Zoekresultaten 571-580 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:25 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/34

    In opdracht van klaagster heeft de notaris een conceptakte van verdeling opgesteld op basis van een vonnis van de rechtbank. Daarbij had de rechtbank onder meer de (wijze van) verdeling vastgesteld van de aandelen van klaagster en haar ex-partner in een appartementencomplex. Er is discussie ontstaan over de vraag of de notaris in de conceptakte een juiste peildatum had gehanteerd om de waarde van de te verdelen hypotheekschuld te berekenen: klaagster had het vonnis anders geïnterpreteerd. De kamer stelt voorop dat het niet aan de tuchtrechter is om te oordelen over de inhoud van het vonnis van de rechtbank. De tuchtrechter moet (enkel) beoordelen of de notaris in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld overeenkomstig de tuchtnorm. Hoewel de notaris er in verband met de vraag die het vonnis bij hem zélf had opgeroepen over de in acht te nemen waarde van de hypotheekschuld wellicht beter aan zou hebben gedaan als hij zijn concepten direct bij het toesturen daarvan op dat punt zou hebben toegelicht, is de kamer van oordeel dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat hij dat niet heeft gedaan. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat (de vader van) klaagster en de notaris eerder met zoveel woorden hadden gesproken over de waarde van de hypotheekschuld, zodat het voor de notaris niet op voorhand duidelijk was dat hij een “afwijkend standpunt” innam, zoals klaagster heeft gesteld. Bovendien heeft de notaris na vragen daarover van de broer van klaagster alsnog voortvarend uitleg gegeven over de wijze waarop hij meende uitvoering te moeten geven aan de opdracht van klaagster. Naar het oordeel van de kamer is het standpunt van de notaris over de te hanteren waardepeildatum van de hypotheekschuld in de gegeven omstandigheden bovendien zeker verdedigbaar. Klaagster heeft verder gesteld dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de conceptakte toe te sturen aan de vader van haar ex-partner. Omdat de vader voorheen als vertegenwoordiger van de ex-partner was opgetreden, acht de kamer dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:32 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365677 KL RK 20-18 C/05/369366 KL RK 20-53

    De notaris wordt verweten dat hij als protocolontvanger onvoldoende voortvarend te werk gaat om de overdracht van de aan hem toegewezen protocollen te realiseren. Daarnaast is sprake van diverse onzorgvuldigheden in zowel de financiële administratie als de dossiervoering. De kamer heeft de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard.   Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365193 KL RK 20-11 C/05/365194 KL RK 20-12

    Wat betreft de ontvankelijkheid van de klacht overweegt de kamer dat de vervaltermijn ex artikel 99 lid 21 Wna in beginsel aanvangt op het moment dat een klager kennisneemt van het klachtwaardige handelen van een notaris. De kamer volgt de stelling van klager dat de door de notarissen aangedragen omstandigheden signalen vormen die mogelijk aanleiding kunnen vormen voor klager om onderzoek te doen. Tijdens dit onderzoek zijn de dossiers onderzocht waaruit de concrete gedragingen bleken die tot vaststelling door klager van de vermeende normschendingen hebben geleid. De vervaltermijn is dan ook op zijn vroegst gestart op het moment dat klager zijn onderzoek begon. Een afwijking van voorgaand uitgangspunt zou kunnen worden gerechtvaardigd als klager geruime tijd laat verstrijken tussen de ontvangst van serieuze indicatoren en de start van een onderzoek. Klager wordt een redelijke termijn gegund om de signalen die hij ontvangt te verwerken en zo nodig een onderzoek te starten. Die termijn is in casu niet overschreden.   Inhoudelijk komt de kamer tot het oordeel dat zowel de notaris als de kandidaat-notaris hun poortwachtersrol op grond van de Wna en de Wwft onvoldoende hebben vervuld bij de oprichting van zes Stichting-BV-structuren en twee aandelentransacties. De klacht is op alle onderdelen gegrond verklaard.   De kamer overweegt met betrekking tot de notaris dat de zwaarte van zijn tekortkomingen in zijn rol als poortwachter in onderhavige procedure in beginsel een schorsing van geruime duur rechtvaardigen. Zij neemt daarbij echter in ogenschouw dat de duur van een op te leggen schorsing door de wetgever gemaximeerd is op zes maanden. Als de eerdere klachtprocedure en onderhavige klachten gevoegd zouden zijn behandeld, dan was de maximale duur voor de op te leggen schorsing dus zes maanden geweest en die maximumduur is al eerder aan de notaris opgelegd, ervan uitgaande dat het hof niet tot een ontzetting uit het ambt zou hebben besloten. Een verzwarend en ook nieuw element ten opzichte van de eerdere klachtprocedure is het feit dat de notaris in zijn rol als werkgever de zorg en verantwoordelijkheid had voor zijn kandidaat-notaris. De notaris was eindverantwoordelijk en het is hem te verwijten dat hij de procedures op zijn kantoor kennelijk onvoldoende heeft ingericht, waardoor de verweten gedragingen konden plaatsvinden. De notaris heeft zijn verantwoordelijkheid niet ten volle genomen door ervoor te kiezen om de kandidaat-notaris, die wat betreft het ondernemingsrecht nog zeer onervaren was, in te zetten op de in het geding zijnde dossiers zonder haar voldoende begeleiding en coaching te bieden. De notaris heeft ook op dit punt grove steken laten vallen en dit brengt met zich dat ook in onderhavige zaak een forse maatregel gerechtvaardigd is. Gelet op voorgaande heeft de kamer aan de notaris een schorsing voor de duur van twee weken en een geldboete van € 10.000,- opgelegd.   Met betrekking tot de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat de enkele omstandigheid dat de kandidaat-notaris niet eindverantwoordelijk is en bij haar werkzaamheden rekening heeft gehouden met de lijn die het kantoor volgde, de kandidaat-notaris niet ontslaat van haar verplichtingen als poortwachter. De kandidaat-notaris heeft hierin onvoldoende haar eigen verantwoordelijkheid genomen. Wel is het de kamer duidelijk dat de kandidaat-notaris haar kennis en vaardigheden voor wat betreft de poortwachtersrol heeft aangescherpt en ontwikkeld. Ook heeft de kamer oog voor het feit dat de onderhavige kwestie zwaar op het gemoed van de kandidaat-notaris heeft gedrukt en een grote impact heeft gehad op haar gezondheid. Gelet op alle feiten en omstandigheden heeft de kamer aan de kandidaat-notaris de maatregel opgelegd van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen gedurende twee weken.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367795 KL RK 20-33

    De klacht ziet op de rol van de notaris bij de levering van een woning, waarbij klager de kopende partij was. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:28 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365167 KL RK 20-10

    De notaris kan niet verweten worden bij de afwikkeling van de nalatenschap voorbij te zijn gegaan aan een, ondanks verzoek daartoe, niet ingediende vordering.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:29 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365541 KL RK 20-16

    Klaagster heeft diverse klachten met betrekking tot de totstandkoming van haar concepttestament. De klacht is ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:30 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367026 KL RK 20-27

    Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet onzorgvuldig gehandeld. De notaris kon en mocht concluderen dat moeder wilsbekwaam was om haar testament op te maken. De klacht is daarom ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 681115/NT 20-7

    Klagers verwijten de notaris dat hij hen onvoldoende heeft geadviseerd, dat de notaris jegens hen een ongeïnteresseerde houding heeft aangenomen en dat hij de zaak traag heeft afgehandeld. De kamer verklaart de klacht ongegrond. Niet is gebleken van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam 681588/NT 20-9

      De notaris heeft niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt. De kamer acht het elementair dat een notaris bij een verzoek tot uitbetaling van een depotbedrag zijn eigen afweging maakt en daarbij zorgvuldig te werk gaat, met inachtneming van de belangen van alle betrokken partijen. Het lijkt erop dat hij zijn oren naar de wensen van één partij heeft laten hangen, in plaats van zijn rol als onafhankelijk en onpartijdig baken in het rechtsverkeer tussen partijen waar te maken. De kamer acht dit ernstig, maar houdt rekening met het feit dat de notaris niet eerder een (tucht)maatregel is opgelegd, hij inzicht heeft getoond in het onjuiste van zijn handelen en heeft verklaard in de toekomst anders te zullen handelen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/10

    Klaagster verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij bij de financiële afwikkeling van de overdracht van de woning onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van de vervelende situatie waarin klaagster door de ex-echtgenoot was terechtgekomen. De klacht wordt door de kamer gedeeltelijk gegrond verklaard. Zo oordeelt de kamer dat de notaris een aantal posten ten onrechte bij klaagster in rekening heeft gebracht en dat de notaris een aantal posten zonder toestemming van klaagster in mindering heeft gebracht op de verkoopopbrengst van de woning. Verder heeft de notaris klaagster vooraf niet geïnformeerd over zijn uurtarief, heeft hij klaagster geen kostenindicatie verstrekt en heeft hij zonder rechtsgrond een bedrag in depot gehouden. De notaris heeft hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan hem wordt de maatregel van berisping opgelegd.