Zoekresultaten 721-730 van de 13039 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4551

    Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De schoonmoeder van klaagster verbleef in het verpleeghuis waar de verpleegkundige destijds werkzaam was. Klaagster heeft meerdere klachten over hoe haar schoonmoeder in de laatste weken van haar leven is verzorgd, onder andere door de verpleegkundige. De verpleegkundige voert verweer. Het college komt tot het oordeel dat één van de klachtonderdelen gegrond is, namelijk dat de verpleegkundige er onvoldoende zorg heeft verleend met betrekking tot het aanbieden van voeding en vocht en hierover onvoldoende heeft gecommuniceerd. Het overige van de klacht is ongegrond. Geen maatregel

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4874

    Deels gegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klaagster heeft meerdere klachten over de zorgverlening van de specialist ouderengeneeskunde aan haar schoonmoeder in de laatste weken van haar leven. De specialist ouderengeneeskunde voert verweer. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is voor wat betreft de klachtonderdelen dat er onvoldoende toezicht zou zijn gehouden op de medicatie-inname en niet naar de wensen van de patiënte en de familie is geluisterd. De specialist ouderengeneeskunde krijgt een waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1631

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft in 2016 een verzoek gedaan om in aanmerking te komen voor een militair invaliditeitspensioen. Een verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat bij klager geen sprake is van enige dienstverbandaandoening, waarna het verzoek van klager is afgewezen. In de bezwaarprocedure heeft de aangeklaagde verzekeringsarts op verzoek van de staatssecretaris van Defensie medisch commentaar gegeven op eerdere rapporten. De klacht houdt in dat de verzekeringsarts: 1. medische commentaren heeft opgesteld die niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, onder meer door onjuiste feiten en omstandigheden te vermelden die uitsluitend zijn gebaseerd op (verkeerd geïnterpreteerde) rapporten van derden, door een ontoereikende methode van onderzoek te gebruiken en door een ontoereikende onderbouwing van zijn bevindingen te geven; 2. buiten zijn deskundigheidsgebied als verzekeringsarts is getreden door zijn oordeel te geven over psychiatrische stoornissen en door zonder motivering af te wijken van de conclusie van een door hem ingeschakelde psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al beide onderdelen ongegrond verklaard. In beroep is de zaak in volle omgang nogmaals voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:114 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1759

    Klacht tegen een arts die werkzaam is als medisch adviseur bij een verzekeraar. Klager is vanaf 2016 in behandeling geweest bij een psychotherapeut. De ziektekostenverzekeraar van klager heeft in 2020 een materiele controle van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de door de psychotherapeut geleverde zorg en ingediende declaraties uitgevoerd. De aangeklaagde arts heeft de verzekeraar van de psychotherapeut meegedeeld dat de door hem toegepaste interventies niet bewezen effectief en niet doelmatig zijn. De verzekeraar heeft besloten deze interventies niet langer te vergoeden en reeds betaalde vergoeding terug te vorderen van de psychotherapeut. Klager verwijt de arts dat hij: 1. op bureaucratische wijze zeer ten nadele van de client (klager) heeft geoordeeld over en ingegrepen in de lopende behandeling, zonder klager gezien te hebben of anderszins rechtstreeks met klager contact te hebben gehad; 2. met terugwerkende kracht afgesloten behandelingen ondoelmatig heeft verklaard; 3. niet de bevoegdheid en de bekwaamheid heeft om te oordelen over en in te grijpen in een psychotherapeutische behandeling. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 2 en klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:115 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1764

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager was 25% arbeidsongeschikt verklaard. Verweerder is verzekeringsarts en heeft op verzoek van de voormalig werkgever van klager een second-opinion uitgevoerd over de medische beperkingen van klager in het kader van een pensioenwet. Verweerder heeft klager onderzocht en zijn opvatting gegeven over de bij klager bestaande medische beperkingen. Dit leidde tot het advies dat klager niet arbeidsongeschikt is in de zin van die pensioenwet. Klager is het niet eens met de wijze waarop de verzekeringsarts het onderzoek heeft gedaan en ook niet met de resultaten van het onderzoek. Volgens klager heeft de verzekeringsarts onzorgvuldig en onjuist gehandeld, omdat hij: 1. onvoldoende oog heeft gehad voor mogelijke belangenverstrengeling; 2. de keuringsprocedure niet met de juiste deskundigheid en professionaliteit heeft uitgevoerd; 3. een tunnelvisie had en onjuiste conclusies heeft getrokken; 4. het correctierecht heeft beperkt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. In beroep is de zaak in volle omgang nogmaals voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5162

    Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts, waarschuwing. De werkgever klaagt over een door de bedrijfsarts opgestelde e-mail dd. 23 september 2021 in het kader van de begeleiding van een ex-werkneemster. De bedrijfsarts heeft na afronding van de verzuimbegeleiding van de werkneemster een e-mail naar haar verstuurd waarin hij uitspraken over de werkgever doet. De e-mail is door de ex-werkneemster in een ontbindingszaak jegens de werkgever ingebracht en de kantonrechter heeft de inhoud meegewogen in zijn oordeel. De werkgever vindt dat de bedrijfsarts een dergelijke e-mail niet had mogen opstellen omdat het ongefundeerde en onjuiste stellingen bevat zonder objectief medisch oordeel en zonder hoor en wederhoor en beklaagt zich hierover. De bedrijfsarts heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij tekort is geschoten in zijn onafhankelijke advisering. De bedrijfsarts ziet in dat hij de tekst niet zo had mogen opschrijven en biedt klager excuses aan. Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts door de opmerkingen en aannames in de e-mail geen professionele houding heeft aangenomen, zich onvoldoende onafhankelijk heeft opgesteld en zich teveel heeft laten leiden door wat de ex-werkneemster hem heeft verteld. In ieder geval had de bedrijfsarts, voordat hij de conclusies zo stellig opschreef, klager de gelegenheid moeten geven om te reageren. Voorts had de bedrijfsarts bij het opstellen van de e-mail zich moeten realiseren dat hij een verklaring af gaf, welke verklaring zou kunnen worden ingebracht in een (gerechtelijke) procedure. Bij de bepaling van de maatregel neemt het college in overweging dat de bedrijfsarts de klacht heeft erkend en zijn excuses heeft aangeboden. Hij ziet in dat zijn handelen niet professioneel was en heeft zich toetsbaar opgesteld. Het college ziet ook dat de bedrijfsarts de beste bedoelingen voor de betrokken ex-werkneemster had. Dit neemt niet weg dat een bedrijfsarts is gehouden tot een neutrale en onafhankelijke opstelling richting alle betrokkenen en het is duidelijk dat de bedrijfsarts hier tekort in is geschoten. Het college verklaart klager ontvankelijk, de klacht gegrond, legt de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing op, veroordeelt de bedrijfsarts in de vastgestelde kosten van klager van in totaal €1.194 en bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan vaktijdschriften. 

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5293

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager had zich in december 2021 ziekgemeld. Klager heeft op 23 januari 2023 een tuchtklacht ingediend tegen de bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts vijf zaken: het ten onrechte niet melden van zijn werkgerelateerde ademhalingsklachten bij de Arbeidsinspectie; het ten onrechte niet doorverwijzen naar het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB); het ten onrechte stellen van een diagnose; het niet behandelen van klagers schriftelijke klachten en onbeschoft gedrag. Het college oordeelt dat de bedrijfsarts ten aanzien van geen van de klachtonderdelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Anders dan klager kennelijk meent is een bedrijfsarts niet verplicht om werkgerelateerde ademhalingsklachten te melden bij de Arbeidsinspectie. Een doorverwijzing naar het NCvB vindt pas plaats nadat een professioneel afgewogen oordeel kan worden gegeven over de vraag of een ziekte voor meer dan 50% is te wijten aan het werk. Dit onderzoek liep nog ten tijde van het indienen van de tuchtklacht door klager. Anders dan klager kennelijk meent is een bedrijfsarts bevoegd diagnoses en werkdiagnoses te stellen. Een arts mag en kan een diagnose stellen of ter discussie stellen en ook de werknemer doorverwijzen naar een specialist, zonder hiervoor de huisarts te raadplegen. De schriftelijke klachten waren gericht aan het klachtenbureau van de werkgever van de bedrijfsarts. Dat de klachten mede waren gericht aan de bedrijfsarts is gesteld noch gebleken, alsdan valt de bedrijfsarts geen verwijt te maken voor het eerst na indienen van de klacht reageren op de klachtbrieven. Dat de bedrijfsarts klager onbeschoft of anderszins onprofessioneel heeft bejegend, is door het klager niet onderbouwd en is het college ook anderszins niet gebleken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5153

    Klacht tegen verpleegkundige over bejegening en het niet verlenen van zorg aan het zoontje van klaagster. Niet kan worden vastgesteld hoe een en ander precies is verlopen. Het college kan dan ook niet vaststellen dat de verpleegkundige klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van de verpleegkundige. Wel is het voor het vormen van een oordeel over de vraag of een bepaalde gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, van belang dat eerst wordt vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster en het woord van de verpleegkundige evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Evenmin is gebleken dat de verpleegkundige onvoldoende zorg heeft verleend aan het zoontje van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4522

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verloskundige. De klacht luidt dat er niet adequaat is gehandeld nadat klaagster meermaals met klachten als bloedverlies en krampen/pijnklachten naar de praktijk heeft gebeld. Het college is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zij was niet betrokken bij de behandeling van klaagster en de bedoelde telefonische consulten. Het enige contact dat zij met klaagster had was nadat klaagster was geopereerd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4991

    Gegronde klacht tegen een verloskundige. Klaagster verwijt verweerster dat zij niet adequaat heeft gehandeld nadat klaagster meermaals met klachten van bloedverlies en krampen/pijnklachten naar de praktijk heeft gebeld. Het college is van oordeel dat verweerster tijdens het telefonisch consult had moeten onderkennen dat de klachten van klaagster wel degelijk kunnen duiden op een EUG. Verweerster valt een tuchtrechtelijk verwijt te maken, nu zij klaagster ongezien heeft ‘weggestuurd’ om af te wachten tot de geplande echo. Van verweerster had verwacht mogen worden dat zij in dit geval, ook gelet op de onrust bij klaagster, de echo had vervroegd. Klacht gegrond verklaard. Het college is van oordeel dat niet met een waarschuwing kan worden volstaan. Bij verweerster leek weinig besef te bestaan over wat er aan de hand zou kunnen zijn en de mogelijke ernst daarvan. Berisping.