ECLI:NL:TGZCTG:2023:115 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1764
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:115 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-07-2023 |
Datum publicatie: | 05-07-2023 |
Zaaknummer(s): | C2022/1764 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verzekeringsarts. Klager was 25% arbeidsongeschikt verklaard. Verweerder is verzekeringsarts en heeft op verzoek van de voormalig werkgever van klager een second-opinion uitgevoerd over de medische beperkingen van klager in het kader van een pensioenwet. Verweerder heeft klager onderzocht en zijn opvatting gegeven over de bij klager bestaande medische beperkingen. Dit leidde tot het advies dat klager niet arbeidsongeschikt is in de zin van die pensioenwet. Klager is het niet eens met de wijze waarop de verzekeringsarts het onderzoek heeft gedaan en ook niet met de resultaten van het onderzoek. Volgens klager heeft de verzekeringsarts onzorgvuldig en onjuist gehandeld, omdat hij: 1. onvoldoende oog heeft gehad voor mogelijke belangenverstrengeling; 2. de keuringsprocedure niet met de juiste deskundigheid en professionaliteit heeft uitgevoerd; 3. een tunnelvisie had en onjuiste conclusies heeft getrokken; 4. het correctierecht heeft beperkt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. In beroep is de zaak in volle omgang nogmaals voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1764 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C. destijds werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. M.H.M. Mook werkzaam te Leusden.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 25 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege
te
Amsterdam tegen C. - hierna de verzekeringsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing
van 28 oktober 2022, onder nummer A2022/3962 heeft dat college de klacht kennelijk
ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verzekeringsarts heeft
een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 mei 2023 behandeld.
Klager is daar verschenen. De verzekeringsarts was niet aanwezig bij de zitting. Zijn
gemachtigde heeft drie weken voor de zitting aan het Centraal Tuchtcollege laten weten
dat de verzekeringsarts om gezondheidsredenen niet aanwezig kon zijn. Zijn gemachtigde
was namens de verzekeringsarts aanwezig bij de zitting.
Klager heeft zijn standpunten en mr. Mook heeft de standpunten van de verzekeringsarts
toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn
overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en
overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. Waar gaat de zaak over?
Klager was fulltime wethouder in de gemeente B.. In 2014 is hij wethouder op parttimebasis
van een kleinere gemeente geworden. Na afloop van een aanvullende wachtgelduitkering
van de gemeente B. heeft een andere arts dan de verzekeringsarts de medische beperkingen
van klager vastgesteld. Dit gebeurde in het kader van de Algemene Pensioenwet Politieke
Ambtsdragers (APPA). Deze vaststelling heeft geleid tot het advies aan het college
van burgemeester en wethouders van B. dat klager 25% arbeidsongeschikt is. Het college
van burgemeester en wethouders twijfelde of de vastgestelde medische beperkingen juist
waren en heeft daarom aan de verzekeringsarts een second-opinion gevraagd. In verband
daarmee is klager opnieuw onderzocht. De verzekeringsarts heeft zijn opvatting gegeven
over de bij klager bestaande medische beperkingen. Dit leidde tot het advies dat klager
niet arbeidsongeschikt in de zin van de APPA is. Klager is het niet eens met de wijze
waarop de verzekeringsarts het onderzoek heeft gedaan en ook niet met de resultaten
van het onderzoek.
3. Wat houdt de klacht in?
Volgens klager heeft de verzekeringsarts onzorgvuldig en onjuist gehandeld, omdat
hij:
1. onvoldoende oog heeft gehad voor mogelijke belangenverstrengeling;
2. de keuringsprocedure niet met de juiste deskundigheid en professionaliteit heeft
uitgevoerd;
3. een tunnelvisie had en onjuiste conclusies heeft getrokken;
4. het correctierecht heeft beperkt.
4. Wat zijn de overwegingen van het college?
Het college komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Voor het opleggen van een maatregel is dan ook geen plaats. Het college
licht dat als volgt toe.
4.1 Van een belangenverstrengeling of een onvoldoende onpartijdige opstelling blijkt
niet. Het is gebruikelijk en aanvaardbaar dat de opdrachtgever de verzekeringsarts
voor zijn werkzaamheden betaalt. Dit betekent niet dat er dan dus sprake is van een
belangenverstrengeling of partijdigheid. Het is ook niet zo dat de verzekeringsarts
een opdracht heeft aangenomen die de opdrachtgever ‘gekleurd’ had geformuleerd. De
verzekeringsarts heeft de aan hem gestelde vragen anders geformuleerd, zodat deze
neutraler van toon en inhoud waren, en heeft deze alleen beantwoord voor zover die
binnen zijn deskundigheid lagen. In dit geval gaat het om de deskundigheid om medische
beperkingen te kunnen vaststellen.
4.2 De verzekeringsarts heeft klager onderzocht en het eerder over klager uitgebrachte
advies bestudeerd. Daarna heeft hij alleen vastgesteld welke medische beperkingen
klager volgens hem heeft. Uit wat klager en de verzekeringsarts hebben aangevoerd,
blijkt dat de verzekeringsarts daarbij onderzoeksmethoden heeft gebruikt die bij verzekeringsgeneeskundige
onderzoeken gebruikelijk zijn. Ook blijkt dat hij op basis van zijn onderzoeksbevindingen
conclusies heeft getrokken die andere verzekeringsgeneeskundigen ook hadden kunnen
trekken. Dat klager een andere opvatting heeft over zijn beperkingen betekent niet
dat de verzekeringsarts verkeerde conclusies heeft getrokken. Het is ook niet zo dat
de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts onjuist zijn omdat in het
eerdere rapport een andere conclusie stond over de medische beperkingen van klager.
De verzekeringsarts heeft zijn afwijkende standpunt over de noodzaak van een urenbeperking
goed uitgelegd. De opdrachtgever – het college van burgemeester en wethouders – moet
daarna een besluit nemen en toelichten van welk advies ze daarbij zijn uitgegaan.
De rechter is de instantie die uiteindelijk oordeelt of dit op een aanvaardbare wijze
is gebeurd.
4.3 De onderzoekslocatie – een spreekkamer voor bedrijfsartsen –, de reistijd voor
klager naar de plaats van het onderzoek en de termijn waarop het rapport is uitgebracht
bieden onvoldoende grondslag voor het oordeel dat de verzekeringsarts in strijd met
de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage heeft gehandeld.
4.4 Het verwijt dat de verzekeringsarts niet alle vragen die aan hem zijn gesteld
heeft beantwoord, is niet terecht. De verzekeringsarts had namelijk geen vragen mogen
beantwoorden die niet op zijn vakgebied liggen. Van een tunnelvisie bij de verzekeringsarts
blijkt niet. Het college wijst op wat al is overwogen onder punt 4.2. De verzekeringsarts
heeft goed uitgelegd hoe hij tot zijn opvatting is gekomen, welke gegevens hij hierbij
heeft gebruikt en welk gewicht hij hieraan heeft gegeven. Hij heeft niet naar een
uitkomst toe geredeneerd of gegevens die daar niet bij passen genegeerd.
4.5 Het correctierecht is, anders dan klager meent, beperkt. Het correctierecht
kan alleen worden toegepast op feitelijke gegevens. Klager heeft vele voorstellen
tot correctie gedaan. In voetnoten in het rapport heeft de verzekeringsarts aangegeven
welke gegevens volgens klager onjuist zijn, en ook hoe de feiten volgens klager zijn.
De manier waarop de verzekeringsarts dit heeft gedaan is aanvaardbaar. Het laat duidelijk
zien over welke feiten klager en de verzekeringsarts van mening verschillen.
Conclusie
4.6 De conclusie is dat het zonder meer duidelijk is dat de klacht in al haar
onderdelen ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor
onder 2. “Waar gaat de zaak over?” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht
alsnog gegrond verklaart.
4.2 De verzekeringsarts heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege
om het beroep van klager te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk
nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding
van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College
gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei
2023 is dat debat voortgezet.
Relevant toetsingskader
4.4 Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan
te stellen eisen dienen volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege de
volgende criteria in aanmerking te worden genomen:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het
berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de
voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de
gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van
vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan.
De conclusie van de rapportage toetst het college terughoudend dat wil zeggen dat
beoordeeld wordt of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen
komen.
Oordeel van het Centraal Tuchtcollege
4.5 Op grond van de stukken en dat wat door partijen over en weer op de zitting
in beroep nog naar voren is gebracht, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat
het Regionaal Tuchtcollege de klacht van klager terecht in alle onderdelen ongegrond
heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met het Regionaal Tuchtcollege
dat het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek en de rapportage, voldoen aan
de hiervoor weergegeven criteria van vakkundigheid en zorgvuldigheid. Op grond van
het verrichte onderzoek heeft de verzekeringsarts in redelijkheid tot zijn conclusies
kunnen komen. Hij is daarbij binnen de grenzen van zijn deskundigheid gebleven. Dat
klager is het niet eens is met die conclusies betekent niet dat deze ondeugdelijk
of onjuist zijn of dat de rapportage de tuchtrechtelijke toets der kritiek niet kan
doorstaan. Klager heeft aangevoerd dat de rapportage van de verzekeringsarts veel
fouten bevat die aantoonbaar onjuist zijn en dat de verzekeringsarts zijn uitgebreide
tekstvoorstellen ten onrechte niet heeft overgenomen. Het Centraal Tuchtcollege is
van oordeel dat de door klager in dit verband genoemde voorbeelden geen aanleiding
geven tot een ander oordeel, omdat deze voorbeelden niet de conclusie rechtvaardigen
dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Daarbij komt dat klager bevindingen van
de verzekeringsarts als “fouten” aanmerkt omdat hij zelf de medische informatie anders
interpreteert. Het interpreteren van medische informatie valt onder de aan de verzekeringsarts
toekomende eigen afwegingsruimte. De verzekeringsarts heeft zorgvuldig gehandeld door
onder handhaving van zijn eigen bevindingen alle tekstvoorstellen van klager in voetnoten
in zijn rapportage weer te geven.
4.6 Het Centraal Tuchtcollege vindt het belangrijk hier het volgende aan toe te
voegen. Zoals afgeleid kan worden uit hetgeen onder 4.4. ‘relevant toetsingskader’
is overwogen gaat het om de vraag of de door de verzekeringsarts uitgebrachte rapportage
de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan en niet of aan klager terecht
of onterecht een uitkering is geweigerd. Tegen het besluit van de opdrachtgever, dit
is het college van burgemeester en wethouders van B., dat de verzekeringsgeneeskundige
rapportage aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd, kon klager bezwaar en vervolgens
(hoger) beroep bij de bestuursrechter indienen. Dat heeft klager ook gedaan. Dat klager
teleurgesteld is over het resultaat daarvan is geen omstandigheid die in deze procedure
een rol kan spelen.
4.7 Anders dan door klager is aangevoerd heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanwijzingen
dat sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling gezien de relatie opdrachtgever/opdrachtnemer.
Klager heeft dat ook niet onderbouwd. Zoals hiervoor overwogen voldoet het rapport
van de verzekeringsarts aan de hiervoor geldende criteria. Tot slot is het Centraal
Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de verzekeringsarts niet
in strijd heeft gehandeld met de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage of het
correctierecht niet juist heeft toegepast. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met
de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege daarover en neemt deze hier over.
4.8 Dit betekent dat ook het Centraal Tuchtcollege de klacht van klager ongegrond
vindt en dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; R.A. van der Pol en
R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en J.H.M. de Brouwer en E.H. Groenewegen, leden-
beroepsgenoten en C.J.M. Manders, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.