ECLI:NL:TADRARL:2025:179 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-175/AL/NN/D

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:179
Datum uitspraak: 28-07-2025
Datum publicatie: 28-07-2025
Zaaknummer(s): 25-175/AL/NN/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Overige (tussen)beslissingen
Inhoudsindicatie: Het dekenbezwaar is in alle onderdelen gegrond. De raad is van oordeel dat het verweten handelen zodanig ernstig is dat aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau moet worden opgelegd. Verweerder heeft de kernwaarden deskundigheid en vertrouwelijkheid geschonden en ook artikelen 4.1. lid 2, 6.2 en 6.3 Voda en Gedragsregels 14 lid 3 en 16 lid 1 en 16 lid 2. Het dekenbezwaar staat niet op zichzelf. In de klachtzaak, waarin de behandeling op dezelfde datum heeft plaatsgevonden en waarvan de uitspraak op dezelfde datum is en die gebaseerd is op hetzelfde feitencomplex, heeft de raad geoordeeld dat verweerder de kernwaarden deskundigheid, onafhankelijkheid, partijdigheid en integriteit heeft geschonden. Gelet op het ne bis in idem beginsel heeft de raad in de klachtzaak geen maatregel opgelegd. Verweerder is al eerder meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld. Dit dekenbezwaar is het vierde ingediende dekenbezwaar tegen verweerder. Uit de klachtzaak, het dekenbezwaar en de eerdere uitspraken komt een beeld naar voren van een advocaat die blijk geeft zich onvoldoende bewust te zijn van voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving en zich onvoldoende rekenschap geeft van de belangen die daarmee worden gediend. Uit het handelen van verweerder blijkt dat hij onvoldoende besef heeft van de bijzondere positie die hij als advocaat in het maatschappelijk verkeer vervult en de onafhankelijke integere oordeelsvorming die daarbij van hem wordt verwacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 28 juli 2025

in de zaak 25-175/AL/NN/D

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

mr. E.A.C. van de Wiel

in haar hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Noord-Nederland

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 In een brief van 17 maart 2025, met bijlagen, door de raad op diezelfde dag ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder. Tot de bijlagen van het dekenbezwaar behoort de klachtzaak over verweerder met kenmerk 2024 KNN057/2339946. Deze klachtzaak heeft de raad ontvangen op 26 februari 2025 en is bij de raad bekend onder nummer 25-138/AL/NN.

1.2 Het aan de klachtzaak en het dekenbezwaar ten grondslag liggende feitencomplex is in beide zaken hetzelfde. In de klachtzaak heeft verweerder verweer gevoerd en in het dekenbezwaar heeft verweerder niet gereageerd.

1.3 Partijen zijn opgeroepen voor de afzonderlijke behandeling van de klacht en van het dekenbezwaar op de zitting van de raad van 16 mei 2025. In de middag van 15 mei 2025 heeft verweerder om uitstel van de behandeling van het dekenbezwaar en van de klacht verzocht op grond van klemmende redenen, te weten het overlijden van zijn moeder op 11 mei 2025. Die verzoeken zijn gehonoreerd.

1.4 Het klachtdossier en het dekenbezwaar zijn afzonderlijk behandeld op de zitting van de raad van 10 juni 2025. Verweerder is daarbij niet verschenen. Verweerder had opgegeven op die datum verhinderd te zijn. De raad is aan de verhindering van verweerder voorbijgegaan vanwege het belang van een spoedige voortgang van de procedure, het eerdere uitstel en de veelheid aan verhinderdagen (in verband met het rouwproces na het overlijden van zijn moeder en het feit dat hij op 11 juni 2025 in een omvangrijke procedure een processtuk moest indienen).

1.5 Verweerder is met afmelding in beide zaken niet op de zitting verschenen. Bij de behandeling van het dekenbezwaar op zitting was alleen de deken aanwezig, vergezeld van een medewerker van het bureau van de Orde van advocaten. Van de behandeling van het dekenbezwaar is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde dekendossier en van het in 1.1. genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van verweerder van 5 juni 2025 met bijlage.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het dekendossier, het daarvan onderdeel uitmakende klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Klager woont in Spanje en was sinds 1 januari 2010 in de functie van scheepselektricien werkzaam bij een in Nederland gevestigde vennootschap (hierna: de werkgever). Op 26 maart 2021 is klager arbeidsongeschikt geraakt.

2.2 Klager is in Spanje behandeld voor zijn fysieke en mentale klachten door medisch specialisten waaronder een internist, oogarts, traumatoloog, psycholoog en psychiater. Vanaf maart 2021 heeft klager een hoge dosis aan medicatie gekregen die stemmings- en angst- en pijnklachten moesten verminderen en wanen en hallucinaties moesten remmen.

2.3 Tijdens zijn re-integratie is klager geconfronteerd met (verplichte) Covid-vaccinatie. Klager had daar moeite mee en heeft dat tegenover zijn werkgever niet onder stoelen of banken gestoken.

2.4 In een e-mail van 18 januari 2023 heeft de werkgever aan klager een loonsanctie opgelegd door de loonbetaling per direct stop te zetten omdat klager geen WIA-aanvraag had ingediend. Dat had hij vóór 5 januari 2023 moeten doen.

2.5 Op 19 januari 2023 heeft klager een e-mailbericht aan verweerder gestuurd waarin hij melding maakt van de hem opgelegde loonsanctie en van het feit dat hij op dat moment bijna 2 jaar ziek is. In datzelfde e-mailbericht heeft klager aan verweerder laten weten dat hij zijn werkgever wil schrijven over het door hem gevoerde coronabeleid voordat hij zijn WIA-aanvraag in gaat dienen. In zijn e-mail van 19 januari 2023 heeft klager een aan zijn werkgever te sturen brief gevoegd die hij op de website van de stichting Artsen voor Waarheid had gevonden en gedownload. Het e-mailbericht luidt verder:

“Mijn initiële vraag aan [verweerder] is om de brief (zie de bijlage: kennisgeving van aansprakelijkheid en strafbaarstelling – vertrouwelijk) wat een aangepaste versie is van de 2 jaar oude brief van [verweerder], waarbij ik het toegepast heb en gericht naar de eigenaar van het bedrijf. De brief is nog in concept en niet definitief maar is in mijn geval goed toe te passen voor de situatie waar ik in verkeer.”

2.6 In een e-mail van 1 februari 2023 heeft klager het secretariaat van het kantoor van verweerder gevraagd wanneer hij in contact kan komen met verweerder. In dat e-mailbericht heeft klager vast gegevens doorgegeven “voor een toekomstige factuur”.

2.7 Op 6 februari 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten dat verweerder naar de brief “Kennisgeving van Aansprakelijkheid” heeft gekeken en een aantal wijzigingen heeft aangebracht en dat verweerder het schandalig vindt dat de werkgever zo met zijn personeel omgaat. In de (door verweerder aldus geaccordeerde) brief wordt de bestuurder van de werkgever ‘in persoon en privé en strafrechtelijk aansprakelijk gesteld’ voor ‘deelname aan onwettige, illegale en/of criminele activiteiten en/of het ondersteunen van misdaden tegen de menselijkheid, genocide, biologische oorlogsvoering en/of het niet voorkomen van aldus gedefinieerde handelingen, met inbegrip van maar niet beperkt tot handelingen die met opzet worden gepleegd als onderdeel van een wijdverbreid en systematisch beleid, gericht tegen levende mannen en vrouwen en (toekomstige) kinderen.’ De geadresseerde wordt “compleet incompetent, psychopathisch, misdadig en crimineel” gedrag verweten. In de brief wordt verder onder meer het Neurenberg genoemd, “Wir haben es nicht gewusst”, de straling van 5G, het WHO, het WEF en de Bill en Melinda Gates Foundation.

2.8 Op 10 februari 2023 heeft klager, onder toezending van de door hem aan de hand van de opmerkingen van verweerder aangepaste brief, aan verweerder geschreven:

“De tekst heb ik zoals het was aangegeven, gecorrigeerd in het document en een extra stukje (rode) tekst bijgevoegd. Mijn vraag is nu of [verweerder] de brief (…) nog en keertje kan lezen en eventueel de (rode) tekst verbeteren of aanpassen indien nodig. En dan daarna de brief verzend klaar te bevestigen. Ik zou ook graag willen weten of [verweerder] mij bij wil staan indien nodig na het verzenden van de brief naar de eigenaar van het bedrijf. Ik heb een mailtje van de advocaat gehad van [de werkgever] dat mijn salaris gestopt is omdat ik nog geen WIA aanvraag heb ingediend (ivm ziektewet) – maar ik zal me tijdig beter melden (˂ 2 jaar) bij kantoor en dan meteen ook aangeven dat de situatie wel erkend en opgelost dient te worden (na het verzenden van de brief), en dat mijn vertrouwen in het bedrijf ernstig is geschaad en er een probleem is – arbeidsconflict.”

2.9 Op 15 of 22 februari 2023 heeft klager de brief met onder meer de tekst als hiervoor onder 2.7 is weergegeven via de mail gestuurd naar (de eigenaar/ bestuurder van) zijn werkgever. Klager heeft de brief ook aangetekend verstuurd.

2.10 Op 28 februari 2023 heeft klager aan verweerder bericht dat hij de brief heeft gestuurd. Klager vraagt of het mogelijk is verweerder telefonisch te spreken.

2.11 Op 28 februari 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten:

“[verweerder] is helaas nog steeds aan het kwakkelen met zijn gezondheid. Hij doet nog steeds alleen het hoognodige. Het is niet anders.” Klager heeft daarop die dag als volgt gereageerd: “Ik hou je op de hoogte, zodra en als er reactie komt. [Verweerder] heeft een sterke geest, dus ga ik er vanuit dat hij snel weer aansterkt, mijn gedachtes zijn bij hem en ik zal hem positieve kracht sturen. [Verweerder] is een held met doorzettingsvermogen, positiviteit en kracht en hoe ik het zie, in contact staat met god of hij zich daar bewust van is of niet.”

2.12 Op 2 maart 2023 heeft de werkgever de aangetekende brief ontvangen.

2.13 Op 3 maart 2023 heeft klager een e-mail gestuurd aan circa 500 collega’s met als bijlage de brief aan zijn werkgever in het Nederlands en in het Engels.

2.14 Op 7 maart 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Ik heb de brief vertaald naar een Engelse versie en deze samen met de Nederlandse versie in *pdf formaat, zonder wachtwoord, naar het merendeel van het Nederlandse vlootpersoneel in leidinggevende/uitvoerende functies gestuurd (…) Ik houd jullie op de hoogte.”

2.15 Klager is in een online videogesprek op 7 maart 2023 met zijn werkgever op staande voet ontslagen.

2.16 Het ontslag op staande voet is klager in een mail en in een aangetekende brief van 8 maart 2023 bevestigd. De e-mail luidt onder meer:

“U hebt de werkgever, de aandeelhouder/eigenaar, de bestuursleden, de registered nurses en uitvoerend personeel persoonlijk en privé grovelijk beledigd en op ernstige wijze bedreigd met aansprakelijkstellingen en strafbaarstellingen wegens misbruik van gezag en positie. Gedreigd wordt met vervolging door het Internationaal Strafhof wegens schendingen van de Code van Neurenberg en verantwoording afleggen voor een tribunaal”.

2.17 Op 9 maart 2023 heeft klager aan verweerder over het gesprek van 7 maart 2023 (onder meer) bericht:

“Afgelopen dinsdag 07-03-2023 had ik een afspraak staan met (…) (extern vertrouwenspersoon) voor een kennismaking gesprek. Na een beknopte uitleg had ik hem aan eind van het gesprek de brief toegestuurd om een zo goed mogelijk beeld te vormen, daarbij ook vermeld dat ik aan de beterende hand ben en me beter wil melden, maar het erg lastig is omdat er niet normaal word gecommuniceerd naar mij en de situatie complex is waarbij ik geneerd word (…). Op 07-03-2023 om 17:15 ging in gesprek met (…) (HR) (…) (een technische manager die ik niet ken) en (…) (advocaat van [de werkgever] (…) heeft gezegd mij op staande voet te ontslaan, de brief heb ik toegevoegd als bijlage (…) Wat is jouw advies voor de beste aanpak om vervolgstappen te nemen, betreffende het ontslag en betreffende de kennisgeving? ”

2.18 Op 17 maart 2023 heeft klager de aangetekende brief over zijn ontslag op staande voet op zijn huisadres in Spanje ontvangen.

2.19 Op 24 maart 2023 heeft klager via de mail aan het kantoor van verweerder gevraagd wanneer hij verweerder telefonisch kan spreken. Die dag heeft de secretaresse van verweerder via de mail aan klager laten weten dat hij dat 27 maart 2023 tussen 12.00 en 14.00 uur kan proberen. Op 27 maart 2023 hebben klager en verweerder elkaar niet gesproken.

2.20 Op 5 april 2023 heeft de secretaresse van verweerder klager verzocht om de stukken van het arbeidsgeschil toe te sturen. Het e-mailbericht luidt:

“Jouw opstelling naar [de werkgever] ter bescherming van jouw gezondheid en de gezondheid van jouw collega’s heeft een arbeidsconflict veroorzaakt. [De werkgever] heeft jou kennelijk zelfs op staande voet ontslagen?! Het moment is aangebroken, dat jij het geschil voorlegt aan een advocaat met goede kennis van het arbeidsrecht en aansprakelijkheidsrecht. Om te kunnen beslissen welke advocaat daarvoor het meest geschikt is, graag de volgende gegevens per e-mail overleggen:

1. Jouw arbeidsovereenkomst;

2. Jouw formele ziekmelding;

3. Alle correspondentie m.b.t. het covid-debat en de door [de werkgever] verplicht gestelde Covid-inentingen;

4. Jouw aansprakelijkheidsstelling (met verzendbewijs) aan [de werkgever];

5. Alle eventuele andere stukken die betrekking hebben op het gerezen geschil.

Primair dient het ontslag op staande voet te worden tegengegaan.”

2.21 Klager heeft het kantoor van verweerder diezelfde dag stukken toegestuurd, waaronder een vaststellingsovereenkomst in concept.

2.22 Op 12 april 2023 heeft klager de secretaresse van verweerder gevraagd of de stukken goed ontvangen zijn. Die dag heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten dat dit zo is en dat verweerder hopelijk het weekend de stukken kan bekijken.

2.23 Op 13 april 2023 heeft klager laten weten:

“Dank je voor de update. Zelf ben ik een klein beetje onrustig omdat er tijdig een reactie gegeven moet worden voordat de deadline verstreken is (…).”

2.24 Op 20 april 2023 hebben klager en verweerder elkaar ongeveer 10 minuten telefonisch gesproken. Uit de overgelegde opname en transcriptie van dat gesprek blijkt dat verweerder als reactie op de mededeling van klager dat hij al 3 tot 4 maanden geen inkomen meer had, heeft gereageerd met

“Hoezo zolang al niet?”

en

“Het is belangrijk dus dat er snel geld wordt overgemaakt. En nou ja, en als ze dat niet doen, dan zal ik ze in kort geding hier gaan dagvaarden. Dat wel komt goed. Ja, ja.”

Die dag heeft verweerder zich bij de werkgever van klager als advocaat van klager gemeld.

2.25 Op 21 april 2023 heeft klager aan verweerder bericht dat hij op 12 mei 2023 een volgende afspraak in een mediatontraject met zijn werkgever heeft.

2.26 Op 1 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Ik vroeg me af, of de advocaat van [werkgever] nog een reactie had gegeven op het onderstaande verzoek (uit jouw mailtje van 20 April 2023)? (…) Dit in verband met het tijdig reageren binnen een termijn van max 2 maanden, na ontslag op staande voet. Kan ik zelf nog iets doen of voorbereiden om te helpen, zodat alles goed verloopt? Zover bij mij bekend is, verloopt nu op 7 of 8 mei 2023 de deadline, klopt dat nog steeds?”

2.27 Op 1 mei 2023 heeft de secretaresse van verweerder als volgt gereageerd:

“De advocaat van [werkgever] (…) heeft inderdaad gereageerd. Hij is deze week met vakantie, maar ik heb een telefonisch overleg tussen [verweerder] en [de advocaat van werkgever] ingepland voor vrijdag 19 mei a.s. [Verweerder] zal zich eerst helemaal moeten inlezen in het dossier. Hier kun je naar verwijzen als ze over de deadline van 7 of 8 mei beginnen.”

2.28 Op 5 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Het is fijn om te weten dat er een telefonische afspraak staat voor vrijdag 19 mei a.s. Ik heb op dit moment geen contact met [werkgever]. Wel staat op 12 mei a.s. de afspraak betreffende (afronding van) de Mediation tussen mij (…) (HR manager) en (…) (mediator 3e partij).(…). Is het wenselijk voor [verweerder] om van te voren nog overleg te hebben met mij, voor 12 mei? Of is het handig om te kijken of de afspraak van 12 mei a.s. verzet kan worden voor een datum later dan 19 mei?”

2.29 Op 8 mei 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten:

“Ik zal vragen of [verweerder] jou voor 12 mei nog even wil bellen, oké? (…)”

2.30 Op 10 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Mediation is gecanceld vanuit [werkgever] (…) De situatie is nu ongedefinieerd. In de ziektewet heb ik in het tweede jaar als eerst een loonsanctie gekregen voor het niet op tijd indienen van de WIA aanvraag. Dit omdat mijn prioriteit lag bij het opstellen van de brief en deze te versturen naar de eigenaar van het bedrijf. (Overeengekomen tijdens de mediation om deze op “hold” te zetten tot de brief was verstuurd/op gereageerd). (…) die reactie kwam niet, waarop ik besloten had om het overige hfp personeel op de hoogte te stellen met een opgestelde tekst in het NL en ENG en daarbij verwezen naar de bijlage (…) verstuurd op 3 maart. Op 7 maart belde [de werkgever] mij op in de middag en wou een afspraak maken om met mij (einde van de middag) een gesprek aan te gaan over waarom ik het hfp personeel op de hoogte had gesteld en waarom ik de brief had bijgevoegd. In het gesprek wat toen plaats vond, was de advocaat van [de werkgever] aanwezig en is mij ontslag op staande voet gegeven.(…).”

2.31 Op 11 mei 2023 hebben klager en verweerder elkaar telefonisch gesproken en is klager een opdrachtbevestiging toegestuurd ter ondertekening. Op 12 mei 2023 heeft klager de opdrachtbevestiging ondertekend en aan verweerder toegestuurd.

2.32 Op 12 mei 2023 heeft de advocaat van werkgever het dossier van klager overgedragen aan een interim jurist van werkgever.

2.33 Op 15 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Is het mogelijk om mij een update te geven met betrekking tot het verzoekschrift vernietiging ontslag op staande voet? Is dit al verstuurd of kan ik dit nog van te voren inzien? ”

2.34 Op 16 mei 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager geschreven:

“Hierbij stuur ik jou het verzoekschrift vernietiging ontslagbesluit en meerdere verzoeken tot betaling schadevergoeding. Het verzoekschrift is aangepast aan jouw opmerkingen. In deze procedure gaat het primair om de toets of de wettelijke voorwaarden voor het geven van ontslag op staande voet door [de werkgever] zijn nageleefd. Daarnaast is van belang of wij de fatale termijn niet hebben overschreden. Deze twee onderwerpen zijn doorslaggevend voor het succes in deze procedure. [Verweerder] is daarom inhoudelijk weggebleven van de algehele discussie omtrent de vaccinaties en de verplichtingen van de werkgever voor de veiligheid van de medewerkers, omdat dit onderwerp in deze zaak niet primair zal worden getoetst. (…).”

2.35 Op 16 mei 2023 heeft verweerder aan klager geschreven:

“Zojuist sprak ik per telefoon [de interim jurist van de werkgever] Ik heb aan haar medegedeeld, dat een vso (vaststellingsovereenkomst) ook onze voorkeur heeft, maar dat ik in het kader van het veiligstellen van de termijn uiterlijk morgen mijn verzoekschrift vernietiging ontslagbesluit bij de rechtbank moet indienen. Met [de interim jurist van de werkgever] heb ik afgesproken, dat ik eerst het verzoekschrift in zal dienen en vervolgens met [de werkgever] in overleg zal treden over de vso. Zowel jij als [de werkgever] zijn van mening, dat terugkeer naar de werkplek er niet meer in zal zitten. (…) Een goede vso is dan ook het best haalbare in deze situatie”.

2.36 Op 16 mei 2023 heeft verweerder een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van het ontslag op staande voet.

2.37 Op 17 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Goed verzoekschrift ingediend gisteren, ziet er erg goed uit. (..) Ik ben het er mee eens om te gaan voor de best mogelijke vso in deze situatie, waar we nu het maximale uit zullen moeten halen.”

2.38 Op 17 mei 2023 heeft een nieuwe advocaat van de werkgever zich bij verweerder gemeld die aan verweerder verder heeft geschreven:

“Cliënte wil een minnelijke regeling beproeven. Gelet op de verwijtbaarheid aan de zijde van uw cliënt en het feit dat cliënte zich op het standpunt stelt, dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en de vervaltermijn op 8 mei 2023 is verstreken, zal de uitbetaling van een transitievergoeding lastig worden. Wel ontvang ik graag een voorstel aan de zijde van uw cliënt, zodat ik dit met cliënte kan bespreken.”

2.39 Op 20 juni 2023 heeft verweerder aan de jurist van de werkgever geschreven:

“Zojuist uitgebreid overleg gehad met [klager]. [Klager] stemt in met een minnelijke regeling zodat de inhoudelijke behandeling voor de rechtbank kan uitblijven en de procedure kan worden doorgehaald. (…) Zal ik voor een concept vso zorg dragen?”

Die dag heeft klager aan verweerder geschreven:

“Nog een paar kleine punten. (…)”

2.40 Op 21 juni 2023 heeft verweerder aan klager laten weten:

“Bijgevoegd de verklaring van [de vertrouwenspersoon van de werkgever]. Zoals gisteren al met je besproken, ligt het in de lijn der verwachting, dat de werknemers tegen jou zullen verklaren. Met [de werkgever] heb ik in beginsel voor jou een goede minnelijke regeling weten te sluiten. (…)”

2.41 Op 22 juni 2023 heeft de advocaat van de werkgever laten weten:

“Naar aanleiding van ons telefonische onderhoud van vanochtend kan ik u berichten dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Bijgaand treft u de concept vaststellingsovereenkomst aan. (…) verzoek ik u om tot intrekking van de procedure over te gaan.”

Verweerder heeft die dag aan klager geschreven:

“Bijgevoegd de concept vaststellingsovereenkomst. Deze is natuurlijk pas definitief als alle partijen de overeenkomst hebben ondertekend.”

2.42 Op 23 juni 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Het bruto salarisbedrag klopt niet. (…) Wat in de VSO staat moet worden aangepast door [de werkgever].”

2.43 Op 24 juni 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Ik heb gekeken bij het UWV mbt een WW aanvraag. Die situatie is bij nader inzien helemaal niet goed voor mij en eerder schadelijk als ik daarmee in zou stemmen. In de huidige situatie kan ik mij helemaal niet 100% beschikbaar stellen voor werk als voorwaarde van een WW aanvraag in verband met mijn gezondheid. (…) Wil jij daarom uit voorzorg de datum bij de rechtbank uitstellen, met de insteek om meer tijd te hebben om tot een goede oplossing te komen voor mij?”

2.44 Op 26 juni 2023 heeft verweerder aan klager geschreven:

“De bijgevoegde vso regelt voor jou het volgende:

- Intrekking ontslag op staande voet;

- Mogelijkheid tot het verkrijgen van een UWV-GAK uitkering, daarbij heb je de mogelijkheid om je bij het UWV-GAK arbeidsongeschikt te melden en jouw herstel via het UWV-GAK te laten verlopen;

- Uitbetaling van niet opgenomen verlofdagen;

- Uitbetaling van een billijke schadevergoeding van € 28.750,- (bruto). Fiscale verplichtingen o.g.v. Spaanse inkomsten/loonbelasting;

- Uitbetaling van de proceskosten, waarvan advocaatkosten tot € 2.500,- (excl. BTW)

- Een positief getuigschrift.”

2.45 Op 27 juni 2023 heeft verweerder aan klager geschreven:

“Bijgevoegd (…) de laatste door mij gecontroleerde en aangepaste vso, die als definitieve versie kan worden beschouwd. Met deze vso zijn jouw belangen het beste behartigd.

Je zult je vandaag middels een e-mailbericht bij [de advocaat van de werkgever] als arbeidsgeschikt moeten melden. Deze melding zal worden doorgegeven aan de instantie. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst is daarmee rechtsgeldig op grond van wederzijdse instemming, waarbij het initiatief bij de werkgever ligt. Je hebt vervolgens recht op een WW-uitkering via het UWV-GAK. Ook heb je het recht om je bij het UWV-GAK direct aansluitend arbeidsongeschikt te melden. Jouw dossier wordt dan door het UWV-GAK opgepakt”

En later die dag:

“[Werkgever] is akkoord met de laatste door mij aangepaste versie van de vso. Hiermee is een uitstekend resultaat bereikt, waarbij jouw arbeidsrechtelijke positie is veilig gesteld. Je kunt je bij het UWV-GAK aanmelden.”

2.46 Op 27 juni 2023 heeft verweerder de procedure doorgehaald. De zitting van 28 juni 2023 is daarom niet doorgegaan.

2.47 Op 27 juni 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Na twee dagen nadenken kan ik niet akkoord gaan met de voorgelegde overeenkomst die ongunstig voor mijn belangen is en die ver beneden mijn verwachtingen ligt. (…) Vanwege mijn gezondheid is de kans nu groot dat ik niet meer kan werken, waardoor het voor mij onmogelijk is om deze overeenkomst te accepteren, hopelijk kan je dat begrijpen. Integendeel, deze hele zaak heeft mijn gezondheid verder verslechterd en zonder zicht op een normaal leven. Om al deze redenen verzoek ik u (…) contact op te nemen met de rechtbank om hen te informeren dat u mij in deze zaak niet meer als advocaat vertegenwoordigt, aangezien u, zoals u zelf bij twee gelegenheden hebt aangegeven, niet van plan bent mij te vertegenwoordigen als ik besluit naar de rechtbank te stappen om mijn rechten te verdedigen.”

2.48 Op 28 juni 2023 heeft de rechtbank (kanton) aan klager laten weten:

“Op 27 juni 2023 is ter griffie ontvangen een e-mailbericht van uw gemachtigde [verweerder], dat het verzoekschrift in de procedure tussen u en [werkgever] (…) wordt ingetrokken. Deze intrekking is afkomstig van de gemachtigde die zich in deze zaak heeft gesteld (en zich niet heeft onttrokken). De gemachtigde is daarmee bevoegd deze proceshandeling namens u te verrichten. De intrekking heeft dus rechtsgeldig plaatsgevonden. Een dergelijke intrekking leidt ertoe dat de zaak niet meer aanhangig is en dat kan niet meer worden teruggedraaid. (…)”.

De zitting van 28 juni 2023 is niet doorgegaan.

2.49 Op 30 juni 2023 heeft verweerder aan klager geschreven, met in cc de advocaat van de (voormalige) werkgever van klager:

“Eergisteren heb ik je de uitonderhandelde vaststellingsovereenkomst per e-mailbericht toegestuurd met mijn dringend advies deze vso te ondertekenen en vervolgens per e-mailbericht aan [de werkgever] te melden, dat je per heden arbeidsgeschikt bent. Tevens heb ik je schriftelijk geïnstrueerd welke stappen je bij het UWV-GAK kunt ondernemen voor het verkrijgen van een WW-uitkering, dan wel jouw mogelijkheid van een arbeidsongeschiktheidsmelding bij het UWV-GAK. (…). Mocht je besluiten om alsnog de vso niet te zullen ondertekenen, dan wijs ik je hierbij nogmaals op de nadelige gevolgen daarvan: (…) Kortom je staat met lege handen. Formeel ben ik niet meer jouw raadsman (…)”

2.50 Op 24 juli 2023 heeft klager geprotesteerd tegen een factuur van verweerder. Die dag heeft verweerder aan klager bericht:

“De aan mij verstrekte opdracht betrof jou bij te staan in jouw arbeidsgeschil met [de werkgever]. Dit geschil betrof een door [de werkgever] aan jou gegeven ontslag op staande voet. [De werkgever] wilde onder geen enkel beding meer met jou als werknemer verder. De opstelling van [de werkgever] is voortgekomen uit de door jou ingenomen extreme Covid-19 opstelling, waarbij jij de eigenaar (…) min of meer van massamoord hebt beschuldigd. In dat kader heb ik voor jou een kort geding voor de rechtbank aanhangig gemaakt (…) Wij waren niet te laat met het indienen van het verzoekschrift bij de kantonrechter. De drie maanden termijn gaat immers lopen (…). ”

2.51 Per 2 mei 2024 is aan klager met terugwerkende kracht tot 24 maart 2023 een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) toegekend. Klager is duurzaam arbeidsongeschikt en heeft geen benutbare mogelijkheden meer.

3 DEKENBEZWAAR

3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

I. in strijd te handelen met artikel 6.2 en 6.3 van de Verordening op de advocatuur (Voda). In de periode tussen 18 januari en 20 april 2023 heeft verweerder onduidelijkheid laten bestaan of hij voor klager optreedt en wat hij gaat doen, heeft verweerder zich niet in de zaak verdiept maar dit overgelaten aan zijn medewerkster die niet in de gaten had dat de ‘deadline’ waarover zij schrijft in haar e-mail van 1 mei 2023 een wettelijke vervaltermijn is.

II. in strijd te handelen met gedragsregel 16 eerste lid 1 door zijn cliënt geen analyse van diens juridische positie en een daarop gebaseerd plan van aanpak te geven

III. in strijd te handelen met gedragsregel 16 tweede lid door zijn cliënt niet onverwijld op de hoogte te stellen van de door hem gemaakte (beroeps)fouten

IV. in strijd te handelen met de kernwaarde deskundigheid en artikel 4.1 tweede lid Voda door een arbeidsrechtelijke zaak aan te nemen terwijl hij overduidelijk geen verstand van het arbeidsrecht heeft. Verweerder gebruikt verzoekschriftprocedure en kortgedingprocedure door elkaar, laat de termijn van twee maanden ook wel eens drie maanden duren en wil zijn cliënt standaard sturen naar het UWV-GAK dat al decennia niet meer bestaat. Verweerder ziet over het hoofd dat zijn cliënt geen recht op een WW-uitkering heeft omdat hij in het buitenland woonde en werkte. Met de beoogde vaststellingsovereenkomst wilde verweerder de arbeidsovereenkomst van zijn cliënt met terugwerkende kracht laten beëindigen. Onbegrijpelijk is hoe verweerder de brief van de bedrijfsarts begreep.

V. in strijd te handelen met gedragsregel 14 derde lid door zich niet zorgvuldig terug te trekken. Verweerder heeft zich een dag voor de mondelinge behandeling bij de kantonrechter teruggetrokken en heeft geen enkele moeite gedaan om het aldus ontstane probleem voor klager op te lossen.

VI. In strijd te handelen met de kernwaarde vertrouwelijkheid door zijn e-mail van 30 juni 2023 aan klager ongevraagd ook naar de advocaat van de wederpartij te sturen.

4 BEOORDELING

4.1 Een advocaat dient zich te onthouden van handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Bij zijn handelen moet een advocaat zich houden aan de vijf kernwaarden die in artikel 10a, lid 1 Advocatenwet zijn vastgelegd. De raad zal de betamelijkheid van het handelen van verweerder dan ook mede aan de hand van deze kernwaarden beoordelen. Een advocaat is partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt. Deze belangen bepalen de wijze waarop hij zijn opdracht uitvoert, zij het dat die uitvoering op een onafhankelijke, integere en deskundige wijze dient te geschieden. Een advocaat is bij de uitoefening van zijn beroep vertrouwenspersoon voor zijn cliënt en neemt geheimhouding in acht binnen de grenzen van de wet- en regelgeving. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, ter invulling van dez

4.2 Dit dekenbezwaar betreft de vraag of verweerder artikelen 6.2 en 6.3 Voda (dekenbezwaar I) , Gedragsregel 16 lid 1 (dekenbezwaar II), Gedragsregel 16 lid 2 (dekenbezwaar III), de in artikel 10a (lid 1 aanhef en onder c) opgenomen kernwaarde deskundigheid en artikel 4.1. lid 2 Voda (dekenbezwaar IV), Gedragsregel 14 lid 3 (dekenbezwaar V) en de in artikel 10a (lid 1 aanhef en onder e) opgenomen kernwaarde vertrouwelijkheid (dekenbezwaar VI) heeft geschonden.

Dekenbezwaar I

4.3 Artikel 6.2. Voda bepaalt dat de advocaat de organisatie van zijn kantoor, alsmede de dienstverlening aan de cliënt adequaat inricht. Artikel 6.3. Voda bepaalt dat een advocaat alleen zaken aanneemt die hij gelet op zijn kantoororganisatie adequaat kan behandelen.

4.4 Uit het door de deken overgelegde klachtdossier maakt de raad op dat verweerder zijn praktijk niet op orde had. In de periode tussen 19 januari en 20 april 2023 heeft verweerder onduidelijkheid laten bestaan of hij wel of niet voor klager optrad en wat hij dan precies zou doen. Verweerder heeft, ook als de opdracht, zoals hij in reactie op de klacht heeft aangevoerd, pas op 20 april 2023 tot stand was gekomen, pas na 5 mei 2023 inhoudelijk naar de zaak van klager gekeken. Verweerder heeft klager al die tijd laten bungelen, ondanks dat klager verweerder op 19 januari en 10 februari 2023 had bericht dat op 18 januari 2023 de loonbetaling aan hem was stopgezet en ondanks dat klager verweerder op 9 maart 2023 had bericht dat hij op 7 maart 2023 op staande voet was ontslagen. Verweerder heeft de communicatie met klager ondanks deze alarmerende berichten van klager tot 20 april 2023 overgelaten aan zijn secretaresse. Zij heeft de e-mails beantwoord die klager aan verweerder stuurde.

4.5 De raad volgt verweerder niet in zijn (in de klachtzaak) gevoerde verweer dat zijn secretaresse de verzoeken van klager in zijn e-mailbericht van 10 februari 2023 naast zich neer heeft gelegd. Uit het klachtdossier blijkt dat de secretaresse op 28 februari 2023, 24 maart 2023 en op 5 en 12 april 2023 via de mail contact met klager heeft opgenomen. Ook als dit alles heeft plaatsgevonden vóór de totstandkoming van de overeenkomst van opdracht tussen klager en verweerder (klager stelt zich op het standpunt dat dit veel eerder was dan 20 april 2023), is verweerder tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de uitlatingen van zijn secretaresse. Dit geldt dus ook voor het bericht van de secretaresse aan klager dat verweerder heeft gekeken naar een door klager aan verweerder toegestuurde van de website van de stichting Artsen voor Waarheid gedownloade brief, dat verweerder daarop een aantal wijzigingen had aangebracht en dat verweerder het schandalig vindt dat de werkgever van klager zo met zijn personeel omgaat, we

4.6 Anders dan waar verweerder vanuit lijkt te gaan, is verweerder tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het feit dat zijn secretaresse voor klager een afspraak met verweerder heeft gepland na het verstrijken van de vervaltermijn van twee maanden na het ontslag op staande voet (artikel 7:686a lid 4 sub a BW). Als genoemd had klager verweerder op 9 maart 2023 laten weten dat hij op 7 maart 2023 op staande voet was ontslagen. Het maken van een afspraak op 19 mei 2023 is dan te laat. Als het zo is dat verweerder in die periode ziek was, dan had hij voor adequate waarneming moeten zorgen.

4.7 De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de artikelen 6.2 en 6.3 Voda. Dekenbezwaar I. is gegrond.

Dekenbezwaar II

4.8 Op grond van Gedragsregel 16 lid 1 moet de advocaat zijn cliënt op de hoogte brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en moet hij, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt bevestigen.

4.9 De raad stelt vast dat verweerder Gedragsregel 16 lid 1 heeft geschonden. Verweerder heeft klager geen analyse van zijn juridische positie en een daarop gebaseerd plan van aanpak verstrekt. De raad treft dit in het klachtdossier en in het dekenbezwaar niet aan. Dekenbezwaar II. is gegrond.

Dekenbezwaar III

4.10 Op grond van Gedragsregel 16 lid 2 is de advocaat die een redelijk vermoeden heeft dan wel bemerkt dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van zijn cliënt, gehouden zijn cliënt daarvan onverwijld op de hoogte te stellen en hem, zo nodig, te adviseren onafhankelijk advies te vragen.

4.11 De raad stelt vast dat verweerder Gedragsregel 16 lid 2 heeft geschonden. Verweerder heeft klager niet onverwijld op de hoogte gesteld van de door hem gemaakte beroepsfout van het te laat indienen van het verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet. Verweerder heeft het daar helemaal niet met klager over gehad. Dekenbezwaar III. is gegrond.

Dekenbezwaar IV

4.12 Artikel 10a Advw schrijft (in lid 1 aanhef en onder c) voor dat een advocaat bij de uitoefening van zijn beroep deskundig is en kan beschikken over voldoende kennis en vaardigheden. In artikel 4.1. lid 2 Voda staat dat een advocaat alleen zaken aanneemt waarvoor hij de deskundigheid bezit dan wel waarvoor hij gebruik maakt van de deskundigheid van een ander. Dit impliceert dat een advocaat zich ervan bewust moet zijn dat hij de expertise op een bepaald terrein niet bezit. Een advocaat moet zich onthouden van de verlening van rechtsbijstand op rechtsgebieden waarin hij niet of over onvoldoende deskundigheid beschikt.

4.13 Uit het klachtdossier en het dekenbezwaar blijkt dat de kennis van verweerder op het gebied van het arbeidsrecht gebrekkig en ontoereikend was om in dit concrete geval te adviseren en procederen. In de klachtzaak heeft de raad beslist dat verweerder ten opzichte van klager de kernwaarde deskundigheid heeft geschonden door:

- de e-mails van klager van 19 januari en 10 februari 2023 niet met de vereiste deskundigheid te bekijken. Verweerder heeft geen acht geslagen op de loonsanctie van de werkgever en verweerder heeft klager niet geholpen het juridisch geschil over de loonsanctie van de werkgever op te lossen;

- klager niet te wijzen op de risico’s van het sturen van de (door verweerder geaccordeerde) brief aan zijn werkgever, waarin klager zijn werkgever “compleet incompetent, psychopathisch, misdadig en crimineel” gedrag verwijt en waarin het Neurenberg tribunaal voorkomt, de straling van 5G, het WHO en het WEF en door klager niet te proberen te weerhouden van het sturen van die brief;

- het verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet te laat in te dienen, terwijl klager verweerder nog op de vervaltermijn had gewezen;

- klager een vaststellingsovereenkomst te willen laten sluiten met een hersteldmelding ruim een maand na het eind einde van de wachttijd WIA terwijl klager nog ziek was.

4.14 De deken heeft er verder op gewezen dat verweerder de verzoekschriftprocedure en de kortgedingprocedure door elkaar haalt, dat hij de vervaltermijn van twee maanden van artikel 7:686a lid 4 sub a BW ook wel eens drie maanden laat duren, dat verweerder klager wil sturen naar het UWV-GAK dat al decennia niet meer bestaat, dat verweerder over het hoofd ziet dat klager geen recht op een WW-uitkering heeft omdat hij in het buitenland woonde en werkte, dat verweerder met de beoogde vaststellingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst van zijn cliënt met terugwerkende kracht wilde laten beëindigen. Dit alles blijkt uit het klachtdossier en is door verweerder niet weersproken.

4.15 De deken heeft verder nog opgemerkt dat het onbegrijpelijk is hoe verweerder de brief van de bedrijfsarts begreep. Verweerder vindt de brief van de bedrijfsarts zeer nadelig voor klager, zo blijkt uit de e-mail van 26 juni 2023 van verweerder aan klager:

“Productie 15 betreft de verklaring van de bedrijfsarts, dat niet meer wordt voldaan aan de verplichtingen Wet Verbetering Poortwachter. Een kantonrechter zal jou dergelijk verzuim zwaar aanrekenen.”.

Verweerder herhaalt die mening in zijn verweer op de klacht waar hij aanvoert

“Het procesrisico ligt in (…) de vele verklaringen (ook van de bedrijfsarts)”.

De deken wijst er op dat de bedrijfsarts op 16 maart 2023 de werkgever van klager alleen had geschreven

“In het kader van de verzuimbegeleiding had uw medewerker [klager] een afspraak op 13-3-2023 15:00 uur voor een telefonisch spreekuur. Stand van zaken: Mate van arbeidsongeschiktheid kon niet worden vastgesteld daar betrokkene niet bereikbaar was. Er is een boodschap achtergelaten met het verzoek om terug te bellen echter is er tot op heden nog geen reactie. Wij adviseren u om deze terugkoppeling te bespreken met de werknemer. Indien er vervolgacties gewenst zijn, vernemen wij graag van u.”.

De deken wijst er tot slot op dat klager toen al uit dienst was. Ook dit punt is door verweerder niet weersproken.

4.16 De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de kernwaarde deskundigheid en artikel 4.1. lid 2 Voda. Dekenbezwaar IV is gegrond.

Dekenbezwaar V

4.17 Verweerder wilde klager niet langer bijstaan toen klager de vaststellingsovereenkomst afwees, zo blijkt uit zijn e-mail aan klager van 30 juni 2023 die hij cc ook aan de advocaat van de voormalige werkgever van klager zond. Het stond verweerder vrij om na een verschil van inzicht over de wijze van het voeren van een zaak, zijn rechtsbijstand te beëindigen. Op grond van Gedragsregel 14 lid 3 had verweerder dat moeten doen op zorgvuldige wijze en had verweerder er zorg voor moeten dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervond.

4.18 Verweerder heeft daar niet aan voldaan. In een telefoongesprek van 27 juni 2023 heeft verweerder tegen klager gezegd:

“Ja, ik zou ook niet weten hoe je dat moet oplossen. Daar kan ik niet in raden. (…) Jij gaat daar niet mee akkoord. Dan is dat je eigen verantwoording en je eigen risico. Daar kan ik niks aan doen, maar ik onttrek mij vanmiddag als advocaat”.

Verweerder heeft zich niet onttrokken, maar heeft als gemachtigde van klager de procedure bij de kantonrechter ingetrokken zoals blijkt uit het bericht dat de rechtbank (afdeling kanton) klager stuurde op 28 juni 2023. Verweerder heeft geen enkele moeite gedaan om het aldus ontstane probleem voor klager op te lossen. Het is de huidige advocaat van klager gelukt om ondanks de termijnoverschrijding een ziektewetuitkering na het ontslag op staande voet voor klager te behouden en de transitievergoeding veilig te stellen.

4.19 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat dekenbezwaar V gegrond is.

Dekenbezwaar VI

4.20 De geheimhoudingsplicht van een advocaat volgt uit de kernwaarde vertrouwelijkheid in de zin van artikel 10a lid 1 sub e Advocatenwet en is nader uitgewerkt in artikel 11a van de Advocatenwet.

4.21 Artikel 10a Advw schrijft (in lid 1 aanhef en onder e) voor dat een advocaat bij de uitoefening van zijn beroep vertrouwenspersoon is en hij geheimhouding in acht neemt binnen de door de wet en het recht gestelde grenzen. De kernwaarde van de vertrouwelijkheid is noodzakelijk om het beroep van advocaat goed te kunnen vervullen. Het is van wezenlijk belang dat cliënten in vertrouwen alle in volle openhartigheid kunnen wisselen met hun advocaat.

4.22 Artikel 11a lid 1 Advw bepaalt dat de advocaat ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening al zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht is en op grond van het tweede lid van dat artikel blijft die geheimhoudingsplicht voortbestaan na beëindiging van de beroepsuitoefening of de betrekking waarin de werkzaamheden zijn verricht.

4.23 Inhoudelijk is de geheimhoudingsplicht verder uitgewerkt in Gedragsregel 3. De professionele geheimhoudingsplicht omvat alle bijzonderheden van de zaak en de aard en de omvang van de belangen van zijn cliënt. De geheimhoudingsplicht is niet absoluut. Naast de wettelijke uitzonderingen worden gedragsrechtelijk drie cumulatief geldende voorwaarden gesteld aan het naar buiten brengen van vertrouwelijk verkregen kennis, waarbij de advocaat steeds zijn eigen professionele verantwoordelijkheid houdt:

- Het moet gerechtvaardigd zijn vanuit een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak.

- De cliënt moet er desgevraagd geen bezwaar tegen hebben.

- Ten slotte moet het naar buiten toe gebruiken in overeenstemming zijn met een goede beroepsuitoefening van de advocaat.

4.24 Vaststaat dat verweerder met de e-mail van 30 juni 2023 vertrouwelijke informatie tussen hem en klager heeft verstrekt aan de advocaat van de (voormalige) werkgever van klager. Omdat eveneens (als door klager en de deken gesteld en door verweerder niet weersproken) vast is komen te staan dat klager verweerder daarvoor geen expliciete toestemming heeft gegeven, heeft verweerder daarmee zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

4.25 Verweerder heeft dus in strijd gehandeld met de kernwaarde vertrouwelijkheid (artikel 10a lid 1 aanhef en onder 3 Advw), artikel 11a lid 1 Advw en Gedragsregel 3. Dekenbezwaar VI is dus gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad is van oordeel dat het verweten handelen zodanig ernstig is dat aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau moet worden opgelegd. Dat wordt hierna uitgelegd.

5.2 Verweerder heeft de kernwaarden deskundigheid en vertrouwelijkheid geschonden. Het schenden van een kernwaarde impliceert handelen met een laakbaar karakter. Verder heeft verweerder artikelen 4.1. lid 2, 6.2 en 6.3 Voda en Gedragsregels 14 lid 3 en 16 lid 1 en 16 lid 2 geschonden.

5.3 Verder speelt een rol dat het dekenbezwaar niet op zichzelf staat. In de klachtzaak (bij de raad bekend onder nummer 25-138/AL/NN), waarin de behandeling op dezelfde datum heeft plaatsgevonden en waarvan de uitspraak op dezelfde datum is en die gebaseerd is op hetzelfde feitencomplex, heeft de raad geoordeeld dat verweerder de kernwaarden deskundigheid, onafhankelijkheid, partijdigheid en integriteit heeft geschonden. Gelet op het ne bis in idem beginsel heeft de raad in de klachtzaak geen maatregel opgelegd.

5.4 Bij het opleggen van de maatregel speelt ook een rol dat verweerder al eerder meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld, waaronder herhaalde (voorwaardelijke) schorsingen. Dit dekenbezwaar is het vierde ingediende dekenbezwaar tegen verweerder vanaf eind oktober 2021.

5.5 Uit de klachtzaak, het dekenbezwaar en de eerdere uitspraken komt een beeld naar voren van een advocaat die blijk geeft zich onvoldoende bewust te zijn van voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving en zich onvoldoende rekenschap geeft van de belangen die daarmee worden gediend. Uit het handelen van verweerder blijkt dat hij onvoldoende gevoel heeft bij de bijzondere positie die hij als advocaat in het maatschappelijk verkeer vervult en de onafhankelijke integere oordeelsvorming die daarbij van hem wordt verwacht.

5.6 Uit de houding van verweerder, die in het dekenbezwaar geen verweer heeft gevoerd en niet op de zittingen van de klachtzaak en het dekenbezwaar is verschenen omdat hij andere prioriteiten stelde, maakt de raad op dat hij geen inzicht heeft in het kwalijke van zijn handelen en dat hij de ernst van de situatie niet inziet.

5.7 Op grond van dit alles is de raad van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. De ernst van de verweten gedragingen en zijn tuchtrechtelijk verleden laten geen andere keus dan de maatregel van schrapping van het tableau. De raad zal aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen.

6 KOSTENVEROORDELING

6.1 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

6.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 25/ALNN/D.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het dekenbezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 6.2.;

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, N.A. Heidanus, M.M. Mok en P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 28 juli 2025