Zoekresultaten 331-340 van de 13033 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1989

    Klacht tegen een psychiater. Klager was onder behandeling bij het FACT-team van een GGZ-instelling. De psychiater was als zorgverantwoordelijke bij de behandeling van klager betrokken. In het kader van de aanvraag voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) heeft de psychiater een zorgplan opgesteld. Klager is van mening dat dit zorgplan feitelijke onjuistheden en onjuiste bevindingen bevat en dat de diagnose onvoldoende is onderbouwd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6036

    Klager werd verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zwangere echtgenote en heeft daarom 17 dagen vastgezeten (deels in volledige beperkingen) in een cellencomplex. Klager verwijt verweerder met name dat hij, op het moment dat hij betrokken was als arts in het cellencomplex, geen tweedelijnshulpverlening heeft ingeschakeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6709

    Voorzittersbeslissing: klacht tegen arts maatschappij en gezondheid kennelijk ongegrond. De arts heeft een uitnodigingsbrief voor een coronaprik ondertekend als medisch programmamanager. De arts is daarmee niet verantwoordelijk voor de keuze van het aangeboden vaccin.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6020

    Klager werd verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zwangere echtgenote en heeft daarom 17 dagen vastgezeten (deels in volledige beperkingen) in een cellencomplex. Klager verwijt verweerster met name dat zij, op het moment dat zij betrokken was als arts in het cellencomplex, geen tweedelijnshulpverlening heeft ingeschakeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:27 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1873

    Klacht tegen huisarts. Klager is in 2016 op consult geweest in de praktijk van de huisarts. Toen is geconcludeerd dat sprake was keelpijn en hoesten bij een viraal effect. Enkele maanden later is bij klager in het ziekenhuis een anaplastisch schildkliercarcinoom vastgesteld. Klager verwijt de huisarts – onder meer – dat onder zijn verantwoordelijkheid onvoldoende onderzoek is gedaan en een verkeerde diagnose is gesteld, dat hij onvoldoende supervisie heeft uitgeoefend ten opzichte van zijn coassistenten, heeft nagelaten (via zijn coassistenten) aan te geven dat klager bij het blijven bestaan van klachten binnen tien dagen moest terugkomen en dat hij klager ten onrechte niet heeft doorverwezen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege roept de coassistent die klager gezien heeft als getuige op. Het beroep van klager wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:28 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1882

    Klacht tegen een huisarts. Klager is de vader van een meisje van tien jaar oud (hierna: de dochter). Samen met zijn ex-vrouw (hierna: de moeder) heeft hij het ouderlijk gezag over haar. Er is geen ouderschapsplan. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De dochter staat sinds 2014 ingeschreven bij de praktijk die de huisarts voert, samen met de beklaagde huisarts in de zaak met kenmerk C2023/1883. De klacht van klager komt er in de kern op neer dat hij door de beide huisartsen onvoldoende wordt geïnformeerd. Ook wordt hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld mee te beslissen over medische behandelingen van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk) en d gegrond, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van klager als het incidenteel beroep van de huisarts tegen deze beslissing en bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5367

    Klacht tegen een arts werkzaam bij het consultatiebureau ingediend door ouders. Klagers zijn niet tevreden met het consult van hun zoontje bij het consultatiebureau. Zij verwijten de arts onder meer dat zij nalatig en onprofessioneel heeft gehandeld, en zij een onterechte en onjuiste doorverwijzing naar de kinderarts en melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Na het consult heeft de arts tijdens een telefoongesprek met de ouders haar zorgen om het kind onnodig uitvergroot. Daardoor is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen de arts en de ouders. De arts heeft na overleg een melding gedaan bij Veilig Thuis. Het college is van oordeel dat de arts vanwege de vertrouwensbreuk met de ouders had moeten beseffen dat zij niet meer de aangewezen persoon was om bij deze casus betrokken te blijven. Voorts dient de arts als professional zorgvuldigheid te betrachten bij de communicatie jegens ouders, omdat dit anders de vertrouwensrelatie kan schaden. Uit het dossier en ter zitting is gebleken dat er al langer reële, maar niet acute zorgen over het kind en zijn ontwikkeling (afbuigende groei) waren. Dat maakt dat er langer gewacht had kunnen worden in deze situatie. Door deze ruimte niet te benutten en de melding te doen, is de situatie verder geëscaleerd. Overigens overweegt het college dat de melding zelf niet onterecht was gelet op de zorgen. Het college merkt daarbij op dat sprake van een relatief onervaren arts en dat het enige tijd heeft geduurd voordat vervanging gevonden was. De arts ziet in dat zij is tekortgeschoten en heeft hieruit lering getrokken. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de arts een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1883

    Klacht tegen een huisarts. Klager is de vader van een meisje van tien jaar oud (hierna: de dochter). Samen met zijn ex-vrouw (hierna: de moeder) heeft hij het ouderlijk gezag over haar. Er is geen ouderschapsplan. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De dochter staat sinds 2014 ingeschreven bij de praktijk die de huisarts voert, samen met de beklaagde huisarts in de zaak met kenmerk C2023/1882. De klacht van klager komt er in de kern op neer dat hij door de beide huisartsen onvoldoende wordt geïnformeerd. Ook wordt hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld mee te beslissen over medische behandelingen van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk) en d gegrond, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van klager als het incidenteel beroep van de huisarts tegen deze beslissing en bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:30 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2016

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was jarenlang patiënt van de huisarts. Sinds 2015 hadden zij – na het overlijden van de echtgenoot van klaagster – ook een persoonlijke, vriendschappelijke relatie met elkaar. In de zomer van 2022 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van de huisarts. Vanwege zijn vermoeden dat de dochter van klaagster de inbraak had gepleegd, heeft de huisarts de vriendschap met klaagster verbroken. Klaagster verwijt de huisarts dat hij a) het medisch beroepsgeheim heeft overtreden, b) de overeenkomst tot zorgverlening onjuist eenzijdig heeft opgezegd en c) na beëindiging van de zorgverlening (ten onrechte) nog vergoedingen heeft gedeclareerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat is komen vast te staan dat de huisarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden, verklaart klachtonderdeel a gegrond en legt de huisarts een berisping op. Klachtonderdeel b wordt ongegrond verklaard en het beroep tegen klachtonderdeel c is ingetrokken door klaagster. De beslissing wordt gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5777

    Deels gegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klagers zijn met een zwangerschapstermijn van 41 weken en 3 dagen doorverwezen naar het ziekenhuis in verband met een stuitligging. De ontsluiting volgt vlot, maar de uitdrijving verloopt zeer moeizaam. Daardoor loopt het zoontje hersenschade op en overlijdt na 6 dagen. De gynaecoloog heeft klagers voorafgaand aan de bevalling inlicht over de mogelijkheden, ofwel keizersnede ofwel vaginale bevalling. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de gynaecoloog onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven over de risico’s die samenhangen met de verschillende vormen van bevallen, dus geen sprake van bewust onjuist informeren. Het college kan klagers wel volgen in hun indruk dat het ziekenhuis/de gynaecoloog sturend is in de uiteindelijke keuze. De bedoelde sturing is niet zodanig dat de gynaecoloog een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het college is van oordeel dat de gynaecoloog de stuitbevalling niet onder deze omstandigheden (drukke zaterdag zonder tweede gynaecoloog, lang afwachten met actief inzetten van verschillende handgrepen, onvoldoende aandacht voor de CTG-registratie en classificatie) had moeten voortzetten en in ieder geval op enig moment had moeten overgaan op een keizersnede of op zijn minst had moeten overwegen. Er is bij het college twijfel over de regie tijdens de uitdrijving en de voortvarendheid, kwaliteit en doeltreffendheid van het handelen van de gynaecoloog. Niet is gebleken dat de gynaecoloog in de nagesprekken niet eerlijk is geweest. Het is de gynaecoloog ook niet te verwijten dat er geen melding bij de IGJ is gemaakt. Klacht deels gegrond, berisping.