager tot op heden verschillende lichamelijke klachten heeft. Het college is van oordeel dat de chirurg adequaat onderzoek heeft gedaan naar de klachten die klager ervaarde na de liesbreukcorrectie en naar de vraag of deze daarvan een gevolg zouden kunnen zijn. Het college kan niet vaststellen de chirurg bij de liesbreukcorrectie de lymfeklieren van klager beschadigd dan wel doorgesneden heeft. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5779

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft bij klaagster een nodulair basaalcelcarcinoom op het voorhoofd weggehaald. Klaagster verwijt de chirurg dat zij haar toen, bij het verdoven van haar voorhoofd, blijvende schade heeft toegebracht. Het college overweegt dat het raken van een zenuw bij het verdoven iets is dat kan voorkomen. Dit is vervelend voor de patiënt maar betekent op zichzelf niet dat de chirurg onzorgvuldig te werk is gegaan. Het college kan niet vaststellen dat de klachten het gevolg zijn van het raken van een zenuw door de chirurg. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5531

    Deels gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een operatie uitgevoerd welke bestond uit het verwijderen van een zwelling, op de plek waar de plastisch chirurg eerder een lipofilling uitvoerde. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de aard en de ernst van de operatie en de gevolgen daarvan, dat er onjuistheden in haar medisch dossier en de ontslagbrieven zijn opgenomen en dat de plastisch chirurg onvoldoende nazorg heeft geboden. Klaagster besloot zelf eerder weg te gaan op haar ontslagdatum en niet het ontslaggesprek met de plastisch chirurg af te wachten. Ook de controleafspraak een week later is door klaagster geannuleerd. Dat de leefregels na de operatie niet zijn besproken en dat de plastisch chirurg geen nazorg heeft kunnen leveren is de plastisch chirurg daarom niet te verwijten. Wel stelt het college vast dat er onjuistheden in de ontslagbrieven zijn vermeld. Deze zijn ontstaan door het automatisch genereren van deze brieven. Deze omissie heeft geen consequenties gehad. Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5769

    Deels gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft een borstvergroting bij klaagster uitgevoerd. Klaagster vindt dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door heeft geweigerd haar medisch dossier te verstrekken, de nacontroles door een ondeskundig persoon heeft laten uitvoeren en de consulente de gelegenheid heeft gegeven foto’s van klaagster met ontbloot bovenlijf te maken en deze openbaar te maken. De plastisch chirurg heeft nacontroles laten uitvoeren door iemand die geen medische opleiding heeft gevolgd en voor de door haar uitgevoerde nacontroles niet bevoegd was. Het is moeilijk te begrijpen dat de controles niet werden verricht door de blijkbaar aanwezige bevoegde en bekwame arts of verpleegkundige. De nazorg en de nacontroles dienen door de chirurg zelf of door bevoegd en bekwaam personeel te worden uitgevoerd. De plastisch chirurg is niet betrokken geweest bij het openbaar maken van foto’s en kan daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Tot slot kan niet worden vastgesteld dat de plastisch chirurg heeft geweigerd een afschrift van het medisch dossier van klaagster te verstrekken. Klacht deels gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:1 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-660/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een bouwgeschil kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6014

    Deels gegronde klacht tegen een (basis)arts. Bij een bezoek van klaagster aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis heeft een arts in overleg met zijn supervisor de diagnose migraine gesteld en klaagster diezelfde nacht ontslagen, terwijl later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. De arts wordt met name de manier verweten waarop hij tot de onjuiste diagnose is gekomen, dat hij klaagster prematuur heeft ontslagen uit het ziekenhuis en dat hij onvoldoende dossier heeft gevoerd. Het college vindt het missen van de diagnose herseninfarct niet onzorgvuldig of verwijtbaar, maar is van oordeel dat het wel onzorgvuldig is dat de arts onvoldoende blijk heeft gegeven van bredere diagnostische overwegingen en met te veel zekerheid aan de diagnose migraine heeft vastgehouden. De arts had niet met voldoende zekerheid de diagnose migraine kunnen stellen, hetgeen een klinische observatie rechtvaardigde. Klaagster is dus prematuur ontslagen. Ten slotte is de verslaglegging in het dossier dusdanig summier dat de gedachtegang die de arts en zijn supervisor naar eigen zeggen hebben gemaakt, niet te volgen is. Klacht in zoverre gegrond, voor het overige ongegrond. Het college ziet geen aanleiding om een maatregel op te leggen, nu de arts wel adequaat en consequent met zijn supervisor heeft overlegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6015

    Deels gegronde klacht tegen een neuroloog. Bij een bezoek van klaagster aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis heeft een basisarts in overleg met de dienstdoende neuroloog als zijn supervisor de diagnose migraine gesteld en klaagster diezelfde nacht ontslagen, terwijl later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. De neuroloog wordt met name de manier verweten waarop tot de onjuiste diagnose is gekomen en dat zij onvoldoende supervisie heeft gevoerd. Het college vindt het missen van de diagnose herseninfarct niet onzorgvuldig of verwijtbaar, maar is van oordeel dat het wel onzorgvuldig is dat de neuroloog onvoldoende blijk heeft gegeven van bredere diagnostische overwegingen en met te veel zekerheid aan de diagnose migraine heeft vastgehouden. De neuroloog had niet met voldoende zekerheid de diagnose migraine kunnen stellen, hetgeen een klinische observatie rechtvaardigde. Klaagster is dus prematuur ontslagen. Gelet op de differentiaal diagnostische overwegingen en de mate van onzekerheid over de diagnose, was het gerechtvaardigd dat de neuroloog klaagster zelf zou onderzoeken alvorens te besluiten over het te voeren beleid. Ten slotte is de verslaglegging in het dossier dusdanig summier dat de gedachtegang die de basisarts en de neuroloog naar eigen zeggen hebben gemaakt, niet te volgen is. Klacht in zoverre gegrond, voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675525 / DW RK 19/613

    De gerechtsdeurwaarder heeft zijn reactie op een op 11 februari 2019 door klager ingediende klacht naar een verkeerd adres gestuurd. Het verzet is gegrond. Gelet op de door de gerechtsdeurwaarder aangeboden excuses, acht de kamer de gemaakte fout onvoldoende om tuchrechtelijk verwijtbaar handelen vast te kunnen stellen. De aanvankelijke klacht wordt daarom ongegrond verklaard.