Zoekresultaten 1-10 van de 45259 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2631

    Klager is naar verweerder verwezen door een collega-chirurg voor verdere behandeling. Verweerder heeft de klager eenmalig gezien op zijn spreekuur van 6 mei 2014 voor uitleg na excisie van een zwelling ter plaatse van de schouder in november 2013. Verweerder heeft lichamelijk onderzoek verricht en een controle geadviseerd over zes maanden. Die controle heeft niet plaatsgevonden. In juli 2018 heeft klager een collega-chirurg bezocht vanwege toenemende klachten. Vanwege de mogelijkheid van een liposarcoom is klager verwezen naar een centrum voor wekedelentumoren voor verdere behandeling van de tumor. Klager is, samengevat, van mening dat verweerder onjuist heeft gehandeld door klager niet tijdig te informeren over de aard van de tumor en niet volgens de geldende richtlijn te handelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege neemt dat oordeel over.

  • ECLI:NL:TACAKN:2025:55 Accountantskamer Zwolle 24/3901 Wtra AK

    Klacht tegen accountant over een onderzoeksrapport dat in opdracht van investeerder is opgesteld naar de besteding van verstrekte leningen door de onderneming van klager.Dat rapport is verstrekt aan het Openbaar Ministerie waarna een strafrechtelijk onderzoek tegen klager is ingesteld. Volgens klager is het onderzoeksrapport onjuist en misleidend, heeft de accountant geen controle uitgevoerd op de juistheid van de financiële gegevens en was de opdrachtaanvaarding niet volgens de regels. Klacht ongegrond: de accountant had geen leidende rol en verantwoordelijkheid voor het onderzoek, heeft de rapportage niet opgesteld en is niet de eindverantwoordelijke accountant.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2620

    Ongegronde klacht tegen een neurochirurg. Klaagster is bekend met therapieresistente focale epilepsie. Zij is verwezen naar een expertisecentrum voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. Daar heeft een multidisciplinair team onderzoek gedaan en een positief advies voor de operatie gegeven. De neurochirurg heeft de operatie uitgevoerd (een temporaalkwabresectie linkszijdig). Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheden en de risico’s, dat hij geopereerd heeft zonder (volledige) toestemming, dat hij haar te vroeg uit het ziekenhuis heeft ontslagen en dat hij de operatie niet juist heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:127 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2649

    Deels gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klager heeft verschillende geslachtsveranderende operaties ondergaan. Twee operaties zijn uitgevoerd door de plastisch chirurg. Klager is niet tevreden over het resultaat en diverse andere aspecten. Klager verwijt de plastisch chirurg onder andere dat de operatieverslagen incompleet zijn en een ondertekend informed consent voor de operaties ontbreekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat het door de plastisch chirurg opgestelde operatieverslag te summier is en daarmee niet voldoet aan de minimale eisen waaraan een operatieverslag moet voldoen en de klacht in zoverre gegrond verklaard. De overige twaalf klachtonderdelen zijn door het Regionaal Tuchtcollege ongegrond verklaard. Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De plastisch chirurg heeft incidenteel beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht over het operatieverslag terecht gegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verklaart ook de klacht ten aanzien van het ontbreken van informed consent gegrond omdat niet aannemelijk is geworden dat klager adequaat was voorgelicht over de diverse operaties inclusief de mogelijke complicaties die hem te wachten stonden om een acceptabel resultaat te krijgen. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:134 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2619

    Ongegronde klacht tegen een neuroloog. Klaagster is bekend met therapieresistente focale epilepsie. Zij is verwezen naar het expertisecentrum waar de neuroloog werkzaam is, voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. Daar heeft een multidisciplinair team onderzoek gedaan. De neuroloog is betrokken geweest bij een deel van de onderzoeken. Klaagster verwijt de neuroloog onvoldoende informatieverstrekking en opereren zonder juiste en volledige toestemming van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2655

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft klaagster op 6 februari 2020 geopereerd aan haar rechtervoet in verband met een hallux valgus (grote teen die scheef staat) en klachten door de daarmee samenhangende knobbel (bunion) bij de grote teen. Hij heeft een zogenaamde Chevron-osteotomie uitgevoerd, waarbij de bunion wordt verwijderd en de stand van de teen gecorrigeerd. Daarna is een complicatie (osteonecrose, dat wil zeggen afsterving van het middenvoetsbeentje) ontstaan. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg a) geen dan wel onvoldoende informed consent en b) gebrekkige dossiervorming en onvoldoende zorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beslist dat de klacht in het geheel kennelijk ongegrond is. Klaagster heeft beroep ingesteld tegen die beslissing. Het beroep van klaagster heeft tot doel dat klachtonderdeel a alsnog gegrond wordt verklaard en dat aan de arts een maatregel wordt opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt overeenkomstig het Regionaal Tuchtcollege en verwerkt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2676

    Klacht tegen een tandarts. Klaagster verwijt de tandarts onder meer dat hij onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling aan haar porseleinen facings (informed consent), dat hij haar tandvorm heeft aangepast en dat de tandarts de behandeling ten onrechte met composiet heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, omdat de tandarts klaagster heeft geïnformeerd over alle relevante aspecten van de behandeling. Het Regionaal Tuchtcollege legt aan de tandarts de maatregel van waarschuwing op. In beroep oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat de tandarts daarnaast ook de verkeerde behandeling heeft toegepast. De tandarts heeft tijdens de behandeling gekozen voor een andere behandeling, zonder klaagster daarover te informeren, en een tijdelijke behandeling gepresenteerd als een permanente behandeling. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep van klaagster gedeeltelijk gegrond en legt aan de tandarts de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2581

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. Klager is door de anesthesioloog gezien vanwege een geplande caudale infiltratie. Deze ingreep is voortijdig afgebroken, omdat klager pijnklachten kreeg tijdens het aanprikken van de huid voor het geven van de huidverdoving. Klager verwijt de anesthesioloog onder andere dat hij de pijnbehandeling onjuist heeft uitgevoerd, de behandeling zonder toestemming heeft afgebroken en smaad en laster heeft gepleegd over klager naar zijn huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:124 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2382

    Gedeeltelijk niet ontvankelijke en voor het overige ongegronde klacht tegen een kinderarts. Klager klaagt over de kinderarts, die zijn dochter behandelde vanaf 2012. Hij verwijt de kinderarts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door als hoofdbehandelaar onvoldoende zorg te dragen voor een vakkundige en zorgvuldige behandeling, de dochter van klager zorg te verlenen zonder zijn toestemming, haar beroepsgeheim te schenden door informatie met het AMK te delen, en door onvoldoende toe te zien op adequate dossiervoering, zodat noodzakelijke gegevens voor de hulpverlening van de dochter niet in het dossier zijn vermeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager voor een gedeelte niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht voor een gedeelte verjaard is en het overige gedeelte van de klacht ongegrond is.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:179 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-175/AL/NN/D

    Het dekenbezwaar is in alle onderdelen gegrond. De raad is van oordeel dat het verweten handelen zodanig ernstig is dat aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau moet worden opgelegd. Verweerder heeft de kernwaarden deskundigheid en vertrouwelijkheid geschonden en ook artikelen 4.1. lid 2, 6.2 en 6.3 Voda en Gedragsregels 14 lid 3 en 16 lid 1 en 16 lid 2. Het dekenbezwaar staat niet op zichzelf. In de klachtzaak, waarin de behandeling op dezelfde datum heeft plaatsgevonden en waarvan de uitspraak op dezelfde datum is en die gebaseerd is op hetzelfde feitencomplex, heeft de raad geoordeeld dat verweerder de kernwaarden deskundigheid, onafhankelijkheid, partijdigheid en integriteit heeft geschonden. Gelet op het ne bis in idem beginsel heeft de raad in de klachtzaak geen maatregel opgelegd. Verweerder is al eerder meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld. Dit dekenbezwaar is het vierde ingediende dekenbezwaar tegen verweerder. Uit de klachtzaak, het dekenbezwaar en de eerdere uitspraken komt een beeld naar voren van een advocaat die blijk geeft zich onvoldoende bewust te zijn van voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving en zich onvoldoende rekenschap geeft van de belangen die daarmee worden gediend. Uit het handelen van verweerder blijkt dat hij onvoldoende besef heeft van de bijzondere positie die hij als advocaat in het maatschappelijk verkeer vervult en de onafhankelijke integere oordeelsvorming die daarbij van hem wordt verwacht.