Zoekresultaten 12781-12790 van de 13843 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1062 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.161
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1062
Klager is in 2001 van de fiets gevallen en heeft zijn rechter pols gebroken. Hij bezoekt de SEH van het ziekenhuis en is aldaar gezien door een arts-assistent. Er worden röntgenfoto’s gemaakt waaruit wordt geconcludeerd dat sprake is van een zogeheten Collesfractuur. Er wordt een gispverband aangebracht door een verpleegkundige/gipsverbandmeester. Klager komt nog tweemaal voor controle. Enige tijd nadat het gisp is verwijderd, wordt reflexdystrofie vastgesteld bij klager. Een half jaar later wordt geconstateerd dat sprake is geweest van een verkeerde diagnose vanaf het begin: er was geen sprake van een Collesfractuur maar van een zogenaamde Smithfractuur. Een reconstructieve operatie van de pols wordt uitgevoerd. Klager verwijt –kort gezegd- dat een onzorgvuldige diagnose heeft plaatsgevonden en dat zijn pols verkeerd is behandeld door verweerder. Het RTG overweegt dat niet met zekerheid is vast te stellen dat verweerder de persoon was die het gispverband heeft aangelegd en wijst de klacht af. Het CTG bekrachtigt deze uitspraak omdat ook in hoger beroep niet is komen vast te staan dat verweerder de persoon was die bij het eerste consult –toen de diagnose werd gesteld en het gisp werd aangebracht- aanwezig was.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1056 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.068
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1056
Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt huisarts dat deze geen adequaat onderzoek heeft verricht naar klachten in haar borsten en haar ten onrechte heeft gerustgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de maatregel van waarschuwing opgelegd. Hoger beroep huisarts. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat n iet in geschil is dat de huisarts klaagster lichamelijk heeft onderzocht en daarbij weliswaar een zwelling in de linkerborst heeft gevoeld, maar dat deze zwelling een afwijking betrof die overeenkwam met eerder in het ziekenhuis vastgestelde cysten. Bij die stand van zaken bestond er voor de huisarts geen aanleiding de zwelling aan te merken als een nieuwe klacht, zodat hij niet opnieuw het protocol, zoals de NHG-standaard die beschrijft bij een nieuwe klacht over pijn in de borst, hoefde te doorlopen. De huisarts heeft terecht de voorgeschiedenis van klaagster betrokken bij zijn diagnose en bij het bepalen van het behandelplan. Klachtonderdeel alsnog ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1063 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.258
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1063
In eerste aanleg heeft klager een 7-tal klachten aangevoerd naar aanleiding van de wijze waarop de gz-psycholoog als deskundige de opdracht van de rechtbank heeft uitvoerd om -kort gezegd- tussen de ex-echtgenoten tot een omgangsregeling voor de kinderen te komen. De klachten komen er op neer dat klager twijfelde aan de onafhankelijkheid van de gz-psycholoog en dat hij zich door haar niet serieus genomen voelde. Een deel van de klachten is door het RTG gegrond verklaard. Klager heeft hoger beroep ingesteld m.b.t. de klachten die door het RTG ongegrond zijn verklaard. Het hoger beroep slaagt niet.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1057 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.159
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1057
De klacht betreft een arts die de functie bekleedt van directeur patientenzorg in een kliniek en die daarnaast (voor het grootste deel van de werktijd) samen met andere specialisten als arts in die kliniek werkzaam is. Door de klager, die bij een operatie in de kliniek ernstig verminkt is, wordt hem in hoofdzaak verweten dat hij heeft toegelaten dat die operatie werd uitgevoerd door een plastisch chirurg die niet als zodanig in Nederland geregistreerd was. Het regionale tuchtcollege oordeelt dat de arts ook in zijn hoedanigheid van directeur patientenzorg tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn. Het legt hem een waarschuwing op omdat hij ten onrechte niet gecontroleerd had of de plastisch chirurg in Nederland was ingeschreven. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het handelen van artsen in een bestuurlijke of leidinggevende functie in beginsel tuchtrechtelijk getoetst kan worden; wel moet voorkomen worden dat een arts aansprakelijk wordt gehouden voor keuzen in d e bedrijfsvoering waarvoor hem in zijn managementsfunctie in beginsel beleidsvrijheid toekomt. Ten aanzien van de klacht verenigt het Centraal College zich met het oordeel in eerste aanleg; het verwerpt het beroep van de arts.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1064 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.135
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1064
In geschil is de vraag of de gz-psycholoog bij het intake gesprek in voldoende mate de mede met gezag beklede ouder betrokken heeft. Moeder heeft zich met het minderjarige kind bij de gz-psycholoog gemeld in een crisis-situatie. De psycholoog heeft wel gevraagd naar de contactgegevens van de vader, maar moeder had deze niet voor handen. Vervolgens heeft het meer dan een maand geduurd voordat de gz-psycholoog de vader heeft gesproken. Zij heeft wel gepoogd te bellen, maar pas in later stadium. Het RTG heeft de ter zake ingediende klacht gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het CTG heeft overwogen dat ook in de intake fase (ook wanneer er nog geen sprake is van een behandelingsovereenkomst) de met gezag beklede ouder(s) moeten worden geïnformeerd en dat hun instemming moet worden vastgesteld. Dit is onvoldoende gebeurd. Nu hier een nieuwe norm is gesteld, dient een maatregel achterwege te blijven.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1058 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.279
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1058
Klacht tegen psychiater. Klager is op basis van verklaring van de arts met rechterlijke machtiging opgenomen in psychiatrisch ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat de arts de verklaring valselijk heeft opgemaakt zoals hem door klager wordt verweten en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt in beroep het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1052 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.180
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 05-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1052
Klacht tegen tandarts, afgewezen door het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing en verklaart vier klachtonderdelen alsnog gegrond. Bij het plaatsen van een implantaat is de tandarts zowel in het vooronderzoek als in de verslaglegging onvoldoende zorgvuldig geweest. De tandarts heeft klager voorafgaand aan en tijdens het plaatsen van een brug onvoldoende voorgelicht over de verschillende mogelijkheden qua materiaal en de daaraan verbonden voor- en nadelen en risico’s. De tandarts had erop moeten toezien dat de afgesproken verrekening van de kosten van het plaatsen van het implantaat daadwerkelijk plaatsvond. Berisping.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1065 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.172
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1065
Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij een verklaring in de zin van artikel 29b lid 5 Wet op de Jeugdzorg heeft opgesteld zonder klager voorafgaand te hebben onderzocht, waardoor klager ten onrechte door de rechter in een gesloten jeugdinrichting is geplaatst. Het RTG oordeelt dat de klacht gegrond is en de gz-psycholoog wordt de maatregel van schorsing opgelegd voor de duur van 10 weken waarvan 8 weken voorwaardelijk, inclusief een coachingstraject en publicatie. Ter zitting in hoger beroep is komen vast te staan dat klager ten tijde van de op te maken verklaring feitelijk onvindbaar was omdat hij zwervende was. Op de voet van artikel 29c lid 4 Wet op de Jeugdzorg kon daarom in dit geval de gz-psycholoog instemmen zonder klager voorafgaand te hebben onderzocht. Het CTG verkaart de klacht ongegrond en vernietigt de beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1059 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.053
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 19-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1059
Klaagster heeft zich tot de arts gewend voor een LBA ( levend bloed analyse) test. Na afloop van de behandeling waarbij een prikpen werd gebruikt, zijn bij klaagster twijfels gerezen omtrent de steriliteit van de prikpen. Volgens klaagster reageerde de arts gepikeerd en heeft de bezorgdheid die bij klaagster leefde, niet weg kunnen nemen. Vervolgens heeft de arts nagelaten te reageren op een e-mailbericht van klaagster waarin om een nadere toelichting werd gevraagd. Het RTG heeft de klacht in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1053 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.055
- Datum publicatie: 22-04-2011
- Datum uitspraak: 12-04-2011
- ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1053
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1278
- Pagina: 1279
- Pagina: 1280
- ...
- Pagina: 1385
- Volgende pagina zoekresultaten