ECLI:NL:TNORSHE:2020:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/10

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2020:24
Datum uitspraak: 05-10-2020
Datum publicatie: 05-11-2020
Zaaknummer(s): SHE/2020/10
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij bij de financiële afwikkeling van de overdracht van de woning onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van de vervelende situatie waarin klaagster door de ex-echtgenoot was terechtgekomen. De klacht wordt door de kamer gedeeltelijk gegrond verklaard. Zo oordeelt de kamer dat de notaris een aantal posten ten onrechte bij klaagster in rekening heeft gebracht en dat de notaris een aantal posten zonder toestemming van klaagster in mindering heeft gebracht op de verkoopopbrengst van de woning. Verder heeft de notaris klaagster vooraf niet geïnformeerd over zijn uurtarief, heeft hij klaagster geen kostenindicatie verstrekt en heeft hij zonder rechtsgrond een bedrag in depot gehouden. De notaris heeft hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan hem wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Klachtnummer    : SHE/2020/10

Datum uitspraak : 5 oktober 2020

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

[klaagster] (hierna: klaagster),

wonende in [woonplaats],

gemachtigde: de heer mr. C.R.N. de Boer, advocaat in Beek,

tegen

[de notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats].

1.          De procedure

1.1.       Bij e-mailbericht van 24 februari 2020 (met bijlagen) aan de kamer voor het notariaat (de kamer) heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster een klacht geformuleerd tegen de notaris.

1.2.       De notaris heeft bij brief van 8 mei 2020 een verweerschrift ingediend. Deze brief is op 11 mei 2020 door de kamer ontvangen.

1.3.       Bij brieven van 11 mei 2020 heeft de kamer aan partijen meegedeeld dat in verband met de door het kabinet in het kader van het coronavirus getroffen maatregelen een grote vertraging dreigt van de mondelinge behandeling van zaken bij de kamer. Aan partijen is voorgesteld de zaak na een tweede schriftelijke ronde schriftelijk af te doen.

1.4.       Beide partijen hebben vervolgens niet om een mondelinge behandeling gevraagd.

1.5.       Bij e-mailbericht en brief van 30 juni 2020 (met bijlage) heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster repliek ingediend.

1.6.       Bij brief van 23 juli 2020 heeft de notaris dupliek ingediend. Deze brief (met bijlagen) is op dezelfde dag door de kamer ontvangen.

1.7.       Ten slotte is aan partijen op 12 augustus 2020 bericht dat op 5 oktober 2020 uitspraak zal worden gedaan.

2.          De feiten

2.1.       Klaagster is gehuwd geweest met de heer [naam] (hierna: de ex-echtgenoot). Zij waren gezamenlijk eigenaar van de (voormalige echtelijke) woning aan de [adresgegevens] (hierna: de woning). 

2.2.       Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 23 januari 2018, gewezen tussen klaagster en de ex-echtgenoot, is het klaagster (kort gezegd) toegestaan om de woning te verkopen en is bepaald dat dat vonnis in de plaats treedt van de voor overdracht en levering van de woning benodigde wilsverklaring/handtekening van de ex-echtgenoot.

2.3.       De woning is op 5 juni 2019 “kosten koper” verkocht aan derden (hierna: de kopers). Levering van de woning zou volgens de koopovereenkomst (behoudens andersluidende nadere afspraak) plaatsvinden op 16 augustus 2019.

2.4.       De kopers hebben de notaris opdracht gegeven om de overdracht van de woning te begeleiden.

2.5.       De ex-echtgenoot, die na de echtscheiding in de woning was blijven wonen, heeft de woning niet tijdig verlaten, zodat de levering niet op 16 augustus 2019 heeft kunnen plaatsvinden.

2.6.       Bij brief van 23 augustus 2019 zijn klaagster en de ex-echtgenoot namens/door de kopers gesommeerd uiterlijk 31 augustus 2019 de koopovereenkomst na te komen. Aan deze sommatie is niet voldaan.

2.7.       Bij brief van 3 september 2019 hebben de kopers nakoming van de koopovereenkomst verlangd en aanspraak gemaakt op de contractuele boete van € 1.095,-- per dag.

2.8.       Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 6 november 2019, gewezen tussen de kopers enerzijds en klaagster en de ex-echtgenoot anderzijds, is de ex-echtgenoot (kort gezegd) veroordeeld om (op straffe van een dwangsom) de woning vóór 1 december 2019 te ontruimen en te verlaten en is de ex-echtgenoot veroordeeld in de proceskosten van de kopers.

2.9.       De kopers hebben vervolgens aanspraak gemaakt op de contractuele boete en in dat verband ten laste van klaagster en de ex-echtgenoot conservatoir beslag gelegd onder het kantoor van de notaris op de aan klaagster en de ex-echtgenoot toekomende overwaarde van de woning voor een bedrag van in totaal € 49.244,13.

2.10.     Op 10 december 2019 is de akte van levering ten aanzien van de woning gepasseerd. De voor klaagster en de ex-echtgenoot bestemde definitieve nota van afrekening, die op 16 december 2019 aan klaagster is gezonden, houdt onder meer de volgende posten ten laste van klaagster en de ex-echtgenoot in:

a.     “Honorarium aflossing hypothecaire schuld (ING) inclusief kadastraal recht, diverse malen aflosnota moeten opvragen wegens niet leveren” ten bedrage van € 544,50 inclusief btw;

b.     “Inschrijving koopovereenkomst in Kadaster” ten bedrage van € 363,-- inclusief btw en “Kadastraal recht onbelast inschrijving koopovereenkomst” ten bedrage van € 60,--;

c.     “Honorarium inzake notariële werkzaamheden in het kader van de tekeningsbevoegdheid zoals vermeld in het vonnis van de Rechtbank Limburg d.d. 23-01-2018, alsmede alle titelonderzoeken en nadere advisering en werkzaamheden” ten bedrage van € 1.210,-- inclusief btw;

d.     “Honorarium extra werkzaamheden in verband met het opmaken en doen uitbrengen van de door de koper uitgebrachte ingebrekestelling wegens niet levering op 16-08-2019, alsmede alle daaruit vloeiende werkzaamheden” ten bedrage van € 847,-- inclusief btw;

e.     “Honorarium extra werkzaamheden, betreffende veelvuldige besprekingen, emailverkeer en overig contact (alsmede contact met [de ex-echtgenoot] persoonlijk ter plekke te [plaatsnaam])” ten bedrage van € 2.420,-- inclusief btw;

f.      “Conservatoir beslag door koper in verband met boete 10% plus bijkomende kosten” ten bedrage van € 49.244,13.

Onderaan de nota van afrekening staat vermeld dat door klaagster en de ex-echtgenoot per saldo een bedrag blijft te ontvangen van € 2.422,09. Verder staat op de afrekening het volgende vermeld:

“N.B. de courtage van makelaar [naam makelaarskantoor] kan wegens gebrek aan baten in verband met het conservatoir beslag door koper, niet door ons worden voldaan.

Verder wijzen wij u er op dat vanaf 6 december 2019, alle nog te maken kosten in het kader van de verkoop en het beslag separaat in rekening zullen worden gebracht, waartoe de onderhavige restantgelden in depot blijven.”

2.11.     Kopers hebben klaagster en de ex-echtgenoot vervolgens in een gerechtelijke procedure betrokken over hun aanspraak op de contractuele boete. Deze procedure loopt nog.

2.12.     Bij e-mailbericht van 21 december 2019 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bezwaar gemaakt tegen de nota van afrekening en de notaris gesommeerd om het door hem in rekening gebrachte honorarium en de door hem in rekening gebrachte kosten samen met het volgens de nota van afrekening per saldo aan klaagster toekomende bedrag van € 2.422,09 aan klaagster (terug) te betalen.

2.13.     De notaris heeft niet gereageerd op het e-mailbericht van de gemachtigde van klaagster van 21 december 2019, ook niet nadat de gemachtigde van klaagster hem bij e-mailbericht van 10 januari 2020 een herinnering had gezonden.

3.          De klacht

3.1.       Klaagster verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij bij de financiële afwikkeling van de overdracht van de woning onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van de vervelende situatie waarin klaagster door de ex-echtgenoot was terechtgekomen. De klacht valt uiteen in de volgende klachtonderdelen.

1.     De notaris heeft in strijd met artikel 10 lid 3 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (hierna: Vbg 2011) zonder opdracht van klaagster en de ex-echtgenoot en/of zonder noodzaak werkzaamheden verricht en voor de aan deze werkzaamheden verbonden kosten een honorarium in mindering gebracht op de verkoopopbrengst van de woning.

2.     De notaris heeft klaagster in strijd met artikel 10 leden 1 en 2 Vbg 2011 niet tijdig en duidelijk voorgelicht over de financiële consequenties van zijn inschakeling en heeft klaagster niet tijdig aangegeven dat meer kosten in rekening zouden worden gebracht dan voorzien. Bovendien ontbreekt bij de nota van afrekening een specificatie.

3.     Het door de notaris bij klaagster en de ex-echtgenoot op de nota van afrekening in rekening gebrachte honorarium is onredelijk hoog.

4.     De notaris is de kopers in strijd met artikel 17 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) behulpzaam geweest bij het in gebreke stellen van klaagster en de ex-echtgenoot.

5.     De notaris houdt het volgens de nota van afrekening aan klaagster en de ex-echtgenoot per saldo toekomende bedrag van € 2.422,09 (nog steeds) zonder titel onder zich.

3.2.       De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Klachtonderdeel 1 (artikel 10 lid 3 Vgb)

4.2.       Klaagster verwijt de notaris dat hij in strijd met artikel 10 lid 3 Vgb 2011 zonder opdracht van klaagster en de ex-echtgenoot en/of zonder noodzaak werkzaamheden heeft verricht en voor de aan deze werkzaamheden verbonden kosten een honorarium in mindering heeft gebracht op de verkoopopbrengst van de woning, terwijl uit de koopovereenkomst volgt dat de kosten voor rekening van koper komen. Klaagster doelt hierbij op de hiervoor onder 2.10. opgesomde posten a tot en met e.

4.3.       Voordat deze posten hierna zullen worden besproken, stelt de kamer voorop dat als in een koopovereenkomst is vastgelegd dat de kosten voor rekening van de koper komen, dat met zich brengt dat partijen mogen verwachten dat kosten waarvan niet in de koopovereenkomst concreet staat vermeld dat deze voor rekening van één van beide partijen komen, in hun geheel voor rekening van de koper zullen komen. Onder omstandigheden kunnen bepaalde kosten echter voor rekening van de verkoper blijven, bijvoorbeeld omdat deze kosten uitsluitend betrekking hebben op de persoon van de verkoper (zoals een tolk ten behoeve van de verkoper, een volmacht ten behoeve van de verkoper of kosten verbonden aan het doorhalen van een hypotheek van de verkoper) (vgl. Hof Amsterdam 2 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1679 en Hof Amsterdam 16 juli 2019,  ECLI:NL:GHAMS:2019:2428 ).

post a) “Honorarium aflossing hypothecaire schuld (ING) inclusief kadastraal recht, diverse malen aflosnota moeten opvragen wegens niet leveren” ten bedrage van € 544,50 inclusief btw;

4.4.       Onder verwijzing naar wat hiervoor in 4.3. is overwogen, is de kamer van oordeel dat de kosten verbonden aan het doorhalen van een hypotheek van de verkoper voor rekening van de verkoper komen. Een notaris is bij de levering van registergoederen verplicht om vóór het passeren van de akte van levering te beschikken over een aflosnota en een schriftelijke en onherroepelijke volmacht tot royement, waardoor ook niet kan worden gezegd dat de kosten die daarmee gepaard gaan, onnodig zijn gemaakt.  

verwijt b) “Inschrijving koopovereenkomst in Kadaster” ten bedrage van € 363,-- inclusief btw en “Kadastraal recht onbelast inschrijving koopovereenkomst” ten bedrage van € 60,--;

4.5.       De notaris voert in dupliek (onder meer) aan dat hij de inschrijving van de koopovereenkomst op grond van artikel 14 van de koopovereenkomst heeft verzorgd en dat de kosten van die inschrijving op grond van hetzelfde artikel voor rekening van klaagster en de ex-echtgenoot zijn.

4.6.       De kamer volgt de notaris in zijn verweer. De notaris heeft de pagina van de koopovereenkomst, waarop artikel 14 staat vermeld, bij dupliek overgelegd. Deze bepaling luidt als volgt:

“Partijen geven de notaris hiermee wel opdracht deze koopovereenkomst zo spoedig mogelijk in de openbare registers in te laten schrijven. De kosten komen voor rekening van verkoper.”

4.7.       Los van de achtergrond van deze bepaling, die de notaris heeft geschetst, volgt hieruit dat partijen zijn overeengekomen dat de koopovereenkomst zou worden geregistreerd en dat de kosten hiervan voor rekening van verkoper komen. Daarmee mist klachtonderdeel 1 ten aanzien van post b in zoverre feitelijke en juridische grondslag.

verwijt c) “Honorarium inzake notariële werkzaamheden in het kader van de tekeningsbevoegdheid zoals vermeld in het vonnis van de Rechtbank Limburg d.d. 23-01-2018, alsmede alle titelonderzoeken en nadere advisering en werkzaamheden” ten bedrage van € 1.210,-- inclusief btw;

4.8.       De notaris heeft aangevoerd dat post c voor rekening van de verkopers blijft. In dit verband heeft hij toegelicht dat hij na onderzoek heeft kunnen vaststellen dat de woning in eigendom is verkregen door de ex-echtgenoot, klaagster en de ex-echtgenoot op huwelijksvoorwaarden waren gehuwd, de huwelijksvoorwaarden nadien zijn opgeheven, de woning daarom na echtscheiding deel uitmaakte van de ontbonden algehele gemeenschap van goederen en klaagster op basis van het vonnis van de voorzieningenrechter van 23 januari 2018 bevoegd was om de woning zonder medewerking van de ex-echtgenoot te verkopen en te leveren. De kamer is van oordeel dat de notaris hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit onderzoek aan de zijde van de verkopers veelomvattender en ingewikkelder was dan dat doorgaans is en omwille van de rechtszekerheid ook geboden was, waardoor niet kan worden gezegd dat de kosten die daarmee gepaard zijn gegaan onnodig zijn gemaakt. Onder verwijzing naar wat in 4.3. is overwogen, is de kamer van oordeel dat deze kosten in redelijkheid niet voor rekening van de kopers kunnen worden gebracht, maar voor rekening van de verkopers moeten komen.

verwijt d) “Honorarium extra werkzaamheden in verband met het opmaken en doen uitbrengen van de door de koper uitgebrachte ingebrekestelling wegens niet levering op 16-08-2019, alsmede alle daaruit vloeiende werkzaamheden” ten bedrage van € 847,-- inclusief btw;

4.9.       Tussen partijen staat vast dat de notaris de kopers op hun verzoek behulpzaam is geweest bij de ingebrekestelling van klaagster en de ex-echtgenoot. De hiermee gepaard gaande kosten vloeien niet voort uit enige overeenkomst tussen klaagster en de ex-echtgenoot enerzijds en de notaris anderzijds. Een andere juridische basis als bedoeld in 4.3. om klaagster deze kosten in rekening te brengen is uit het standpunt van de notaris niet naar voren gekomen. De notaris had de betreffende kosten naar het oordeel van de kamer dus niet aan klaagster in rekening mogen brengen.

verwijt e) “Honorarium extra werkzaamheden, betreffende veelvuldige besprekingen, emailverkeer en overig contact (alsmede contact met [de ex-echtgenoot] persoonlijk ter plekke te [plaatsnaam])” ten bedrage van € 2.420,-- inclusief btw;

4.10.     De notaris heeft in antwoord en in dupliek te kennen gegeven dat hij erg zijn best heeft gedaan om het passeren van de akte van levering in de gegeven omstandigheden met zo min mogelijk problemen te laten verlopen. Hij heeft concreet aangevoerd dat hij in het kader daarvan - nadat de levering door toedoen van de ex-echtgenoot niet had kunnen plaatsvinden op 16 augustus 2019 - de ex-echtgenoot heeft opgezocht om hem ervan te proberen overtuigen dat hij de woning moest verlaten en ontruimen. Zo hoopte de notaris naar eigen zeggen te voorkomen dat de kopers en klaagster nog meer last zouden hebben van de situatie. Ook als de kamer ervan uit zou gaan dat de notaris de beste bedoelingen heeft gehad toen hij de ex-echtgenoot bezocht, is de kamer van oordeel dat het in ieder geval op zijn weg had gelegen om daarover eerst contact op te nemen met klaagster, wat hij heeft nagelaten. Een juridische basis als bedoeld in 4.3. om klaagster de hiermee gepaard gaande kosten of kosten ten aanzien van andere - niet geconcretiseerde - werkzaamheden in rekening te brengen is uit het standpunt van de notaris niet naar voren gekomen.

            conclusie

4.11.     Uit het voorgaande volgt dat de kamer van oordeel is dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de posten d en e in rekening te brengen bij klaagster. Klachtonderdeel 1 zal ten aanzien van de posten d en e reeds hierom gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de posten a tot en met c overweegt de kamer nog het volgende. Klaagster stelt dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door deze posten zonder toestemming van klaagster in mindering te brengen op de verkoopopbrengst van de woning en daarmee dus de gelden op de derdengeldenrekening met zijn eigen honorarium te verrekenen. De kamer is het met klaagster eens dat in het algemeen geldt dat een notaris zijn honorarium niet zonder toestemming van de cliënt aan zichzelf voldoet uit derdengelden die hij onder zijn beheer heeft. In beginsel geldt een uitzondering voor de notariële vastgoedpraktijk, waarin het gebruikelijk is dat partijen voorafgaand aan het passeren van de akte(n) een nota van afrekening ontvangen, waarop de verschuldigde, de te ontvangen en de te verrekenen bedragen staan vermeld, zoals - in het geval van een verkoper - bijvoorbeeld de koopsom, de af te lossen hypotheeksom, de makelaarscourtage, de te verrekenen zakelijke lasten en het voor rekening van de verkoper komende honorarium van de notaris. Door vervolgens aan de akte van levering mee te werken, gaan partijen akkoord met de definitieve nota van afrekening en ligt daarin ook stilzwijgend de toestemming besloten om de gelden op de derdengeldenrekening met het honorarium van de notaris te verrekenen. In dit geval is echter gesteld noch gebleken dat klaagster de definitieve nota van afrekening voorafgaand aan het passeren van de akte van levering van de notaris heeft ontvangen en haar akkoord hierop expliciet dan wel impliciet heeft gegeven. Wel staat vast dat de notaris de definitieve nota van afrekening op 16 december 2019, dus ná de levering van de woning, aan klaagster heeft toegezonden. De kamer gaat er daarom van uit dat de notaris de posten a tot en met c, zonder toestemming van klaagster, in mindering heeft gebracht op de verkoopopbrengst van de woning en dus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel 1 zal ten aanzien van de posten a tot en met c in zoverre gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2 (artikel 10 leden 1 en 2 Vgb)

4.12.     Klaagster stelt dat de notaris haar in strijd met artikel 10 leden 1 en 2 Vgb 2011 niet tijdig en duidelijk heeft voorgelicht over de financiële consequenties van zijn inschakeling en niet tijdig aan klaagster heeft meegedeeld dat meer kosten in rekening zouden worden gebracht dan voorzien. Voorafgaand aan het versturen van de nota van afrekening heeft de notaris geen enkele mededeling gedaan over de financiële gevolgen voor klaagster. Zonder enige aankondiging heeft de notaris de onder 2.10. genoemde posten a tot en met e in rekening gebracht ten laste van de verkoopopbrengst van de woning. Bovendien heeft de notaris bij het verstrekken van de definitieve nota van afrekening geen inzage gegeven in de verrichte werkzaamheden middels specificatie. Volgens klaagster zijn de omschrijvingen in de nota van afrekening te ruim opgesteld.

4.13.     De notaris voert hiertegen aan dat het hem niet duidelijk was welke financiële consequenties zijn inschakeling voor klaagster en de ex-echtgenoot zou hebben en het daarom ook niet goed mogelijk was om klaagster daarover te informeren. Hierbij speelde onder meer mee dat de notaris voorafgaand aan de levering van de woning op de hoogte was van het vonnis van de voorzieningenrechter van 23 januari 2018, zodat hij wist dat de ex-echtgenoot eerder kennelijk geen medewerking wilde verlenen aan de levering en later ook bleek dat de ex-echtgenoot, die invalide is en een zware alcoholgebruiker, de woning niet wenste te verlaten.

4.14.     De kamer overweegt het volgende. Op grond van artikel 10 Vbg 2011 moet een notaris cliënten tijdig en duidelijk voorlichten over de financiële consequenties van zijn/haar inschakeling en moet een notaris tijdig aan cliënten meedelen wanneer meer kosten in rekening zullen worden gebracht dan voorzien. Hoewel begrijpelijk is dat de notaris deze kosten in de door hem aangehaalde en door klaagster niet weersproken omstandigheden van te voren niet helemaal kon overzien, had het wel op zijn weg gelegen om klaagster vooraf te informeren over zijn uurtarief en een kostenindicatie te verstrekken. De notaris had klaagster vervolgens kunnen en moeten meedelen wanneer meer kosten in rekening zouden worden gebracht. Dat de notaris dit niet heeft gedaan, vindt de kamer dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar.  

Daar komt bij dat de notaris te laat, namelijk voor het eerst bij dupliek, een urenspecificatie heeft verstrekt aan klaagster, terwijl de gemachtigde van klaagster de notaris al bij e-mailbericht van 21 december 2019 had gewezen op het ontbreken van een urenspecificatie. Op dit e-mailbericht en de latere herinnering van 10 januari 2020 heeft de notaris niet gereageerd.

4.15.     De kamer acht deze gang van zaken onzorgvuldig en zal klachtonderdeel 2 daarom gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 3 (hoogte honorarium)

4.16.     Voor zover klaagster de notaris verwijt dat zijn in rekening gebrachte honorarium op de nota van afrekening met betrekking tot de in 2.10. genoemde posten a tot en met e, ten bedrage van in totaal € 5.384,50 inclusief btw, onredelijk hoog is, overweegt de kamer (los van wat hiervoor over deze posten is overwogen) als volgt. Voor declaratiegeschillen tot € 10.000,-- geldt de Geschillenregeling Notariaat. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 55 lid 2 Wna in samenhang met artikel 5 van de Verordening Klachten- en geschillenregeling en artikel 2 van het Reglement Geschillencommissie Notariaat (onder meer gepubliceerd op de website van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie).  De kamer kan een declaratiegeschil slechts toetsen in het licht van de hiervoor weergegeven, in artikel 93 lid 1 Wna omschreven, tuchtnorm. Het enkele feit dat, zoals klaagster stelt, teveel uren in rekening zouden zijn gebracht, rechtvaardigt - mede gelet op de door de notaris bij dupliek overgelegde urenspecificatie - niet zonder meer de conclusie dat de wijze van declareren onbetamelijk is. Daaruit volgt dat klachtonderdeel 3 ongegrond zal worden verklaard. Ten overvloede merkt de kamer op dat klaagster desgewenst een klacht over de hoogte van de declaratie kan voorleggen aan de Geschillencommissie Notariaat.

Klachtonderdeel 4 (verzorgen ingebrekestelling in strijd met artikel 17 lid 1 Wna)

4.17.     Volgens klaagster heeft de notaris partijdig gehandeld en de belangen van klaagster in het geheel niet gewogen door de kopers behulpzaam te zijn bij het in gebreke stellen van klaagster en de ex-echtgenoot in verband met het niet tijdig ontruimen en leveren van de woning.

4.18.     De notaris voert aan dat niet hij, maar de kopers klaagster en de ex-echtgenoot in gebreke hebben gesteld. Deze ingebrekestelling volgt direct uit de bepalingen van de koopovereenkomst. Dat de notaris aan de effectuering van de ingebrekestelling heeft meegewerkt, maakt hem naar eigen zeggen niet partijdig. Hij heeft juist geprobeerd de aan hem verleende opdracht tot een goed einde te brengen, hetgeen naar de mening van de notaris ook is gebeurd. Daarmee heeft de notaris gehandeld in het belang van alle betrokkenen.

4.19.     De kamer overweegt in de eerste plaats dat het de voorkeur verdient dat de partij die van oordeel is dat haar wederpartij in gebreke blijft zelf schriftelijk tot aansprakelijkheidstelling en sommatie overgaat. Het is echter niet ontoelaatbaar dat een notaris dit namens een partij doet en/of hem daarbij behulpzaam is. Klaagster heeft niet weersproken dat zij en de ex-echtgenoot door de kopers dan wel namens de kopers in gebreke zijn gesteld. Nu de ex-echtgenoot de woning nog niet had verlaten en ontruimd en te verwachten was dat hij op korte termijn niet aan deze verplichting uit hoofde van de koopovereenkomst zou voldoen, lag deze vervolgstap van de kopers ook voor de hand en was voor de notaris ook nodig om tot behoorlijke uitvoering van de aan hem verstrekte opdracht te kunnen komen (vgl. Hof Amsterdam 9 februari 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AV1608). Klachtonderdeel 4 mist daarmee juridische grondslag en zal dus ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5 (notaris houdt € 2.422,09 zonder titel onder zich)

4.20.     Klaagster verwijt de notaris dat hij het volgens de nota van afrekening aan klaagster en de ex-echtgenoot per saldo toekomende bedrag van € 2.422,09 (nog steeds) zonder titel onder zich houdt.

4.21.     De notaris voert hiertegen aan dat hij de gelden onder zich houdt, omdat er (afhankelijk van de uitkomst van de gerechtelijke procedure tussen de door de kopers tegen klaagster en de ex-echtgenoot aangespannen gerechtelijke procedure) mogelijk nog meer kosten bij klaagster en de ex-echtgenoot in rekening moeten worden gebracht en aan de kopers mogelijk een hoger bedrag zal moeten worden uitgekeerd dan de notaris nu op de derdengeldenrekening onder zich houdt.

4.22.     De kamer overweegt het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat de notaris een gedeelte van de verkoopopbrengst van de woning ten bedrage van € 49.244,13 terecht onder zich houdt, omdat hiervoor door de kopers conservatoir beslag is gelegd. Deze gelden blijven op de derdengeldenrekening van de notaris staan, totdat daarover een rechterlijke beslissing is genomen.

Partijen zijn het niet eens over de door de notaris in depot gehouden gelden die volgens de door de notaris opgemaakte nota van afrekening (rekening houdend met het conservatoir beslag) onder aan de streep aan klaagster en de ex-echtgenoot toekomen. Blijkens de nota van afrekening gaat het om een bedrag van € 2.422,09. De kamer is met klaagster van oordeel dat voor het in depot houden van dit bedrag geen rechtsgrond aanwezig is, omdat:

- de kopers voor dit bedrag geen beslag hebben gelegd onder de notaris;

- gesteld noch gebleken is dat klaagster en de ex-echtgenoot onenigheid hebben over de wijze van verdeling van dit bedrag;

- een (schriftelijke dan wel mondelinge) depotovereenkomst ontbreekt.

Onder deze omstandigheden had de notaris niet eenzijdig mogen beslissen om de gelden in depot te houden om op die manier eventueel toekomstig door hem te maken kosten in verband met het beslag eenvoudig bij klaagster en de ex-echtgenoot te kunnen incasseren en/of de kopers naar aanleiding van de door de rechter te nemen beslissing een hoger bedrag te kunnen uitkeren dan het bedrag waarvoor beslag is gelegd. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden en zal klachtonderdeel 5 gegrond verklaren.

Conclusie

4.23.     Aangezien de klacht gegrond zal worden verklaard voor zover deze betrekking heeft op de klachtonderdelen 1 (deels), 2 en 5, ziet de kamer aanleiding om een maatregel op te leggen. De kamer acht de maatregel van berisping passend en geboden.

Proc eskosten

4.24.     Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, moet de notaris op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar vergoeden.

4.25.     De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder a Wna en de Tijdelijke richtlijn kostenveroordelingen kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00. De notaris moet deze kosten en het genoemde griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer door te geven aan de notaris.

4.26.     Gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder b Wna en de genoemde Tijdelijke richtlijn ziet de kamer verder aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 3.500,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden voldaan. De notaris zal hiervoor een nota ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) in Utrecht.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.       verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op de klachtonderdelen 1 - ten aanzien van de posten d en e (zoals hiervoor weergegeven onder 4.9. en 4.10.) en ten aanzien van de posten a tot en met c voor zover het om het ontbreken van de toestemming tot verrekening gaat (zoals hiervoor weergegeven onder 4.11.) - 2 en 5;

5.2.       verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

5.3.       legt aan de notaris de maatregel van berisping op;

5.4.       veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van een bedrag van:

- €      50,00 in verband met het genoemde griffierecht;

- €      50,00 in verband met de genoemde kosten van klaagster;

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.25. is omschreven;

5.5.       veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 3.500,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.26. is omschreven.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. L.J.M. Teunissen, notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2020 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter.

mr. A.R. Jansen-Castelein, secretaris                             mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter

buiten staat

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.