ECLI:NL:TGZCTG:2025:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2620

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:133
Datum uitspraak: 28-07-2025
Datum publicatie: 28-07-2025
Zaaknummer(s): C2024/2620
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een neurochirurg. Klaagster is bekend met therapieresistente focale epilepsie. Zij is verwezen naar een expertisecentrum voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. Daar heeft een multidisciplinair team onderzoek gedaan en een positief advies voor de operatie gegeven. De neurochirurg heeft de operatie uitgevoerd (een temporaalkwabresectie linkszijdig). Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheden en de risico’s, dat hij geopereerd heeft zonder (volledige) toestemming, dat hij haar te vroeg uit het ziekenhuis heeft ontslagen en dat hij de operatie niet juist heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2620 van:
A., wonende in B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster, gemachtigde: C., werkzaam in D.,
tegen
J., neurochirurg, destijds werkzaam in K., verweerder in beide instanties, hierna: de neurochirurg, gemachtigde: mr. A.M. Franse, werkzaam in Utrecht.

1. Kern van de zaak
1.1 De neurochirurg heeft in augustus 2019 bij klaagster een epilepsie-operatie uitgevoerd (een temporaalkwabresectie linkszijdig). Klaagster en haar toenmalige echtgenoot verwijten de neurochirurg dat hij klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheden en de risico’s, dat hij heeft geopereerd zonder (volledige) toestemming van klaagster, dat hij haar te vroeg uit het ziekenhuis heeft ontslagen en dat hij de operatie niet juist heeft uitgevoerd.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege te ‘s Hertogenbosch heeft de toenmalige echtgenoot van klaagster in de klacht niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van klaagster in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met het oordeel dat de klacht ongegrond is en zal het door klaagster ingestelde beroep verwerpen.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te ’s Hertogenbosch van 16 oktober 2024 met nummer H2023/6431 (ECLI:NL:TGZRSHE:2024:116). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het door het Regionaal Tuchtcollege samengestelde procesdossier, het beroepschrift, de aanvullende gronden en het verweerschrift.
2.3 De zaak is op de zitting van 11 juni 2025 behandeld. Klaagster en de neurochirurg waren beiden aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde C., de neurochirurg werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.M. Franse. Partijen hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. De spreekaantekeningen van de gemachtigde van klaagster zijn aan het dossier toegevoegd.
3. Feiten
3.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat uit van de volgende feiten.
3.2 Klaagster is bekend met een therapieresistente focale epilepsie vanuit links temporaal (vanuit de linker slaapkwab).
3.3 Klaagster is op 4 februari 2018 door haar neuroloog doorverwezen naar een expertisecentrum waar specialisten van diverse disciplines werkzaam zijn, voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. Daar is een multidisciplinair team onderzoek en behandeling opgestart. Bij dit onderzoek en de behandeling waren onder meer neurologen en een gz-psycholoog vanuit het expertisecentrum betrokken, evenals specialisten uit het ziekenhuis, onder wie de neurochirurg.
3.4 De multidisciplinaire werkgroep heeft een positief operatieadvies uitgebracht, dat op 24 juni 2019 door een physician assistant van het expertisecentrum met klaagster is besproken, waarna klaagster is verwezen naar de neurochirurg voor de operatie.
3.5 Op 28 juni 2019 heeft klaagster een gesprek gevoerd met de verpleegkundig specialist (verder te noemen: VS) in het ziekenhuis. Deze noteerde in het medisch dossier onder meer:
“- Uitgebreid met patiente gesproken.
had veel vragen deze kunnen beantwoorden
patiente heeft eerder in het traject gezeten en heeft het toen zelf on hold gezet. nu is ze er helemaal klaar voor.
wil graag gebruik maken van de plek op 27 augustus.
(…)”
3.6 De neurochirurg heeft op 12 juli 2019 een informatiegesprek met klaagster gevoerd en het expertisecentrum daarover onder meer het volgende bericht:
“Ik heb met patiënte en partner in aanwezigheid van collega [naam VS] gesproken over de voordelen en nadelen van chirurgie. Procedure, prognose en eventuele complicaties zijn aan bod gekomen waarbij er onder andere gesproken over de risico’s van de passagère oftalmoplegie, minimale kans op een contralaterale hemiparese, eventuele stemmingsstoornissen postoperatief als mede een gering risico op een taalstoornis na de ingreep. Patiënte heeft de informatie goed begrepen en opteert voor de voorgestelde ingreep.”
3.7 Klaagster is op 27 augustus 2019 geopereerd. Op 5 september 2019 heeft de neurochirurg aan de huisarts van klaagster onder meer het volgende bericht:
“Bovengenoemde patiënte was opgenomen van 26-08-2019 tot en met 01-09-2019 op de Verpleegafdeling Algemene Neurologie voor het specialisme Neurochirurgie.
(…)
Operatie
Op 27-09-2019 werd er een linkszijdige standaard neocortico-amygdalo-hippocampectomie verricht door [de neurochirurg]. De ingreep is ongecompliceerd verlopen.
Beloop
Postoperatief was er sprake van een ongecompliceerd en vlot klinisch herstel. Daags na de ingreep kon het drukverband verwijderd worden. De wond oogde droog en rustig, de agraves mogen op 06-09-2019 verwijderd worden bij de huisarts. Gedurende de opname zijn er geen insulten/aanvullen waargenomen. Patiënt was zelfstandig aanwezig en kon op 01-09-2019 in goede conditie worden ontslagen naar huis, Er volgt een poliklinische controle bij [de neurochirurg].”
3.8 Na het ontslag van klaagster heeft de verpleegkundig specialist nog meerdere malen telefonisch contact met klaagster gehad. Klaagster is op 4 oktober 2019 voor controle bij de neurochirurg geweest. Die noteerde in het dossier:
“(…) gaat goed, geen aanvallen, slaapt weer beter, geen hoofdpijn, dankbaar, partner maakt iets bedrukte indruk; veel veranderd, ook in de relatie, moet er even aan wennen. B/ exit nch. bij vragen; [VS]. follow up in [expertisecentrum].”
3.9 Er hebben voorts diverse nacontroles plaatsgevonden in het expertisecentrum. Klaagster is aanvalsvrij geweest tot september 2020. Nadat zij in september opnieuw epilepsieaanvallen kreeg, is de medicatie weer opgestart. In november 2020 heeft klaagster het expertisecentrum benaderd voor een mogelijk nieuw epilepsiechirurgie-traject. Klaagster was na herstart van de medicatie opnieuw aanvalsvrij, maar wilde ook van de medicatie af. De multidisciplinaire werkgroep heeft daarover op 27 mei 2021 negatief geadviseerd.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om die beslissing te vernietigen en de klacht alsnog geheel gegrond te verklaren. Verder verzoekt klaagster dit college om de neurochirurg te veroordelen in vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten en in de door haar geleden en nog te lijden schade.
4.2 De neurochirurg heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep te verwerpen.
Procedure bij het Regionaal Tuchtcollege
4.3 Klaagster brengt in beroep in de eerste plaats naar voren dat zij door het verloop van de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege ernstig is benadeeld, omdat het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van haar gemachtigde en de zaak vervolgens in raadkamer, dus zonder een mondelinge behandeling op een zitting, is afgedaan.
Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de procedure in beroep mede is bedoeld om eventuele verzuimen in de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege te herstellen. In deze zaak was er echter geen sprake van een verzuim. Klaagster en haar gemachtigde hadden ruimschoots voor de datum van het mondeling vooronderzoek een uitnodiging hiervoor ontvangen en pas bij aanvang van het mondeling vooronderzoek bleek dat de gemachtigde niet aanwezig was. Dat het Regionaal Tuchtcollege de zaak in raadkamer heeft behandeld, is gebaseerd op art 67a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Anders dan klaagster meent, is dit niet onzorgvuldig.
Toetsingskader
4.4 De vraag is of de neurochirurg heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neurochirurg. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de neurochirurg geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Inhoudelijke beoordeling
4.5 Klaagster is erg ongelukkig met het resultaat van de epilepsie-operatie van augustus 2019. Zij stelt dat zij sindsdien dagelijks last heeft van lawaai in haar hoofd, door haar omschreven als een bonk en ruis. Deze geluiden houden haar constant bezig, verstoren haar nachtrust en zorgen voor emotionele en fysieke uitputting. Als gevolg hiervan is haar huwelijk gestrand, is zij haar gezin kwijtgeraakt, is zij van haar ouders vervreemd en heeft zij haar werk noodgedwongen moeten opgeven, aldus klaagster.
4.6 Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij:
a) onvoldoende informatie heeft verstrekt aan klaagster over haar medische situatie en voorgestelde behandelingen;
b) heeft geopereerd zonder de volledige en juiste toestemming van klaagster;
c) slechte nazorg heeft geleverd na de operatie. Klaagster werd drie dagen na de operatie naar huis gestuurd terwijl zij onvoldoende hersteld was om veilig naar huis te gaan;
d) de operatie niet juist heeft uitgevoerd, omdat zij daar slechter uit is gekomen.
4.7 Het Centraal Tuchtcollege komt op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht in al haar onderdelen terecht ongegrond heeft verklaard. De behandeling van de zaak in beroep geeft geen aanleiding tot andere beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt dat wat het Regionaal Tuchtcollege in zijn beslissing onder 5.3 tot en met 5.5 heeft overwogen hier over. De behandeling van de zaak in beroep geeft het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding tot een paar aanvullende opmerkingen.
4.8 Uit de behandeling van deze zaak in beroep komt naar voren dat klaagster de neurochirurg - evenals andere door haar aangeklaagde zorgverleners – in de kern vooral verwijt dat er in het epilepsiechirurgie-traject voorafgaand aan de operatie geen rekening is gehouden met het trauma dat zij aan het ernstig auto-ongeluk in 2017 heeft overgehouden. Volgens klaagster was zij door dit trauma en door de zware medicijnen die zij tegen de epilepsie moest innemen destijds niet in staat om een weloverwogen beslissing over zo’n zware behandeling te nemen. Daarbij is zij naar eigen zeggen ook onvoldoende geïnformeerd over de risico’s en de gevolgen die de operatie – onder meer – voor haar gedrag en haar persoonlijkheid kon hebben. Er was om die redenen geen sprake van informed consent voor de epilepsie-operatie. Verder stelt klaagster dat zij voorafgaand aan de operatie met medicatie al twaalf jaar aanvalsvrij was en dat er dus ook geen objectieve noodzaak voor epilepsiechirurgie was. Door desondanks positief te adviseren over de epilepsie operatie en hier daadwerkelijk toe over te gaan, hebben alle betrokkenen – waaronder de neurochirurg – volgens klaagster tuchtrechtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit heeft bij haar tot aanzienlijke schade geleid, aldus klaagster.
4.9 Het Centraal Tuchtcollege heeft oog voor de problemen die klaagster nu op fysiek, sociaal en emotioneel vlak heeft en voor de moeilijke situatie waarin zij verkeert. Dat klaagster hierdoor een grote lijdensdruk ervaart, is dit college duidelijk. Dit neemt niet weg dat uit het medisch dossier van klaagster een ander beeld naar voren komt dan klaagster nu schetst. Uit dit dossier blijkt dat het door klaagster doorlopen epilepsiechirurgie-traject lang en intensief is geweest, en dat hierin door verschillende zorgverleners een groot aantal onderzoeken/testen is gedaan en aan klaagster uitgebreide informatie is verstrekt, ook over de risico’s van de operatie. In dit traject is onder meer onderzocht of klaagster cognitieve klachten had waardoor zij de aan haar verstrekte medische informatie niet zou kunnen begrijpen of niet zou kunnen overzien en of zij een epilepsie operatie – ook in psychologisch opzicht – aan zou kunnen. Deze onderzoeken/testen leverden geen aanknopingspunten voor de conclusie dat bij klaagster sprake was van een kwetsbare psychische toestand en traumatisering die haar wilsbekwaamheid beïnvloedden en aan het doorzetten van het epilepsietraject in de weg stonden. Er was daarmee ook geen aanleiding voor nader onderzoek op dit vlak. Het Centraal Tuchtcollege ziet dan ook – gelet ook op de informatie die aan klaagster is verstrekt - geen reden om aan te nemen dat geen sprake was van informed consent.
4.10 Bij klachtonderdeel d. heeft klaagster in beroep onder meer naar voren gebracht dat zij niet geopereerd had moeten worden omdat zij al 12 jaar aanvalsvrij was en slechter uit de operatie is gekomen. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor deze stelling. Uit het medisch dossier blijkt dat klaagster voorafgaand aan de operatie ondanks het gebruik van drie verschillende anti epileptica nog in wisselende frequentie (variërend van dagelijks tot eenmaal per maand) aanvallen had die haar ook belemmerden in haar dagelijks leven. Het is spijtig dat klaagster, anders dan zij had gehoopt, nog steeds medicatie moet gebruiken, maar daar staat tegenover dat klaagster met gebruik van medicatie wel aanvalsvrij is.
Conclusie
4.11 Gelet op al het vorenstaande, komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat de neurochirurg zorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege is terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de neurochirurg. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege het beroep zal verwerpen.
Verzoek om proceskostenveroordeling en schadevergoeding
4.12 Nu klaagster in het ongelijk wordt gesteld, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Los van het feit dat het niet mogelijk is om in een tuchtrechtelijke procedure schadevergoeding toe te kennen, ziet het Centraal Tuchtcollege ook geen aanleiding voor een schadevergoeding. Het is in deze procedure niet aannemelijk geworden dat de klachten die die klaagster ervaart (mede) zijn veroorzaakt door het handelen of nalaten van de neurochirurg.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep; wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze beslissing is genomen door Z.J. Oosting, voorzitter, J. Legemaate en T. Dompeling, leden juristen, en C.M.F. Dirven en M.C. de Rijk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.