ECLI:NL:TGZCTG:2025:134 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2619

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:134
Datum uitspraak: 28-07-2025
Datum publicatie: 28-07-2025
Zaaknummer(s): C2024/2619
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een neuroloog. Klaagster is bekend met therapieresistente focale epilepsie. Zij is verwezen naar het expertisecentrum waar de neuroloog werkzaam is, voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. Daar heeft een multidisciplinair team onderzoek gedaan. De neuroloog is betrokken geweest bij een deel van de onderzoeken. Klaagster verwijt de neuroloog onvoldoende informatieverstrekking en opereren zonder juiste en volledige toestemming van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2619 van:
A., wonende in B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster, gemachtigde: C., werkzaam in D.,
tegen
I., neuroloog, destijds werkzaam in F., verweerster in beide instanties, hierna: de neuroloog, gemachtigde: mr. K.M. Volker, werkzaam in Amsterdam.

1. Kern van de zaak
1.1 Klaagster heeft in augustus 2019 een epilepsie-operatie ondergaan (een temporaalkwabresectie linkszijdig). Daaraan voorafgaand heeft zij bij een expertisecentrum een epilepsiechirurgie-traject doorlopen, waarin een multidisciplinair team onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden voor epilepsiechirurgie bij klaagster en hierover een positief advies heeft uitgebracht. De neuroloog is betrokken geweest bij een deel van de onderzoeken. Klaagster en haar toenmalige echtgenoot verwijten de neuroloog onvoldoende informatieverstrekking en opereren zonder juiste en volledige toestemming van klaagster.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege te ‘s Hertogenbosch heeft de toenmalige echtgenoot van klaagster in de klacht niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van klaagster in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met het oordeel dat de klacht ongegrond is en zal het door klaagster ingestelde beroep verwerpen.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te ’s Hertogenbosch van 16 oktober 2024 met nummer H2023/6736 (ECLI:NL:TGZRSHE:2024:115). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het door het Regionaal Tuchtcollege samengestelde procesdossier, het beroepschrift, de aanvullende gronden en het verweerschrift.
2.3 De zaak is op de zitting van 11 juni 2025 behandeld. Klaagster en de neuroloog waren beiden aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde C., de neuroloog werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. K.M. Volker. Partijen hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. De spreekaantekeningen van de gemachtigde van klaagster zijn aan het dossier toegevoegd.
3. Feiten
3.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat uit van de volgende feiten.
3.2 Klaagster is bekend met een therapieresistente focale epilepsie vanuit links temporaal (vanuit de linker slaapkwab).
3.3 Begin 2017 was klaagster betrokken bij een ernstig auto-ongeluk, waarbij zijzelf en haar twee kinderen zwaargewond zijn geraakt.
3.4 Zij is op 4 februari 2018 door haar neuroloog verwezen naar het expertisecentrum voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie.
De neuroloog maakt deel uit van de multidisciplinaire werkgroep voor epilepsiechirurgie waarin specialisten van diverse disciplines vanuit het expertisecentrum (onder wie de neuroloog) en een academisch ziekenhuis (onder wie de neurochirurg die klaagster later zou opereren) betrokken zijn. Zij maakt geen deel uit van het chirurgische team van het academisch ziekenhuis.
3.5 Na de verwijzing van klaagster naar het epilepsiechirurgie-traject is de neuroloog als medebehandelaar betrokken geweest bij de behandeling van klaagster in het pre-chirurgische traject en de fase na de operatie.
3.6 Van 25 maart 2019 tot en met 29 maart 2019 is klaagster voor een pre-chirurgische screening (PCS) opgenomen geweest in de kliniek van het expertisecentrum. Een PCS is een onderzoek naar waar de aanvallen in de hersenen ontstaan, waarvan een videoregistratie wordt gemaakt. Dit onderzoek was relevant voor de vraag of klaagster een kandidaat kon zijn voor epilepsiechirurgie. Op 3 mei 2019 heeft de neuroloog de uitslag van de PCS met klaagster besproken. Tijdens dit telefonisch consult is verder besproken dat er voldoende gegevens waren om klaagster aan te melden voor bespreking in de “EEGistenbespreking” en vervolgens in de multidisciplinaire werkgroep.
3.7 De multidisciplinaire werkgroep heeft een positief operatieadvies uitgebracht, dat op 24 juni 2019 door een physician assistant met klaagster is besproken, waarna klaagster is verwezen naar de neurochirurg voor de operatie.
In de verwijsbrief van 25 juni 2019 aan de neurochirurg is onder meer vermeld:
“”Beleid: Patiënte verwacht een uitnodiging voor voorlichting bij neurochirurg. Daarnaast zal zij zelf maatschappelijk werk op de hoogte stellen van de operatiedatum. Patiënte en partner voorzien geen problemen voor nazorg en overzien het traject goed. Uitleg gegeven over nazorgtraject. Wij zullen patiënte 4 weken na de operatie telefonisch spreken en zien elkaar na 4 maanden terug op de poli voor Epilepsiechirurgie te F.”
3.8 De neurochirurg heeft op 12 juli 2019 een informatiegesprek met klaagster gevoerd en het expertisecentrum daarover onder meer het volgende bericht:
“Ik heb met patiënte en partner in aanwezigheid van collega [naam] gesproken over de voordelen en nadelen van chirurgie. Procedure, prognose en eventuele complicaties zijn aan bod gekomen waarbij er onder andere is gesproken over de risico’s van de passagère oftalmoplegie, minimale kans op een contralaterale hemiparese, eventuele stemmingsstoornissen postoperatief als mede een gering risico op een taalstoornis na de ingreep. Patiënte heeft de informatie goed begrepen en opteert voor de voorgestelde ingreep.”
3.9 Klaagster is op 27 augustus 2019 geopereerd en op 1 september 2019 met ontslag gegaan.
3.10 In het kader van de reguliere nacontroles heeft de neuroloog op 16 september 2019 een telefonisch consult met klaagster gehad en is klaagster op 16 december 2019 bij haar op het spreekuur geweest.
3.11 Op verzoek van klaagster heeft op 20 januari 2020 nog een extra nacontrole bij de neuroloog plaatsgevonden.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om die beslissing te vernietigen en de klacht alsnog geheel gegrond te verklaren. Verder verzoekt klaagster dit college om de neuroloog te veroordelen in vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten en in de door haar geleden en nog te lijden schade.
4.2 De neuroloog heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep te verwerpen.
Procedure bij het Regionaal Tuchtcollege
4.3 Klaagster brengt in beroep in de eerste plaats naar voren dat zij door het verloop van de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege ernstig is benadeeld, omdat het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van haar gemachtigde en de zaak vervolgens in raadkamer, dus zonder een mondelinge behandeling op een zitting, is afgedaan.
Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de procedure in beroep mede is bedoeld om eventuele verzuimen in de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege te herstellen. In deze zaak was er echter geen sprake van een verzuim. Klaagster en haar gemachtigde hadden ruimschoots voor de datum van het mondeling vooronderzoek een uitnodiging hiervoor ontvangen en pas bij aanvang van het mondeling vooronderzoek bleek dat de gemachtigde niet aanwezig was. Dat het Regionaal Tuchtcollege de zaak in raadkamer heeft behandeld, is gebaseerd op art 67a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Anders dan klaagster meent, is dit niet onzorgvuldig.
Toetsingskader
4.4 De vraag is of de neuroloog heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neuroloog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de neuroloog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.5 Klaagster is erg ongelukkig met het resultaat van de epilepsie-operatie van augustus 2019. Zij stelt dat zij sindsdien dagelijks last heeft van lawaai in haar hoofd, door haar omschreven als een constante bonk en ruis. Deze geluiden houden haar constant bezig, verstoren haar nachtrust en zorgen voor emotionele en fysieke uitputting. Als gevolg hiervan is haar huwelijk gestrand, is zij haar gezin kwijtgeraakt, is zij van haar ouders vervreemd en heeft zij haar werk noodgedwongen moeten opgeven, aldus klaagster.
4.6 Klaagster verwijt de neuroloog dat zij:
a) onvoldoende informatie heeft verstrekt aan klaagster over haar medische situatie en de voorgestelde behandelingen en mogelijke gevolgen daarvan;
b) heeft geopereerd zonder de volledige en juiste toestemming van klaagster.
4.7 Het Centraal Tuchtcollege stelt, net als het Regionaal Tuchtcollege, vast dat de neuroloog niet betrokken is geweest bij het directe operatietraject en dat het Regionaal Tuchtcollege om die reden klachtonderdeel b terecht ongegrond heeft verklaard.
4.8 Het Centraal Tuchtcollege komt op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege ook klachtonderdeel a terecht ongegrond heeft verklaard. De behandeling van de zaak in beroep geeft geen aanleiding tot andere beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt dat wat het Regionaal Tuchtcollege in zijn beslissing onder 5.5 tot en met 5.7 heeft overwogen hier over. De behandeling van de zaak in beroep geeft het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding tot een aanvullende opmerking.
4.9 De rol van de neuroloog als medebehandelaar was binnen het gehele traject beperkt. Uit het dossier blijkt dat zij vanuit die rol klaagster ruimschoots voldoende informatie heeft verstrekt, zowel in het voortraject als na de operatie. Daarbij is ook expliciet ter sprake gekomen dat de neurochirurg met klaagster nog een informatiegesprek zou voeren over de operatie. Dat klaagster zich achteraf onvoldoende geïnformeerd voelt, kan zij de neuroloog niet aanrekenen.
4.10 Het Centraal Tuchtcollege heeft oog voor de problemen die klaagster nu op fysiek, sociaal en emotioneel vlak heeft en voor de moeilijke situatie waarin zij verkeert. Dat klaagster hierdoor een grote lijdensdruk ervaart, is dit college duidelijk. Dit neemt niet weg dat uit het medisch dossier van klaagster voor wat betreft de voorlichting en begeleiding een ander beeld naar voren komt dan klaagster nu schetst. Uit dit dossier blijkt dat het door klaagster doorlopen epilepsiechirurgie-traject lang en intensief is geweest, en dat hierin door verschillende zorgverleners uitgebreide informatie is verstrekt.
Conclusie
4.11 Gelet op al het vorenstaande, komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat de neuroloog zorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege is terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de neuroloog. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege het beroep zal verwerpen.
Verzoek om proceskostenveroordeling en schadevergoeding
4.12 Nu klaagster in het ongelijk wordt gesteld, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Los van het feit dat het niet mogelijk is om in een tuchtrechtelijke procedure schadevergoeding toe te kennen, ziet het Centraal Tuchtcollege ook geen aanleiding voor een schadevergoeding. Het is in deze procedure niet aannemelijk geworden dat de lijdensdruk die klaagster ervaart (mede) is veroorzaakt door het handelen of nalaten van de neuroloog.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep; wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze beslissing is genomen door Z.J. Oosting, voorzitter, J. Legemaate en T. Dompeling, leden juristen, en C.M.F. Dirven en M.C. de Rijk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.