ECLI:NL:TGZCTG:2024:17 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2006

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:17
Datum uitspraak: 24-01-2024
Datum publicatie: 25-01-2024
Zaaknummer(s): C2023/2006
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager is in 2015 op verzoek van de bedrijfsarts onderzocht door de psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij a) een onjuiste diagnose heeft gesteld op basis van onzorgvuldig onderzoek, b) zich heeft laten leiden door de vragen van de werkgever van klager, en c) heeft nagelaten de huisarts van klager over de door hem vastgestelde diagnose te informeren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft alle klachtonderdelen ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/2006 van:
                A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
                M., psychiater, destijds werkzaam te N., verweerder in beide                 instanties, gemachtigde: mr. R. Kroes.
1.    Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 25 maart 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen M. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 juli 2023, onder nummer A2022/4198, heeft dat College de klacht ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Vervolgens zijn nog enkele producties in het geding gebracht. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 november 2023, waar zijn verschenen klager en de psychiater, laatstgenoemde bijgestaan door mr. R Kroes. De zaak is over en weer toegelicht. Klager heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.
2.    Beslissing in eerste aanleg
    Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag     gelegd.
“3. Wat is er gebeurd? 
3.1    De bedrijfsarts van de werkgever van klager heeft op 3 juni 2015 een e-mail
gestuurd aan de psychiater waarin -onder meer- staat (alle citaten weergegeven met eventuele taal- en spelfouten): “Graag uw expertise mbt dhr A.. Aanvullende vraagstelling komt van de leidinggevende, mw O., zie bijlage. Zij kan u ook zijn contact details geven zodat een afspraak voor de expertise kan worden ingepland.
Vanwege het medisch beroepsgeheim mag u rapport uiteraard enkel aan mij, als bedrijfsarts, worden verzonden en niet aan mw O.” […].
3.2    De psychiater heeft de bedrijfsarts op 3 juni 2015 geantwoord per e-mail waarin - onder meer - staat: “[…] het spijt mij, maar de door mevrouw O. gestelde vragen kan ik als psychiater en in het kader van een expertise niet beantwoorden. Het betreft deels vragen die pas kunnen beantwoord in een veel uitgebreider onderzoek dan een gewone expertise en deels vragen die meer op uw terrein liggen. Het praktische nut van sommige vragen lijkt mij ook gering. Ik stel voor dat ik de gebruikelijke vragen beantwoord die bij een psychiatrische expertise gesteld worden:
1. Wat is uw diagnose?
2. Heeft u adviezen ten aanzien van de behandeling?
3. Hoe schat u de prognose in, met name ten aanzien van de werkhervatting?
4. Heeft u adviezen ten aanzien van de integratie?
Kunt u het hiermee eens zijn? […]”
3.3    Hierop heeft de bedrijfsarts op 8 juni 2015 per e-mail geantwoord met “akkoord”.
3.4    Op 13 juni 2015 heeft de psychiater klager onderzocht.
In het verslag van de expertise heeft de psychiater –onder meer- geschreven: “[…] Met cliënt is besproken dat hij contact opneemt met zijn huisarts voor verwijzing naar een vrijgevestigde bij hem in de buurt.[…]”.
3.5    Op 14 juni 2015 heeft de psychiater het verslag van de expertise per e-mail
verstuurd aan de bedrijfsarts.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1    Klager verwijt de psychiater dat hij:
a)    op een onzorgvuldige wijze in één gesprek een onjuiste diagnose heeft gesteld;
b)    zich heeft laten leiden door de vragen van de werkgever van klager;
c)    ten onrechte heeft nagelaten de huisarts van klager te informeren over de door hem gesteld diagnose.
4.2    De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. 
4.3    Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1     De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. 
Klachtonderdeel a) onjuiste diagnose en onzorgvuldig onderzoek
5.2    Het college ziet in de stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken geen enkele aanleiding om klager te volgen in zijn stelling dat het onderzoek door de psychiater onzorgvuldig is uitgevoerd. Uit het verslag van 13 juni 2015 blijkt een zorgvuldig en uitgebreid onderzoek en de wijze waarop de psychiater tot de diagnose is gekomen is goed te volgen door het college. De omstandigheid dat de psychiater op basis van een eenmalig onderzoek de diagnose heeft gesteld is geenszins onzorgvuldig, en binnen de omstandigheden van de door de bedrijfsarts verzochte expertise gebruikelijk te noemen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) zich door de vragen van de werkgever laten leiden
5.3    Anders dan klager stelt blijkt uit het dossier dat de psychiater de vragen die de werkgever heeft gesteld juist geen onderdeel heeft willen laten uitmaken van zijn onderzoek. Nadat de bedrijfsarts hem de vragen van de leidinggevende had gemaild heeft hij immers direct de bedrijfsarts laten weten dat hij het onderzoek niet op grond van die vragen wilde uitvoeren. Hij heeft in zijn e-mail van 3 juni 2015 de bedrijfsarts voorgesteld om de gebruikelijke vragen bij een psychiatrische expertise te onderzoeken, waarmee de bedrijfsarts vervolgens akkoord was. De stelling van de klager dat de psychiater zich heeft laten leiden door de vragen van de werkgever volgt het college dan ook niet. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel c) ten onrechte nagelaten de huisarts te informeren
5.4     Ook dit verwijt van klager volgt het college niet. Voorop staat dat de psychiater niet zonder toestemming daartoe van klager de huisarts had mogen informeren. In het verslag van de psychiater staat vermeld dat hij klager heeft aangeraden zelf contact op te nemen met zijn huisarts om een verwijzing te vragen naar een vrijgevestigd psychiater in de buurt. Het college vindt dit advies passend bij de gestelde diagnose. Uit de stukken of uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is niet gebleken dat klager de psychiater heeft verzocht om/en toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met de huisarts. Ook dit laatste klachtenonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.5     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
        Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten         en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en         hiervoor onder “3. Wat is er gebeurd?” zijn weergegeven.
4.    Beoordeling van het beroep
    Procedure
4.1    In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de psychiater nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2023 is dat debat voortgezet. 
4.2    Het beroep van klager strekt ertoe dat de klachtonderdelen a en b alsnog gegrond worden verklaard. Op de zitting in beroep heeft klager aangegeven dat hij klachtonderdeel c niet langer handhaaft.
4.3    De psychiater kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Primair stelt de psychiater dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep omdat het beroepschrift niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Subsidiair stelt de psychiater dat het beroep van klager moet worden verworpen. 
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.4    Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beroep. Uit het beroepschrift van klager – opgesteld door klager zelf, zonder de hulp van een rechtsbijstandsverlener – volgt voldoende duidelijk dat het de bedoeling van klager is om de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te betwisten. Daarmee bevat het beroepschrift beroepsgronden en voldoet het aan de daaraan te stellen eisen.  
4.5     Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep echter alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klager daarin dus níet worden ontvangen.

Beoordeling van de klacht 
4.6     Met het Regionaal Tuchtcollege acht het Centraal Tuchtcollege klachtonderdeel a – onjuiste diagnose en onzorgvuldig onderzoek – ongegrond. Het verslag van 
13 juni 2015 geeft blijk van een zorgvuldig en uitgebreid onderzoek en de wijze waarop de psychiater tot de diagnose is gekomen is goed te volgen. Klager stelt dat hij níet aan de psychiater heeft verteld dat hij stemmen hoorde. Uit genoemd verslag volgt echter dat klager dit wél heeft verteld. Het Centraal Tuchtcollege gaat uit van de juistheid van dit verslag.
4.7    Klachtonderdeel b – zich door de vragen van de werkgever laten leiden – is ook ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich volledig aan bij hetgeen het Regionaal Tuchtcollege hierover heeft overwogen onder 5.3. 
4.8    Het voorgaande betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen. 
5.    Beslissing
    Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
                verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij in beroep 
                nieuwe klachten heeft ingediend;
                verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; A.R.O. Mooy en R.A. van der Pol,     leden-juristen en J.J. de Jong en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten en 
N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2024.
        Voorzitter   w.g.                    Secretaris   w.g.