ECLI:NL:TGZRAMS:2023:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5293

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:168
Datum uitspraak: 04-07-2023
Datum publicatie: 04-07-2023
Zaaknummer(s): A2023/5293
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager had zich in december 2021 ziekgemeld. Klager heeft op 23 januari 2023 een tuchtklacht ingediend tegen de bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts vijf zaken: het ten onrechte niet melden van zijn werkgerelateerde ademhalingsklachten bij de Arbeidsinspectie; het ten onrechte niet doorverwijzen naar het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB); het ten onrechte stellen van een diagnose; het niet behandelen van klagers schriftelijke klachten en onbeschoft gedrag. Het college oordeelt dat de bedrijfsarts ten aanzien van geen van de klachtonderdelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Anders dan klager kennelijk meent is een bedrijfsarts niet verplicht om werkgerelateerde ademhalingsklachten te melden bij de Arbeidsinspectie. Een doorverwijzing naar het NCvB vindt pas plaats nadat een professioneel afgewogen oordeel kan worden gegeven over de vraag of een ziekte voor meer dan 50% is te wijten aan het werk. Dit onderzoek liep nog ten tijde van het indienen van de tuchtklacht door klager. Anders dan klager kennelijk meent is een bedrijfsarts bevoegd diagnoses en werkdiagnoses te stellen. Een arts mag en kan een diagnose stellen of ter discussie stellen en ook de werknemer doorverwijzen naar een specialist, zonder hiervoor de huisarts te raadplegen. De schriftelijke klachten waren gericht aan het klachtenbureau van de werkgever van de bedrijfsarts. Dat de klachten mede waren gericht aan de bedrijfsarts is gesteld noch gebleken, alsdan valt de bedrijfsarts geen verwijt te maken voor het eerst na indienen van de klacht reageren op de klachtbrieven. Dat de bedrijfsarts klager onbeschoft of anderszins onprofessioneel heeft bejegend, is door het klager niet onderbouwd en is het college ook anderszins niet gebleken.

A2023/5293


Beslissing van 4 juli 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 4 juli 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
bedrijfsarts,
werkzaam te D,
verweerster, hierna: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. drs. S. Slabbers, werkzaam te Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1 Klager, installatiebeheerder, had zich in december 2021 ziekgemeld. Klager heeft op 23 januari 2023 een tuchtklacht ingediend tegen de bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts vijf zaken: het ten onrechte niet melden van zijn werkgerelateerde ademhalingsklachten bij de Arbeidsinspectie; het ten onrechte niet doorverwijzen naar het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB); het ten onrechte stellen van een diagnose; het niet behandelen van klagers schriftelijke klachten en onbeschoft gedrag.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard.

Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen door het college op 25 januari 2023; en
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen door het college op 3 maart 2023.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Van deze mogelijkheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak heeft beoordeeld op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

3.1 De vraag is of de bedrijfsarts bij de zorg die zij aan klager heeft verleend heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden alsmede de positie van de bedrijfsarts ten opzichte van zowel de werknemer als de werkgever.
Het college oordeelt dat de bedrijfsarts ten aanzien van geen van de klachtonderdelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) het ten onrechte niet melden van werkgerelateerde ademhalingsklachten bij de Arbeidsinspectie

3.2 Anders dan klager kennelijk meent is een bedrijfsarts niet verplicht om werkgerelateerde ademhalingsklachten te melden bij de Arbeidsinspectie. Klachtonderdeel b) het ten onrechte niet doorverwijzen naar het NCvB

3.3 Een doorverwijzing naar het NCvB vindt pas plaats nadat een professioneel afgewogen oordeel kan worden gegeven over de vraag of een ziekte voor meer dan 50% is te wijten aan het werk. Dit onderzoek liep nog ten tijde van het indienen van de tuchtklacht door klager. Het vooralsnog uitblijven van de resultaten van dit onderzoek valt de bedrijfsarts niet te verwijten. Dit alles heeft klager niet gehinderd een medische behandeling te krijgen, want het doen van een melding is een statistische handeling en heeft geen weerslag op de behandeling van een individu. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c) het ten onrechte stellen van een diagnose

3.4 Anders dan klager kennelijk meent is een bedrijfsarts bevoegd diagnoses en werkdiagnoses te stellen. Een arts mag en kan een diagnose stellen of ter discussie stellen en ook de werknemer doorverwijzen naar een specialist, zonder hiervoor de huisarts te raadplegen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel d) het niet behandelen van klagers schriftelijke klachten

3.5 De bedrijfsarts wijst er terecht op dat de drie door klager overgelegde schriftelijke klachten van klager zijn gericht aan, en dus terecht zijn gekomen bij, het klachtenbureau van de werkgever van de bedrijfsarts, E. Pas na indienen van de tuchtklacht zijn de klachtbrieven onder haar ogen gekomen, aldus de bedrijfsarts. Dat de klachten mede waren
gericht aan de bedrijfsarts is gesteld noch gebleken, alsdan valt de bedrijfsarts geen verwijt te maken voor het eerst na het indienen van de klacht reageren op de klachtbrieven. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel e) onbeschoft gedrag

3.6 Dat de bedrijfsarts klager onbeschoft of anderszins onprofessioneel heeft bejegend, is door klager niet onderbouwd en is het college ook anderszins niet gebleken.

Slotsom

3.7 Uit de bovenstaande overwegingen volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

4. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 4 juli 2023 door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,
A.C. Hendriks, lid-jurist, P.E. Rodenburg, G. Koster en F.M. Brouwer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.


secretaris                                                                                                                            voorzitter