ECLI:NL:TGZRAMS:2023:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5162

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:167
Datum uitspraak: 04-07-2023
Datum publicatie: 04-07-2023
Zaaknummer(s): A2022/5162
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts, waarschuwing. De werkgever klaagt over een door de bedrijfsarts opgestelde e-mail dd. 23 september 2021 in het kader van de begeleiding van een ex-werkneemster. De bedrijfsarts heeft na afronding van de verzuimbegeleiding van de werkneemster een e-mail naar haar verstuurd waarin hij uitspraken over de werkgever doet. De e-mail is door de ex-werkneemster in een ontbindingszaak jegens de werkgever ingebracht en de kantonrechter heeft de inhoud meegewogen in zijn oordeel. De werkgever vindt dat de bedrijfsarts een dergelijke e-mail niet had mogen opstellen omdat het ongefundeerde en onjuiste stellingen bevat zonder objectief medisch oordeel en zonder hoor en wederhoor en beklaagt zich hierover. De bedrijfsarts heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij tekort is geschoten in zijn onafhankelijke advisering. De bedrijfsarts ziet in dat hij de tekst niet zo had mogen opschrijven en biedt klager excuses aan. Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts door de opmerkingen en aannames in de e-mail geen professionele houding heeft aangenomen, zich onvoldoende onafhankelijk heeft opgesteld en zich teveel heeft laten leiden door wat de ex-werkneemster hem heeft verteld. In ieder geval had de bedrijfsarts, voordat hij de conclusies zo stellig opschreef, klager de gelegenheid moeten geven om te reageren. Voorts had de bedrijfsarts bij het opstellen van de e-mail zich moeten realiseren dat hij een verklaring af gaf, welke verklaring zou kunnen worden ingebracht in een (gerechtelijke) procedure. Bij de bepaling van de maatregel neemt het college in overweging dat de bedrijfsarts de klacht heeft erkend en zijn excuses heeft aangeboden. Hij ziet in dat zijn handelen niet professioneel was en heeft zich toetsbaar opgesteld. Het college ziet ook dat de bedrijfsarts de beste bedoelingen voor de betrokken ex-werkneemster had. Dit neemt niet weg dat een bedrijfsarts is gehouden tot een neutrale en onafhankelijke opstelling richting alle betrokkenen en het is duidelijk dat de bedrijfsarts hier tekort in is geschoten. Het college verklaart klager ontvankelijk, de klacht gegrond, legt de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing op, veroordeelt de bedrijfsarts in de vastgestelde kosten van klager van in totaal €1.194 en bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan vaktijdschriften.

A2022/5162

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 4 juli 2023 op de klacht van:

A,
gevestigd te B, klager,
gemachtigde: mr. F.G. Vlaskamp, werkzaam te Utrecht,

tegen

C,
bedrijfsarts
destijds werkzaam te D, verweerder, hierna: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. D.W.M. Weesie, werkzaam te Heeze.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De werkgever klaagt over een door de bedrijfsarts opgestelde e-mail in het kader van de
begeleiding van een ex-werkneemster. De bedrijfsarts heeft na afronding van de verzuimbegeleiding
van de werkneemster een e-mail naar haar verstuurd waarin hij uitspraken over de werkgever doet. De
e-mail is door de ex-werkneemster in een ontbindingszaak jegens de werkgever ingebracht en de
kantonrechter heeft de inhoud meegewogen in zijn oordeel. De werkgever vindt dat de bedrijfsarts
een dergelijke e-mail niet had mogen opstellen omdat het ongefundeerde en onjuiste stellingen bevat
zonder objectief medisch oordeel en zonder hoor en wederhoor en beklaagt zich hierover.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de werkgever ontvankelijk is en dat de klacht gegrond
is. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 november 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 31 maart 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 23 mei 2023. De partijen zijn verschenen. Zij
werden bijgestaan door hun gemachtigden. Namens klager is E, verschenen. Mevrouw mr. Vlaskamp werd
vervangen door haar collega mevrouw mr. Huizinga. De partijen en hun gemachtigden hebben hun
standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de bedrijfsarts heeft pleitnotities
voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klager is de voormalig werkgever van ex-werkneemster F. F, was werkzaam als administratief
medewerker op de afdeling financiële administratie. Vanaf 13 maart 2020 viel F, voor langere tijd
uit wegens ziekte. De bedrijfsarts, werkzaam als zelfstandig bedrijfsarts voor G, werd ingeschakeld
voor de begeleiding tijdens dit ziekteverzuim. Tussen klager en F, ontstond een verschil in inzicht
over de te werken uren en er waren spanningen met haar leidinggevende. Hierop vond in juli 2021
mediation plaats, naar tevredenheid van beide partijen. In de periode dat F, was uitgevallen door
ziekte zijn de werkzaamheden op de afdeling financiële administratie vanwege toenemende
automatisering gewijzigd. Op grond van de afspiegelingsregels van het UWV betekende dit dat F, voor
ontslag dient te worden voorgedragen.

3.2 Per 20 augustus 2021 heeft de bedrijfsarts F, voor 99% arbeidsgeschikt gemeld. De
1%-ongeschiktheid zag op de re-integratie van thuis werken naar op kantoor werken, zodat F dit
geleidelijk aan kon oppakken. Na contact tussen klager en de casemanager is besloten om F, 100%
arbeidsgeschikt te verklaren, omdat de geleidelijke re-integratie van thuis werken naar op kantoor
werken al van kracht was voor alle medewerkers. Per 30 augustus 2021 is F, 100% arbeidsgeschikt
verklaard. Op 2 september 2021 heeft klager aan F, een vaststellingsovereenkomst aangeboden ter
beëindiging van het dienstverband.

3.3 Kort na de 100%-arbeidsgeschiktverklaring en de door klager aangeboden
vaststellingsovereenkomst heeft F, contact opgenomen met G. Op 23 september 2021 heeft de
bedrijfsarts naar aanleiding hiervan een mail gestuurd naar F. Voor de klacht zijn van belang, de
volgende passages uit de mail:

‘Dat uw werkgever direct aansluitend het dienstverband met u op zou gaan zeggen heb ik uiteraard
niet voorzien. Dit staat overigens los van mijn beoordeling, immers gezien het voortvarende
handelen van uw werkgever was dit kennelijk immer zijn intentie. Feit is dus - blijkt nu- dat uw
werkgever van u af wil.’

‘Voorts vraag ik me als bedrijfsarts echt af, waar u verstandig aan doet. Werken voor een baas die
van u af wil en daar waarschijnlijk alles aan zal doen om u het leven op het werk zuur te maken als
u in dienst zou blijven.’

3.4 F, is op 22 november 2021 opnieuw wegens ziekte volledig uitgevallen en heeft haar werk niet
meer hervat vanwege de door haar ervaren verstoorde arbeidsrelatie.

3.5 Op 1 juli 2022 heeft F, een verzoek tot ontbinding ingediend bij de kantonrechter. Hierbij
heeft F, de e-mail van de bedrijfsarts van 23 september 2021 ingebracht. De kantonrechter heeft de
arbeidsovereenkomst per 1 november 2022 ontbonden en een ernstig verwijt jegens klager aangenomen
vanwege het aandringen op volledig herstel per 30 augustus 2021 en het daarop aanbieden van een
beëindigingsovereenkomst.

3.6 Op 30 augustus 2022 heeft klager een klacht tegen G, en de bedrijfsarts ingediend bij G.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts

4.1 Volgens klager heeft de bedrijfsarts onzorgvuldig gehandeld door zich in de e-mail aan F, van
23 september 2021 niet te beperken tot een medische beoordeling. Hij heeft daarentegen
ongefundeerde aannames en uitspraken gedaan. De e-mail van de bedrijfsarts bevat geen objectief
medisch oordeel maar een aanname. Daarnaast heeft de bedrijfsarts zich niet onafhankelijk
opgesteld.

4.2 De bedrijfsarts heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij tekort is geschoten in zijn
onafhankelijke advisering. De bedrijfsarts ziet in dat hij de tekst niet zo had mogen opschrijven
en biedt klager excuses aan.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid
5.1 Hoewel niet door partijen in het geding gebracht, zal het college in eerste instantie
stilstaan bij de ontvankelijkheid en toetst ambtshalve of hier sprake van is. Klager is een
werkgever en behoort volgens het college op grond van artikel 65 lid 1 aanhef onder b van de Wet
BIG onder de klachtgerechtigden. Hierbij zoekt het college aansluiting bij een eerdere uitspraak
van het Centraal Tuchtcollege (CTG 31 maart 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:106) waarbij ook sprake was
van een door een werkgever ingediende klacht. Er is weliswaar geen sprake van een rechtstreekse
opdracht tussen de werkgever en de bedrijfsarts – G, zit hier als werkgever/opdrachtgever van de
bedrijfsarts tussen – maar de bedrijfsarts was wel met de uitvoering van die opdracht belast en
klager had, naar het college begrijpt, in dat verband in de dagelijkse praktijk of in overwegende
mate met hem te maken. De bedrijfsarts kan dus als opdrachtnemer worden geïdentificeerd. Dat er
geen sprake is van een hiërarchisch werkverband, staat niet in de weg van het klachtrecht. Het
college acht klager/de werkgever dus ontvankelijk in de klacht.

De criteria voor de beoordeling
5.2 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden.

Inhoudelijke beoordeling
5.3 De klacht gaat om de uitspraken van de bedrijfsarts in zijn e-mail van 23 september 2021,
zoals geciteerd onder 3.4. De door de bedrijfsarts gebruikte bewoordingen voor de opstelling van
klager worden door klager bestempeld als ongefundeerd en volstrekt onjuist. Er worden aannames
gemaakt en de e-mail bevat volgens klager geen objectieve medische beoordeling. Er heeft geen hoor
en wederhoor plaatsgevonden en de bedrijfsarts heeft geen contact opgenomen met klager. De
bedrijfsarts is hierdoor niet onafhankelijk gebleven. Daarnaast heeft de verklaring uiteindelijk
veel gevolgen gehad voor klager, omdat de kantonrechter in de ontbindingszaak een ernstig verwijt
jegens klager heeft aangenomen. De verklaring speelde hierin een grote rol.

5.4 De bedrijfsarts heeft tijdens het mondeling vooronderzoek en op de zitting uitgelegd waarom
hij deze e-mail heeft opgesteld. De e-mail is een antwoord op een vraag van F, zij was het niet
eens met de 100%-geschiktverklaring. Zij wilde opheldering en nam contact op via G. Omdat het voor
de bedrijfsarts planmatig niet mogelijk was om telefonisch contact met F, op te nemen, antwoordde
hij haar via de e-mail. De bedrijfsarts heeft uitgelegd dat hij in de e-mail (alleen maar) heeft
verwoord wat F, hem tijdens de eerdere en meerdere consulten in het kader van de verzuimbegeleiding
heeft verteld.

5.5 De bedrijfsarts ziet nu in dat hij met deze e-mail en de opmerkingen die daarin zijn gemaakt,
onvoldoende onafhankelijk is gebleven. Het waren weliswaar (alleen) de opvattingen en conclusies
van F, maar door ze zo in zijn e-mail te verwerken heeft de bedrijfsarts deze conclusies tot de
zijne gemaakt.

5.6 Het college oordeelt dat de klacht gegrond is. De bedrijfsarts heeft door de opmerkingen en
aannames in de e-mail van 23 september 2021 geen professionele houding aangenomen en dit strookt
niet met de professionele standaard. Daarnaast heeft hij zich onvoldoende onafhankelijk opgesteld;
een bedrijfsarts heeft te maken met (minimaal) twee partijen en mag daarin geen partij kiezen of
schijn van partijdigheid wekken. Hij heeft zich te veel laten leiden door wat F, hem heeft verteld.
In ieder geval had hij, voordat hij deze conclusies zo stellig opschreef, klager de gelegenheid
moeten geven om te reageren.

5.7 Het college acht voorts van belang dat de bedrijfsarts zich had moeten realiseren dat hij met
het opstellen van de e-mail een verklaring af gaf, welke verklaring zou kunnen worden ingebracht in
een (gerechtelijke) procedure. Hij had hierop bedacht moeten zijn en zorgvuldiger zijn woorden
moeten kiezen.

Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.

Maatregel
5.9 Bij de bepaling van de maatregel neemt het college in overweging dat de bedrijfsarts de
klacht heeft erkend en zijn excuses heeft aangeboden. Hij ziet in dat zijn handelen niet
professioneel was en heeft zich toetsbaar opgesteld. Het college ziet ook dat de bedrijfsarts de
beste bedoelingen voor de betrokken ex-werkneemster had. Dit neemt niet weg dat een bedrijfsarts is
gehouden tot een neutrale en onafhankelijke opstelling richting alle betrokkenen en het is
duidelijk dat de bedrijfsarts hier tekort in is geschoten. Als maatregel is een waarschuwing
derhalve passend en geboden als zakelijke terechtwijzing dat het in deze kwestie niet goed is
gegaan en dat de bedrijfsarts bij een volgende gelegenheid anders moet handelen.

Publicatie
5.10 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin
gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van deze zaak kunnen leren. De
publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties
herleidbare gegevens.

Kostenveroordeling
5.11 Klager heeft verzocht de bedrijfsarts te veroordelen in de kosten die hij heeft gemaakt in
deze procedure. Een kostenveroordeling is mogelijk als het college de klacht (gedeeltelijk) gegrond
verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt.
Omdat aan die voorwaarden is voldaan gaat het college over tot veroordeling in de kosten. Het
Regionaal Tuchtcollege sluit voor wat betreft de toe te wijzen proceskosten aan bij de
Oriëntatiepunten kostenveroordeling tuchtcolleges voor de gezondheidszorg. De voor vergoeding in
aanmerking komende kosten voor juridische bijstand bedragen ingevolge de Oriëntatiepunten € 597,--
per punt (1 punt voor het klaagschrift + 1 punt voor de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege),
waarbij (gelet op de zwaarte van de zaak) de wegingsfactor 1 zal worden gehanteerd. Dit komt neer
op € 1.194,--.

6. De beslissing

Het college:
- verklaart klager ontvankelijk;
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de bedrijfsarts de maatregel op van waarschuwing;
- veroordeelt de bedrijfsarts in de hierboven vastgestelde kosten van klager van in totaal € 1.194,--;

- veroordeelt de bedrijfsarts dit bedrag – nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden – te
voldoen op de bankrekening van klager, binnen vier weken nadat deze zijn gemachtigde schriftelijk
het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop het bedrag kan worden
gestort heeft laten weten;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter
publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Bedrijfs- en
Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact.

Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, A.C. Hendriks, lid- jurist,
P.E. Rodenburg, G. Koster en F.M. Brouwer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
T.C. Brand, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.