ECLI:NL:TGZRZWO:2023:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5153

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:129
Datum uitspraak: 30-06-2023
Datum publicatie: 03-07-2023
Zaaknummer(s): Z2022/5153
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige over bejegening en het niet verlenen van zorg aan het zoontje van klaagster. Niet kan worden vastgesteld hoe een en ander precies is verlopen. Het college kan dan ook niet vaststellen dat de verpleegkundige klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van de verpleegkundige. Wel is het voor het vormen van een oordeel over de vraag of een bepaalde gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, van belang dat eerst wordt vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster en het woord van de verpleegkundige evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Evenmin is gebleken dat de verpleegkundige onvoldoende zorg heeft verleend aan het zoontje van klaagster.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 30 juni 2023 op de klacht van

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen

E ,

verpleegkundige,

werkzaam te B,

beklaagde, hierna ook: de verpleegkundige,

gemachtigde: mr. M.E.M. van Eeden, werkzaam bij VvAA Rechtsbijstand.

1. KERN VAN DE ZAAK 


1.1
De klacht gaat over de wijze waarop de verpleegkundige in de nacht van 1 op 2 maart 2022 klaagster heeft bejegend. Ook is geklaagd over het niet verlenen van de nodige zorg aan klaagsters zoon D in die nacht.     
 

1.2
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat niet vastgesteld kan worden dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

1.3
Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 november 2022;
  • de brief aan de directie van E d.d. 2 februari 2023;
  • de brief van E d.d. 14 februari 2023;
  • het verweerschrift met de bijlage, ontvangen op 21 maart 2023;
  • e-mails van klaagster van 31 maart 2023 en 5 april 2023 (met bijlage);
  • het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek d.d. 14 april 2023;
  • de brief van 15 mei 2023 van de gemachtigde van beklaagde met het verpleegkundig dossier;
  • de e-mail van de gemachtigde van beklaagde van 22 mei 2023 (met bijlagen, waaronder een e-mail van klaagster aan de gemachtigde van 19 mei 2023).

2.2
Besloten is dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.


3.2 De feiten

Klaagster is de moeder van D, destijds een baby van drie maanden die in het ziekenhuis was opgenomen vanwege een infectie met het RS-virus. Klaagster sliep bij hem op de kamer. De verpleegkundige had die nacht dienst en maakte klaagster rond 23.30 uur wakker omdat D sinds 23.00 uur lag te huilen en een fles nodig had.

3.3 De klacht en de reactie daarop

De klacht gaat over de wijze waarop klaagster door de verpleegkundige gewekt werd. Zij werd hardhandig wakker geschud aan haar schouder (die geblesseerd was) en er werd tegen haar geschreeuwd dat zij haar zoon moest verzorgen. Klaagster raakte overstuur maar verzorgde vervolgens wel haar zoon. Daarna riep ze de verpleegkundige maar die was niet voor rede vatbaar. De rest van de nacht is aan D geen zorg meer verleend.

De volgende dag heeft wel een gesprek met de kinderarts plaatsgevonden maar een gesprek met de verpleegkundige (en de supervisor van de afdeling) heeft niet meer plaatsgevonden. Daarom is nu een klacht ingediend.

In het verweerschrift is aangegeven dat klaagster inderdaad bij D op de kamer sliep, er was sprake van ‘inrooming’. Dan kunnen moeders zelf hun kind voeden en medicatie geven. Omdat D lag te huilen en troost nodig had is klaagster wakker gemaakt. De verpleegkundige herkent niet dat zij dat op een ‘belachelijke manier’ heeft gedaan; wel heeft zij klaagster aangeraakt aan haar schouder om haar wakker te krijgen. Zij heeft op normale wijze tegen klaagster gesproken.

Verder heeft de verpleegkundige aangegeven dat de kinderafdeling is uitgerust met microfoons op iedere kamer. In de teampost kunnen de verpleegkundigen 10 seconden per kamer het geluid van dat moment horen. Iedere 10 seconden verspringt het van elke kamer, zaal en box. D lag aan de monitor en de saturatiemeter, en dit is zichtbaar in de teampost. Die nacht waren er geen bijzonderheden, zo blijkt ook uit het dossier. Een collega heeft bij D gekeken. Hij sliep en had geen verdere zorg nodig.

De conclusie van de verpleegkundige is dat de klacht moet worden afgewezen.

3.4 De overwegingen van het college
3.4.1

Het college stelt vast dat de lezingen van klaagster en de verpleegkundige over het wakker maken uiteenlopen. Uit het verpleegkundig dossier blijkt wel dat moeder boos was. Maar omdat niet kan worden vastgesteld hoe een en ander precies is verlopen, kan het college ook niet vaststellen dat de verpleegkundige klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van de verpleegkundige. Wel is het voor het vormen van een oordeel over de vraag of een bepaalde gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, van belang dat eerst wordt vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster en het woord van de verpleegkundige evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.

3.4.2

Als het gaat om het wel of niet verlenen van de nodige zorg blijkt uit het verpleegkundig dossier dat is overgelegd dat D op 28 februari 2022 (00.42 uur) last had van een pijnlijke hoest en daarom paracetamol kreeg. Op 1 maart (00.46 uur) had D echte RS hoestbuien en werd zijn neus regelmatig gedruppeld. De nacht van 1 op 2 maart was (na het wakker maken van moeder vanwege het huilen van D) volgens het dossier een verder rustige nacht waarin D gezien zijn monitor-waardes lekker sliep. Het college leidt daaruit af dat er geen noodzaak was om in de nacht nog medicatie (paracetamol) te geven of zijn neus te druppelen. Als er iets met D zijn waardes aan de hand zou zijn geweest zou dat op de teampost (via de bewaking) waargenomen zijn. Daarom is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen omdat het D die nacht aan zorg zou hebben ontbroken niet gebleken.

3.5. Conclusie

De klacht is kennelijk ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, B.F.A. Goosselink en

R. Broeren-Woudstra, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van K.M. Dijkman, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Herstelbeslissing d.d. 10 juli 2023 naar aanleiding van de op 30 juni 2023 gegeven beslissing op de klacht van

A ,

wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C ,

verpleegkundige,

werkzaam te B,

gemachtigde: mr. M.E.M. van Eeden, werkzaam bij VvAA Rechtsbijstand.

B e k l a a g d e

1.     DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

In deze zaak is op 30 juni 2023 een beslissing gegeven.

Naar thans blijkt, bevat de genoemde beslissing een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel. Onder de beslissing staat de onjuiste naam van een lid-beroepsgenoot.

Derhalve wordt als volgt beslist.

2.      DE BESLISSING

De beslissing wordt als volgt verbeterd: Aldus gegeven door F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, B.F.A. Goosselink en C. Smulders, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van K.M. Dijkman, secretaris

Deze herstelbeslissing zal worden aangetekend op de beslissing van

30 juni 2023 en maakt door aanhechting onderdeel uit van deze beslissing.

Aldus gegeven door F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, B.F.A. Goosselink en

C. Smulders, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van K.M. Dijkman, secretaris.

                                                                                                 voorzitter

                                                                                                 secretaris