ECLI:NL:TGZCTG:2025:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2655

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:128
Datum uitspraak: 28-07-2025
Datum publicatie: 28-07-2025
Zaaknummer(s): C2024/2655
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft klaagster op 6 februari 2020 geopereerd aan haar rechtervoet in verband met een hallux valgus (grote teen die scheef staat) en klachten door de daarmee samenhangende knobbel (bunion) bij de grote teen. Hij heeft een zogenaamde Chevron-osteotomie uitgevoerd, waarbij de bunion wordt verwijderd en de stand van de teen gecorrigeerd. Daarna is een complicatie (osteonecrose, dat wil zeggen afsterving van het middenvoetsbeentje) ontstaan. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg a) geen dan wel onvoldoende informed consent en b) gebrekkige dossiervorming en onvoldoende zorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beslist dat de klacht in het geheel kennelijk ongegrond is. Klaagster heeft beroep ingesteld tegen die beslissing. Het beroep van klaagster heeft tot doel dat klachtonderdeel a alsnog gegrond wordt verklaard en dat aan de arts een maatregel wordt opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt overeenkomstig het Regionaal Tuchtcollege en verwerkt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2655 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster,
gemachtigde: mr. G. Grijs, werkzaam te Rotterdam,
tegen
C., orthopedisch chirurg, werkzaam te B.,
verweerder in beide instanties,
hierna: de arts,
gemachtigde: mr. D. Schut-Wolfs, werkzaam te Amsterdam.
1. Kern van de zaak
1.1 De arts heeft klaagster op 6 februari 2020 geopereerd aan haar rechtervoet in verband met een hallux valgus (grote teen die scheef staat) en klachten door de daarmee samenhangende knobbel (bunion) bij de grote teen. Hij heeft een zogenaamde Chevron-osteotomie uitgevoerd, waarbij de bunion wordt verwijderd en de stand van de teen gecorrigeerd. Daarna is een complicatie (osteonecrose, dat wil zeggen afsterving van het middenvoetsbeentje) ontstaan. Klaagster verwijt de arts geen dan wel onvoldoende informed consent, gebrekkige dossiervorming en onvoldoende zorg.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege komt tot datzelfde oordeel en zal dat hieronder toelichten.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam met nummer A2024/7032 (ECLI:NL:TGZRAMS:2024:247). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het beroepschrift van klaagster en het verweerschrift van de arts.
2.3 De zaak is op de zitting van 7 juli 2025 behandeld. Daar waren aanwezig klaagster, bijgestaan door mr. Grijs, en de arts, bijgestaan door mr. Schut-Wolfs. Partijen hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. De spreekaantekeningen van mr. Schut-Wolfs zijn aan het dossier toegevoegd.
3. Feiten
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten zoals weergegeven in overweging “3. De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Het beroep van klaagster heeft tot doel dat klachtonderdeel a (over de informed consent)
alsnog gegrond wordt verklaard en dat aan de arts een maatregel wordt opgelegd. Tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege ten aanzien van klachtonderdeel b heeft klaagster geen grieven geformuleerd, zodat dat klachtonderdeel in beroep niet meer ter beoordeling voorligt.
4.2 De arts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het beroep te verwerpen.
Beoordeling
4.3 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege klachtonderdeel a terecht ongegrond heeft verklaard. De behandeling van de zaak in beroep geeft geen aanleiding tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt dat wat het Regionaal Tuchtcollege onder 4.5 tot en met 4.7 met betrekking tot klachtonderdeel a heeft overwogen over en oordeelt met het Regionaal Tuchtcollege dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.4 Dit betekent dat het beroep van klaagster wordt verworpen.

5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter,
M.W. Zandbergen en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en N.R.A. Baas en W.J. Rijnberg, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.