ECLI:NL:TACAKN:2025:55 Accountantskamer Zwolle 24/3901 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:55
Datum uitspraak: 28-07-2025
Datum publicatie: 28-07-2025
Zaaknummer(s): 24/3901 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen accountant over een onderzoeksrapport dat in opdracht van investeerder is opgesteld naar de besteding van verstrekte leningen door de onderneming van klager.Dat rapport is verstrekt aan het Openbaar Ministerie waarna een strafrechtelijk onderzoek tegen klager is ingesteld. Volgens klager is het onderzoeksrapport onjuist en misleidend, heeft de accountant geen controle uitgevoerd op de juistheid van de financiële gegevens en was de opdrachtaanvaarding niet volgens de regels. Klacht ongegrond: de accountant had geen leidende rol en verantwoordelijkheid voor het onderzoek, heeft de rapportage niet opgesteld en is niet de eindverantwoordelijke accountant.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 28 juli 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 28 oktober 2024 ontvangen klacht met nummer 24/3901 Wtra AK van

X

wonende te [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [land1]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. J.F. Garvelink

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de aanvulling op het klaagschrift met bijlagen van 12 november 2024
  • de aanvullende bijlagen bij het klaagschrift van 4 juni 2025
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de door betrokkene op 2 juli 2025 overgelegde aanvullende productie
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 7 juli 2025. Klager is in persoon verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door mr. J.F. Garvelink en mr. J.G. Groeneveld.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. Volgens klager heeft betrokkene in opdracht van [NV1] ([NV1]) een rapport opgesteld met betrekking tot [BV1] ([BV1]). Het rapport bevat de voorlopige bevindingen van een onderzoek naar de vraag of door [NV1] aan [BV1] verstrekte leningen in overeenstemming met de leningsvoorwaarden door [BV1] zijn aangewend. Het rapport is volgens klager door [NV1] ingediend bij het Openbaar Ministerie in [land2] en door het OM gebruikt als bewijsmateriaal in een strafzaak tegen hem. Volgens klager is het rapport misleidend, heeft betrokkene geen controle uitgevoerd waar dit wel was vereist en is de opdrachtaanvaarding niet volgens de regels.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2. De Accountantskamer verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds [datum] 2014 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Hij was van 25 november 2019 tot 1 maart 2023 werkzaam bij [accountantsorganisatie1] [deel van gebied1] in [land2].

3.2. Klager is verbonden aan [BV1], gevestigd te [plaats2]. [BV1] en een aan haar gerelateerde onderneming [NV2], gevestigd te [buitenlandse plaats3], [land2] zijn een samenwerkingsovereenkomst en een aantal leningsovereenkomsten aangegaan met [NV1] gevestigd te [buitenlandse plaats4], [land2] met het oog op opzetten van een kippenboerderij en het op de markt brengen van kipproducten in [land2].

3.3. In het kader van deze samenwerking heeft [NV1] aan [BV1] verschillende leningen verstrekt tot totaalbedragen van US$ 3.000.000 en € 660.000.

3.4. Eén van de voorwaarden van de samenwerking houdt in dat [NV1] gerechtigd is gedurende de looptijd van de overeenkomst periodiek de boerderij van [BV1] te bezoeken en zich ervan te verzekeren dat de verstrekte leningen conform het businessplan werden aangewend. [NV1] heeft in dat kader in 2019 en 2020 een tweetal onderzoeken laten uitvoeren.

3.5. Naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken is een geschil ontstaan tussen [BV1] en [NV1], waarover partijen een juridische procedure hebben gevoerd. Bij vonnis van 24 juni 2021 heeft de rechter te [buitenlandse plaats4] [BV1] veroordeeld om: 'hun medewerking te verlenen aan het onderzoek zoals overeengekomen in artikel 7 lid 2 van de overeenkomst van 4 juni 2018, namelijk het onderzoek om zich ervan te verzekeren dat de investering conform het businessplan wordt uitgevoerd, en er zorg voor te dragen dat aan [NV1]'s en aan een door [NV1]'s aangewezen auditeur of deskundige toegang wordt verschaft tot de terreinen en opstallen van de BV en [NV3] en aan die persoon of personen inzage te bieden in alle voor het onderzoek noodzakelijke bescheiden van de BV of [NV3] aanwezig in de boekhouding of administratie van de BV en [NV3]'.

3.6. Ter uitvoering van dit onderzoek heeft [NV1] opdracht gegeven aan [accountantsorganisatie1] [republiek1] ([accountantsorganisatie1] [republiek1]) ‘to conduct an independent review of the Kippie project in order to verify that the funds provided by [NV1] were utilized solely for the purposes intended’. De opdrachtbevestiging d.d. 8 september 2021 is ondertekend door [A], Associate Partner Consulting bij [accountantsorganisatie1] [republiek1]. In de bij de opdrachtbevestiging behorende Statement of Work is onder meer het volgende vermeld:

‘Specific additional terms and conditions

The Services are consulting in nature. [accountantsorganisatie1] will not render a Financial Statement assurance report or opinion under this SOW, nor will the Services constitute an audit, review, examination, or other form of attestation as those terms are defined by the American lnstitute of Certified Public Accountants. None of the Services or any Reports will constitute any legal opinion or advice. Our investigation may not detect any or all fraudulent activities or illegal acts.’

3.7. Op 13 september 2021 heeft [B], senior-manager van [accountantsorganisatie1] [republiek1] per email aan klager onder meer het volgende bericht:

“We have been appointed by [NV1]’s. (“[NV1]”) of [buitenlandse plaats4], [land2] to conduct an

audit of the expenditure of funds disbursed to [BV1] (“[BV1]”) of US$ 3,000,000 and

EURO 600,000. We shall also be auditing all items pertaining to the various agreements between

[NV1] and [BV1].

It is our intention to commence the audit on Thursday 16 September at 10:00am in your office at the [adres]. Our [accountantsorganisatie1] team will consist of [Y] and [C] (on site) and [NV1] will be represented by Mr. [D], who will do the introductions of our team to you and outline the procedure.”

3.8. In het kader van het onderzoek hebben betrokkene en een collega onder meer deelgenomen aan twee besprekingen te [buitenlandse plaats3], [land2] op 16 en 22 september 2021, in aanwezigheid van onder meer vertegenwoordigers van [NV1] en klager. Er was ook deurwaarder aanwezig vergezeld door een getuige en van beide besprekingen is een proces-verbaal opgemaakt.

3.9. Naar aanleiding van het onderzoek heeft [accountantsorganisatie1] [republiek1] op 29 oktober 2021 aan [NV1] een rapport uitgebracht getiteld “Kippie Project – Independent review, Preliminary findings – Final report.” Dit rapport is namens [accountantsorganisatie1] ondertekend door [A], Associate Partner Consulting.

3.10. Het Openbaar Ministerie in [land2] is op aangeven van [NV1] een strafzaak begonnen

tegen klager en zijn levenspartner [E] wegens de verdenking van verduistering van een

bedrag van US$ 1.000.000. In de strafprocedure is gebruik gemaakt van de uitkomsten van het

onderzoek van [accountantsorganisatie1].

Het (ongedateerde) requisitoir van het OM vermeldt daarover het volgende:

“Gelet op de bevinding van (….) dat een aanzienlijk bedrag van de leensom van $ 3.700.000 (3,7

miljoen) niet is ingevesteerd door de verdachten [X] en [E] in het Kippi project, trok

de aangever [NV1] [Y] (hierna te noemen [Y]), zijnde een beedigde accountant van het bedrijf

[accountantsorganisatie1Ltd] ([accountantsorganisatie1Ltd]), om een onafhankelijk onderzoek

te verrichten inzake het Kippi project. Dit onderzoek is verricht over de periode van 04 juni 2018 tot en

met 25 juni 2021. Uit het dit ingestelde onderzoek is komen vast te staan, dat de verdachten [X] en [E]

een bedrag tussen $825.000 en $1.060.000 niet hebben geïnvesteerd in het Kippi project. De

verdachten [X] en [E] hadden op geen enkele wijze kunnen aantonen hoe zij dit bedrag

hadden/hebben besteed.”

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2. Klager verwijt betrokkene dat hij een rapport heeft opgesteld dat ondeugdelijk is en

formuleert daarover in zijn klaagschrift van 28 oktober 2024 de volgende klachtonderdelen:

  1. Onjuiste en misleidende rapportage

Betrokkene heeft een rapport opgesteld waaruit blijkt dat een boekenonderzoek heeft plaatsgevonden bij [BV1], terwijl dit niet het geval was. De rapportage bevat bovendien geen duidelijke waarschuwing dat de informatie niet op basis van verricht onderzoek tot stand is gekomen.

2. Onvoldoende zorgvuldigheid en vakbekwaamheid

Het rapport voldoet niet aan de vereisten voor een zorgvuldig uitgevoerde opdracht. Betrokkene had zich moeten vergewissen dat de presentatie van het rapport niet misleidend zou zijn voor het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, die het rapport mogelijk ten onrechte zouden interpreteren als zijnde gebaseerd op controlewerkzaamheden.

3. Schending van de principes van objectiviteit en integriteit

Betrokkene heeft de objectiviteits- en integriteitsbeginselen geschonden door een rapport te presenteren zonder duidelijk te maken dat er geen controle op de juistheid van de financiële gegevens is uitgevoerd.

4. Schade voor derden

Door het misleidende karakter van het rapport is het resultaat een strafeis van het Openbaar Ministerie van drie jaar voor de eigenaren van [BV1] eist. Dit toont de gevolgen van een ernstige nalatige actie.

4.3. Naar aanleiding van een verzoek van de Accountantskamer om de verwijten aan betrokkene nader te concretiseren heeft klager – naast een gedeeltelijke herhaling van de eerdere klachten - zijn klaagschrift aangevuld met de volgende verwijten aan betrokkene:

5. Omdat sprake was van een gerechtelijke uitspraak was betrokkene verplicht om een controleverklaring op te maken en daar heeft hij niet aan voldaan.

6. Betrokkene heeft ten onrechte geen TOR overeenkomst afgesloten met zijn opdrachtgever. Betrokkene deelde mee dat dit niet noodzakelijk was, dit terwijl [accountantsorganisatie2] te [buitenlandse plaats4] de opdracht heeft teruggegeven omdat de opdrachtgever geen TOR overeenkomst wilde aangaan.

4.4. Voor zover klager in zijn pleitnota nieuwe klachten naar voren brengt, zal de Accountantskamer die in verband met de goede procesorde niet beoordelen, omdat betrokkene daartegen bezwaar heeft gemaakt en geen gelegenheid heeft gehad zijn verweer daartegen voor te bereiden. Bovendien valt niet in te zien waarom klager zijn klacht op dit punt niet eerder heeft aangevuld en uitgebreid. Hij is immers na het indienen van de klacht in de gelegenheid gesteld zijn klacht te (her)formuleren. Het geschil is dan ook beperkt tot de klachten zoals klager deze in zijn klaagschrift en in het aanvullend klaagschrift zoals hierboven weergegeven naar voren heeft gebracht.

5. De beoordeling

Toetsingskader

5.1. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

5.2. Als uitgangspunt geldt dat klager gehouden is de klacht voldoende toe te lichten en aannemelijk te maken en bij voldoende gemotiveerde tegenspraak nader te onderbouwen waarom de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager heeft bij zijn klaagschrift een aantal bijlagen gevoegd, zonder duidelijk te maken op welke wijze deze een onderbouwing van zijn klachtonderdelen inhouden. Het is niet aan de Accountantskamer om zelfstandig in die ingebrachte stukken op zoek te gaan naar wat wel en niet dienstig is of een onderbouwing zou kunnen zijn voor de klacht.

Rol en verantwoordelijkheid van betrokkene

5.3. De klacht ziet er kortgezegd op dat betrokkene een ondeugdelijk rapport heeft opgesteld. Voor de beoordeling van de klachtonderdelen is allereerst van belang om vast te stellen wat de rol van betrokkene bij het onderzoek was en of en zo ja, in hoeverre, betrokkene verantwoordelijk is voor het rapport van voorlopige bevindingen van 5 november 2021.

5.4. De Accountantskamer stelt vast dat [NV1] aan [accountantsorganisatie1] [republiek1] opdracht heeft gegeven het onderzoek uit te voeren. [accountantsorganisatie1] [republiek1] heeft deze opdracht op 8 september 2021 schriftelijk bevestigd. Betrokkene heeft onweersproken gesteld niet bij de opdrachtformulering en opdrachtaanvaarding betrokken te zijn geweest.

5.5. [accountantsorganisatie1] [land2] maakt volgens betrokkene onderdeel uit van [accountantsorganisatie 1] [deel van gebied1], dat op haar beurt behoort tot

[accountantsorganisatie 1] [gebied1], een onderdeel van de [accountantsorganisatie1]-organisatie met 50 partners en 700 medewerkers, dat bestaat uit verschillende juridische entiteiten en waarvan ook [accountantsorganisatie1] [republiek1] deel uit maakt. Betrokkene heeft onweersproken verklaard dat [accountantsorganisatie 1] [land2] een klein kantoor is dat destijds relatief jong was en op partnerniveau niet over de expertise beschikte die voor het onderzoek was vereist. Bovendien was er een bestaande relatie tussen [NV1] en [accountantsorganisatie1] [republiek1]. Om die redenen is de opdracht uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van [accountantsorganisatie1] [republiek1], dat wel over deze deskundigheid beschikte. Naar aanleiding van een verzoek van [accountantsorganisatie1] [republiek1] aan de managing partner van [accountantsorganisatie1] [land2] zijn betrokkene en een collega aan het onderzoeksteam van [accountantsorganisatie1] [republiek1] toegevoegd voor het uitvoeren van het onderzoek ter plaatse, mede omdat betrokkene de Nederlandse taal spreekt.

5.6. Volgens betrokkene bestonden zijn werkzaamheden voornamelijk uit het ter plaatse verzamelen van informatie. In dat kader heeft hij onder meer twee besprekingen gevoerd ten kantore van klager in bijzijn van een deurwaarder en een getuige, waarvan door de deurwaarder proces-verbaal is opgemaakt. Voorts heeft betrokkene stukken per email opgevraagd. Betrokkene heeft over zijn werkzaamheden verslag uitgebracht aan de opdrachtverantwoordelijken van [accountantsorganisatie1] [republiek1], die ook zelf een aantal werkzaamheden hebben verricht en het rapport hebben opgesteld. Het rapport is ondertekend door [A], Associate Partner Consulting bij [accountantsorganisatie1] [republiek1]. [A] is als CA (chartered accountant) ingeschreven in het register van het Institute of Chartered Accountants of [republiek1] (ICATT).

5.7. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene in het requisitoir van het Openbaar Ministerie is genoemd als de door [NV1] ingeschakelde deskundige voor het onderzoek. Betrokkene heeft daarover onweersproken verklaard dat deze vermelding onjuist is en vermoedelijk het gevolg is van het feit dat betrokkene in het kader van het strafrechtelijk onderzoek door het OM is gehoord om uitleg te geven over het rapport.

5.8. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene niet de eindverantwoordelijke accountant is voor dit rapport, dat is [A]. Betrokkene heeft op verzoek van [accountantsorganisatie1] [republiek1] en onder verantwoordelijkheid van [A] veldwerk gedaan voor het onderzoek. Uit de processen-verbaal van de besprekingen en de door klager ingebrachte emailwisselingen kan – anders dan klager stelt - niet worden afgeleid dat betrokkene een leidende rol had in het onderzoek of verantwoordelijk is voor het rapport. De vermelding van de rol van betrokkene in het requisitoir van het OM maakt dat niet anders, nu dit kennelijk berust op een onjuiste weergave van die rol door het OM.

5.9. Uitgangstpunt in het tuchtrecht is dat een accountant slechts tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op zijn eigen handelen of nalaten in relatie tot de van toepassing zijnde beroepsvoorschriften. De hiernavolgende beoordeling van de klachtonderdelen vindt daarom plaats uitgaande van betrokkenes rol en verantwoordelijkheid bij het onderzoek zoals die in de rechtsoverwegingen hierboven is vastgesteld.

Beoordeling van de klachtonderdelen

5.10. De Accountantskamer stelt vast dat aan alle klachtonderdelen de veronderstelling ten grondslag ligt dat betrokkene de opdracht is aangegaan en verantwoordelijk is voor het rapport. Nu deze veronderstelling onjuist is, zijn alle klachtonderdelen in die zin ongegrond. Voor zover de klacht mede moet worden opgevat als een verwijt aan betrokkene dat hij ten onrechte aan het onderzoek heeft meegewerkt en zich niet van het in de ogen van klager misleidende rapport heeft gedistantieerd, zal de Accountskamer tegen die achtergrond de klachtonderdelen inhoudelijk beoordelen.

Klachtonderdelen 1 tot en met 4

5.11. Uit het rapport van 5 november 2021 blijkt dat de daarin opgenomen voorlopige uitkomsten zien op feitelijke bevindingen en waarnemingen. Klager heeft in de klachtonderdelen 1 tot en met 4 slechts in algemene zin gesteld dat het rapport misleidend is, maar heeft nagelaten aan te geven op welke concrete punten het rapport tekortschiet en waar betrokkene zich dan in zijn visie van had moeten distantiëren. De klacht mist op dit punt feitelijke grondslag.

5.12. Ter onderbouwing van zijn klachten over de ondeugdelijkheid van het rapport heeft klager op de zitting verder naar voren gebracht dat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de Accountantskamer is dat betrokkene – gezien zijn (beperkte) rol in het onderzoek - niet te verwijten. Betrokkene heeft onweersproken gesteld niet betrokken te zijn geweest bij het opstellen van het rapport. Het in het kader van de rapportage op juiste wijze beoordelen van de vraag of hoor en wederhoor aan de orde is, is de verantwoordelijkheid van [A] als eindverantwoordelijke accountant.

Klachtonderdelen 5 en 6

5.13. Klager stelt dat - omdat sprake was van een gerechtelijke uitspraak – er een verplichting bestond om een controleverklaring op te maken, waaraan niet is voldaan, en dat ten onrechte geen TOR (Terms of Reference) overeenkomst is afgesloten met de opdrachtgever. Klager heeft ter zitting verduidelijkt dat hij met een TOR overeenkomst een drie-partijenovereenkomst bedoelt. Zoals overwogen was betrokkene niet bij de opdrachtaanvaarding betrokken. Deze stellingen van klager vinden bovendien naar het oordeel van de Accountantskamer geen grond in enig beroepsvoorschrift en vloeien evenmin voort uit de leningsovereenkomst en de gerechtelijke uitspraak die aan het onderzoek ten grondslag liggen. Klager heeft ook geen andere gronden aangevoerd ter onderbouwing van zijn stellingen. Nu van het tegendeel niet is gebleken, moet ervan uit worden gegaan dat het de bij de opdracht betrokken partijen vrij stond om naar eigen inzicht afspraken te maken over de wijze van invulling van de opdracht. Dat een andere accountant – zoals klager stelt – daaraan mogelijk een andere invulling zou hebben gegeven, doet daar niet aan af. Voor zover de klacht zo moet worden opgevat, dat betrokkene zijn medewerking om de door klager genoemde redenen aan de opdracht had moeten weigeren, treft ook dit verwijt geen doel.

5.14. De slotsom is dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt (rechterlijke leden) en Th. A. Verkade RA en C.M. Verdiesen AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van der Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.