ECLI:NL:TGZCTG:2024:16 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1925
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-01-2024 |
Datum publicatie: | 25-01-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/1925 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg. Klaagster is in het najaar van 2019 negentien dagen opgenomen geweest in de psychiatrische instelling waar de verpleegkundig specialist werkzaam was. Hij werd als haar regiebehandelaar aangewezen. De opname was in eerste instantie vrijwillig. Na een aantal dagen werd deze via een inbewaringstelling omgezet naar een verplichte opname. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist onder meer het ontbreken van een behandelplan, onjuiste dossiervoering, valsheid in geschrifte en het verlenen van onjuiste en onveilige zorg. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster tegen een aantal onderdelen van deze beslissing ingestelde beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1925 van
A., wonende in B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster,
tegen
C., verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg,
destijds werkzaam in D., verweerder in beide instanties,
hierna: de verpleegkundig specialist, gemachtigde:
mr. A.K.M.T. van Rongen, advocaat te Utrecht.
1. Procesverloop
Klaagster heeft op 25 juli 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een
klacht ingediend tegen de verpleegkundig specialist. Dat college heeft de klacht in
zijn beslissing van 28 april 2023, onder nummer A2022/4574, kennelijk ongegrond
verklaard.
Klaagster heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De verpleegkundig specialist
heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
Het Centraal Tuchtcollege heeft nadien van klaagster nog nadere stukken ontvangen
De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege
van
29 november 2023. Klaagster en de verpleegkundig specialist zijn daar beiden verschenen.
Klaagster werd bijgestaan door haar echtgenoot, E.. De verpleegkundig specialist
werd bijgestaan door mr. E.C.J. de Jong, advocaat te Utrecht. Partijen hebben hun
standpunten op de zitting nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“2. Waar gaat de zaak over?
Klaagster is in september 2019 negentien dagen opgenomen geweest in een kliniek van
F., waar de verpleegkundig specialist werkzaam was. Hij werd als haar regiebehandelaar
aangewezen. De opname van klaagster was in eerste instantie vrijwillig. Op de derde
dag van haar opname uitte klaagster een ontslagwens, maar de behandelaars vonden een
ontslag niet verantwoord vanwege het toestandsbeeld van klaagster. Haar opname werd
via een inbewaringstelling (IBS) omgezet naar een verplichte opname. Klaagster is
niet tevreden over de behandeling in de kliniek. De verpleegkundig specialist zou
op een zevental gebieden tekortgeschoten zijn in het verlenen van goede zorg.
3. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist:
a. het stellen van een onjuiste diagnose, namelijk de diagnose alcoholverslaving,
ter rechtvaardiging van de plaatsing van klaagster op een onjuiste
behandellocatie;
b. het ontbreken van een behandelplan en/of behandeldoelen;
c. onjuiste dossiervoering;
d. onjuist declareren;
e. het plegen van valsheid in geschrifte;
f. het onvoldoende en foutief informeren van klaagster en haar naasten, waarbij
schending van de privacy van klaagster plaatsvond;
g. het verlenen van onjuiste en onveilige zorg.
4. Wat is het verweer?
De verpleegkundig specialist heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover
nodig hierna verder besproken.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat de verpleegkundig specialist niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 De vraag is of de verpleegkundig specialist heeft gehandeld zoals van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is die van een redelijk handelende en redelijk bekwame
beroepsgenoot. Het college houdt bij de beoordeling onder meer rekening met wat ten
tijde van het handelen in de beroepsgroep als norm was aanvaard, zoals de Beroepscode
van verpleegkundigen en verzorgenden, waarin gedragsregels voor verpleegkundigen zijn
neergelegd. Dat een zorgverlener anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg
voor een tuchtrechtelijk verwijt, het gaat erom of het handelen ook anders had gemoeten,
gelet op de normen van de beroepsgroep.
Klachtonderdeel a: stellen onjuiste diagnose
5.3 Klaagster stelt dat de verpleegkundig specialist een onjuiste diagnose heeft
gesteld, namelijk alcoholverslaving, om klaagster op de afdeling G. van de H.-Kliniek
te kunnen plaatsen. Deze afdeling is een gesloten acute-opname-afdeling voor cliënten
met zowel psychiatrische als verslavingsproblematiek. Volgens klaagster hoorde zij
daar niet thuis, maar verbleef zij daar toch totdat zij op 24 september 2019 werd
overgeplaatst naar een andere afdeling van dezelfde kliniek. Zij heeft afdeling G.
als een ongeschikte en onveilige afdeling ervaren. Zij voelde zich een ‘verdienmodel’.
De verpleegkundig specialist zegt dat de plaatsing van klaagster op deze afdeling
tijdelijk was, omdat in een geschiktere kliniek geen plaats was. Hij is niet betrokken
geweest bij het stellen van de diagnose van klaagster en evenmin bij de beslissing
tot plaatsing van klaagster op zijn afdeling.
5.4 Aan het tuchtrecht voor de gezondheidszorg ligt het beginsel van persoonlijke
verwijtbaarheid ten grondslag. Het college is van oordeel dat de verpleegkundig specialist
voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij niet persoonlijk betrokken is geweest bij
het stellen van de diagnose van klaagster. Dit klachtonderdeel kan hem daarom niet
worden verweten en is dus kennelijk ongegrond. Overigens is het college niet gebleken
dat, ondanks dat er verwarring was over het alcoholgebruik van klaagster, door F.
een alcoholverslaving gebruikt is als reden voor de plaatsing op de afdeling G. van
de H.-Kliniek, zoals klaagster denkt.
Klachtonderdeel b: ontbreken behandelplan/behandeldoelen
5.5 Klaagster is van mening dat de verpleegkundig specialist geen behandelplan
en/of behandeldoelen heeft opgesteld in de tijd dat zij in de kliniek verbleef. De
verpleegkundig specialist zegt dat er inderdaad (nog) geen behandelplan voor klaagster
was opgesteld tijdens de relatief korte gastplaatsing in de kliniek, maar dat hij
wel degelijk in overleg met klaagster behandeldoelen heeft opgesteld. Hij heeft in
de 19 dagen dat klaagster in de kliniek verbleef tien gesprekken met haar gevoerd.
Het beleid ten aanzien van de behandeldoelen is steeds met klaagster overlegd, en
ook zijn de behandeldoelen frequent geëvalueerd.
5.6 Het college stelt vast dat het verblijf van klaagster in de kliniek relatief
kort was en het karakter van een gastplaatsing had, totdat er plaats zou zijn in een
geschiktere kliniek. Het komt het college niet onlogisch voor dat in een dergelijk
korte periode (nog) geen volledig behandelplan wordt opgesteld, maar slechts behandel-doelen
worden benoemd en opgevolgd. Uit het gedeelte van haar medisch dossier dat klaagster
als bijlage 5.4 bij haar klaagschrift heeft gevoegd blijkt dat onder ‘B/’ het beleid
voor de komende tijd werd genoteerd. Op 10, 12 en 17 september 2019 zijn in het dossier
door de verpleegkundig specialist en anderen aantekeningen gemaakt over de evaluatie
van de behandeling. Het college is van oordeel dat de verpleegkundig specialist hiermee
voldaan heeft aan wat van hem verwacht kon worden. Dit betekent dat de klacht op dit
onderdeel kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel c: onjuiste dossiervoering
5.7 Klaagster vindt dat de verpleegkundig specialist een zeer gebrekkig, foutief,
onzorgvuldig en onvolledig medisch dossier heeft gevoerd en de inhoudelijke zorgregistraties
in het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) achteraf heeft gewijzigd. De verpleegkundig
specialist stelt dat sprake is van adequate dossiervoering. Klaagster heeft delen
van haar medisch dossier overgelegd als bijlagen bij haar klaagschrift. De verpleegkundig
specialist heeft niet langer de beschikking over het medisch dossier van klaagster
aangezien hij niet meer bij F. werkzaam is.
5.8 Vanuit de gedeelten van het medisch dossier die het college ter beschikking
stonden heeft het college een onjuiste, onvolledige of achteraf gewijzigde dossiervoering
niet vast kunnen stellen. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d: onjuist declareren
5.9 Klaagster meent dat sprake is van onjuist declareren doordat er te veel gesprekken
zijn opgevoerd en er een onjuiste deelprestatie is gedeclareerd. De verpleegkundig
specialist ontkent dat sprake is geweest van onjuist declareren. De zorg die aan klaagster
is verleend is onder de juiste codes geregistreerd. Dat volgens klaagster sprake zou
zijn van een verdienmodel in plaats van een noodgedwongen gastplaatsing wegens plaatsgebrek
in een geschiktere kliniek, kan de verpleegkundig specialist niet volgen en is volgens
hem door klaagster niet nader onderbouwd of toegelicht.
5.10 Het college is het met de verpleegkundig specialist eens dat klaagster niet
heeft onderbouwd dat sprake zou zijn van een verdienmodel waarbij onjuist gedeclareerd
is. Ook anderszins is niet gebleken van onjuiste declaraties. Het college is dan ook
van oordeel dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel e: het plegen van valsheid in geschrifte
5.11 Klaagster stelt dat de verpleegkundig specialist valsheid in geschrifte heeft
gepleegd. Hij zou een niet bestaand contactpersonenformulier hebben vervalst met de
handtekening van klaagster van een ander formulier. Hierbij heeft hij volgens klaagster
tevens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) overtreden. Klaagster heeft
delen uit haar EPD en de loggegevens van haar EPD in bijlage 5 bij het klaagschrift
overgelegd. De verpleegkundig specialist ontkent dat sprake is geweest van valsheid
in geschrifte door het achteraf wijzigen, dan wel vervalsen van de rapportages in
het EPD. Hij stelt dat klaagster geen begin van een bewijs voor dit verwijt aandraagt.
5.12 Het college kan uit de aangeleverde gedeelten van het EPD en de loggegevens
niet vaststellen dat de verpleegkundig specialist valsheid in geschrifte heeft gepleegd.
Om die reden is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f: onvoldoende en foutief informeren van klaagster en haar naasten,
met schending van de privacy
5.13 Volgens klaagster heeft de verpleegkundig specialist haar van onvoldoende
informatie voorzien voorafgaand aan en volgend op haar behandeling. Verder heeft hij
haar privacy geschonden door informatie te delen met derden, te weten een niet bij
de behandeling betrokken zorgverlener en de advocaat van klaagster. De verpleegkundig
specialist zegt dat uit de rapportages (verpleegkundige rapportage 35, 8 september
2019, door klaagster overgelegd als productie 5.2) blijkt dat klaagster op 8 september
2019 een zogeheten ‘opnameset’ heeft ontvangen. Dit is een set van informatie die
cliënten bij binnenkomst krijgen en deze bevat onder meer de huisregels, afdelingsinformatie,
een toestemmingsformulier voor gegevensuitwisseling en informatie over de patiëntenvertrouwenspersoon.
Verder heeft de verpleegkundig specialist tien gesprekken met klaagster gevoerd tijdens
haar opname, over onder meer haar klachten, de procedure inzake de IBS, het belang
van medicatie en de behandeldoelen. Hiernaast is er door een verpleegkundige die als
contactpersoon voor de familie van klaagster was aangewezen en die werkzaam was onder
supervisie van de verpleegkundig specialist (verweerster in zaak A2022/4632), zeer
frequent contact onderhouden met de oom van klaagster, die zij zelf als contactpersoon
had opgegeven, om de naasten van klaagster te informeren over de stand van zaken en
om informatie te verkrijgen over de medische voorgeschiedenis en achtergrond van klaagster.
Dit alles staat opgetekend in het EPD, in de door klaagster overgelegde productie
5.4. De verpleegkundig specialist ontkent verder de behandeling van klaagster met
een niet bij haar behandeling betrokken zorgverlener te hebben besproken of ongevraagd
en zonder toestemming van klaagster informatie te hebben verstrekt aan haar advocaat.
De schending van de privacy van klaagster en van het beroepsgeheim van de verpleegkundig
specialist is volgens hem dan ook niet juist en niet aangetoond.
5.14 Het college is van oordeel dat uit de door klaagster aangeleverde producties
voldoende duidelijk wordt dat de verpleegkundig specialist aan de eisen die aan hem
worden gesteld ten aanzien van de informatieverplichting aan klaagster en haar naasten,
ruimschoots heeft voldaan of heeft laten voldoen. Ook heeft klaagster naar het oordeel
van het college niet onderbouwd of aangetoond dat de verpleegkundig specialist zijn
beroepsgeheim zou hebben doorbroken door informatie over klaagster met derden te delen.
Dit klachtonderdeel is dus kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel g: het verlenen van onjuiste en onveilige zorg
5.15 Klaagster stelt dat de verpleegkundig specialist onjuiste en onveilige zorg
heeft verleend, doordat klaagster door een onjuiste diagnose op een verkeerde afdeling
belandde, die een onveilige behandellocatie bleek. Op deze gesloten acute-opname-afdeling
waren voornamelijk mannelijke verslaafden opgenomen. Volgens de verpleegkundig specialist
is er op de acute-opname-afdeling de zorg verleend die daar verwacht mocht worden.
Dat klaagster zich onveilig heeft gevoeld betreurt hij. Er is geprobeerd aan de gevoelens
van onveiligheid van klaagster tegemoet te komen door haar onder meer op haar eigen
kamer te laten eten, zodat zij niet op de afdeling met de mannelijke verslaafden hoefde
te verblijven. Ook is zij (op 24 september 2019) overgeplaatst naar een andere afdeling
zodra daar plaats was. Vervolgens is klaagster op 26 september 2019 met ontslag uit
de kliniek gegaan, omdat zij voldoende hersteld was. Volgens de verpleegkundig specialist
blijkt hieruit dat geen sprake is geweest van enig handelen of nalaten in strijd met
de zorg die een verpleegkundig specialist behoort te betrachten.
5.16 Voor het college is het invoelbaar dat klaagster haar verblijf op de acute-opname-afdeling
als onveilig heeft ervaren. Naar de aard van de afdeling worden hier (verwarde) cliënten
in crisistoestand opgenomen, waardoor er op een dergelijke afdeling doorgaans veel
rumoer is. De aard van en de situatie op de afdeling zijn omstandigheden waar de verpleegkundig
specialist echter geen invloed op heeft, net zomin als op de bezetting in en de wachtlijst
voor een andere afdeling of kliniek. Naar het oordeel van het college heeft de verpleegkundig
specialist verder voldoende duidelijk gemaakt dat hij oog had voor de door klaagster
ervaren onveiligheid, doordat er onder meer afspraken met haar zijn gemaakt over het
nuttigen van de maaltijd op haar kamer, toen zij zich angstig en onrustig op de afdeling
voelde. Er is niet gebleken wat de verpleegkundig specialist anders had moeten doen
om klaagster een veiliger gevoel te geven op het moment dat er geen plaats was op
een andere afdeling. Het college is het dan ook met de verpleegkundig specialist eens
dat geen sprake was van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die een verpleegkundig
specialist behoort te betrachten. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk
ongegrond is.
Conclusie
5.17 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
en heeft beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van de zeven klachtonderdelen.
Op de zitting van 29 november 2023 heeft zij aangegeven dat zij klachtonderdeel a
(over de volgens haar gestelde diagnose) en klachtonderdeel f (over het onjuist informeren
van klaagster en haar naasten) niet langer handhaaft. Klaagster komt in beroep alleen
nog op tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klachtonderdelen b,
c, d, e en g. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om deze klachtonderdelen alsnog
gegrond te verklaren.
4.2 De verpleegkundig specialist heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt
het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste
aanleg geformuleerde klachtonderdelen b, c, d, e en g en het daarover in eerste aanleg
door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. In beroep is het debat door
partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten
zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege over deze klachtonderdelen
gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de zitting is dat debat voortgezet.
4.4 Uit de stukken en uit hetgeen klaagster op de zitting naar voren heeft gebracht
blijkt dat klaagster de verpleegkundig specialist boven alles verwijt dat sprake is
van onvolledige en onjuiste dossiervoering en dat hij valsheid in geschrifte heeft
gepleegd. Volgens klaagster is haar Elektronisch Patiëntendossier (hierna: EPD) achteraf
volledig herschreven. Inhoudelijke zorgregistraties zijn gewijzigd en achteraf is
medische informatie toegevoegd, verplaatst en verdwenen. Ook heeft de verpleegkundig
specialist handtekeningen die zij – klaagster – onder een AVG formulier heeft gezet
voor een ander formulier (een contactpersonenformulier) gebruikt, aldus klaagster.
4.5 Dit betoog slaagt niet. Het Centraal Tuchtcollege heeft geen enkel concreet
aanknopingspunt dat het EPD is vervalst of achteraf op een ongeoorloofde wijze is
gewijzigd, door de verpleegkundig specialist of door anderen. De door klaagster in
dit verband gegeven voorbeelden zijn daarvoor onvoldoende. Daarbij acht het Centraal
Tuchtcollege – mede op grond van de toelichting van de verpleegkundig specialist ter
zitting – aannemelijk dat voor een aantal volgens klaagster onjuiste data en tijdstippen
van de aantekeningen in het EPD een eenvoudige technische verklaring bestaat die verband
houdt met het gebruikte software-programma. Verder ziet het Centraal Tuchtcollege
ook geen enkele reden om aan te nemen dat de verpleegkundig specialist op het contactpersonenformulier
de handtekening van klaagster heeft vervalst. Het college is het daarom eens met de
overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege over de klachtonderdelen c en e en neemt
deze overwegingen integraal over.
4.6 Voor de klachtonderdelen b, d en g geldt evenzeer dat de behandeling van de
zaak in beroep geen ander licht op de zaak heeft geworpen. Het Centraal Tuchtcollege
is het ook eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
over deze klachtonderdelen en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.
4.7 Uit het voorgaande volgt dat het Regionaal Tuchtcollege de klachtonderdelen
b, c, d, e en g terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep wordt daarom verworpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; R.A. van der Pol en
T.H.W.E. Schmitz, leden-juristen en N.A. van Gerwen en D.E. Watson-Blommaert, leden-
beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.