ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1070 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/05
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1070 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-04-2011 |
Datum publicatie: | 27-04-2011 |
Zaaknummer(s): | G2010/05 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts met betrekking tot het niet onderzoeken, het niet tijdig laten opnemen in het ziekenhuis en het onvoldoende serieus nemen van de patiënt. Klacht ongegrond. |
Rep. nr: G2010/05
26 april 2011
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het college heeft het volgende overwogen en beslist over de op 18 januari 2010
binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: mevrouw mr. M.J. de Jong,
werkzaam bij: Stichting Univé Rechtshulp,
tegen
C,
werkzaam te D,
verweerder,
huisarts,
BIG reg.nr: 79025107501
gemachtigde: mevrouw mr. S.J. Berkhoff – Muntinga,
werkzaam bij: Stichting VvAA rechtsbijstand.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van het dossier, waarin zich onder meer bevinden:
-het klaagschrift van 6 december 2009, ingekomen op 18 januari 2010;
-het verweerschrift van 9 maart 2010, ingekomen op 15 maart 2010;
-de repliek van 20 mei 2010, ingekomen op 21 mei 2010;
-de dupliek van 1 oktober 2010, ingekomen op 4 oktober 2010.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 1 maart 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Verschenen zijn klaagster en verweerder, ieder vergezeld door haar/zijn gemachtigde.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,
die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.
2.1.
Klaagster is de weduwe van de E, geboren ( ). E wordt hierna patiënt genoemd.
2.2.
Op 17 november 2007 heeft F, in zijn hoedanigheid van waarnemend huisarts bij de Dokterswacht G, na een telefonische hulpvraag van klaagster, om 04.30 uur bij patiënt een visite afgelegd.
2.3.
Door F is een tweede visite voor patiënt gepland diezelfde dag om 09.30 uur. De code voor deze visite was U3, dat wil zeggen de laagste urgentie.
2.4.
Op 17 november 2007 heeft verweerder, als opvolgend waarnemend huisarts, patiënt om 08.30 uur bezocht. Naast klaagster was ten tijde van deze visite een neef van klaagster in de woning aanwezig.
2.5.
Omstreeks 11.15 uur heeft klaagster wederom gebeld met de huisartsenpost wegens verslechtering van de toestand van patiënt. Patiënt is vervolgens opgenomen in het ziekenhuis.
2.6.
Patiënt is tot 15 februari 2008 opgenomen geweest in het ziekenhuis. Hij is daarna opgenomen in een verpleeghuis, alwaar hij op ( ) is overleden.
3. De klacht
De klacht bestaat - zakelijk weergegeven - uit de volgende onderdelen.
Verweerder heeft bij de visite van 08.30 uur bij patiënt geen nader onderzoek verricht. Klaagster heeft dit zelf kunnen constateren omdat zij hierbij aanwezig was.
Verweerder heeft niet de signalen opgepakt die op dat moment van belang waren. Hij had patiënt gelijk moeten laten opnemen opdat de juiste medische behandeling plaats had kunnen vinden.
Verweerder heeft klaagster en patiënt niet serieus genomen. Klaagster en patiënt zijn onvoldoende geïnformeerd. Voorts moest klaagster zelf aangeven dat voor de opname een ambulance nodig was.
4. Het verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:
Verweerder voert aan dat hij, bij het begin van zijn dienst om 08.00 uur, op grond van de beschikbare medische informatie zich sneller op de hoogte wilde stellen van de toestand van de patiënt. Hij heeft daartoe de visite op een eerder tijdstip afgelegd dan stond gepland door de huisarts die ’s nacht de visite had afgelegd. Hij heeft thuis bij patiënt boven in de slaapkamer de anamnese afgenomen en hem onderzocht. Klaagster was bij dit onderzoek niet aanwezig, zij was beneden. Na het onderzoek heeft hij geen veranderingen geconstateerd ten opzichte van de bevindingen van de collega die ’s nachts patiënt had onderzocht. Dit was de reden om te besluiten patiënt niet in te sturen. Daarbij is overwogen dat, indien sprake was van een cerebrovasculair accident (CVA), patiënt bij de eerste visite gelijk had moeten worden opgenomen. Deze urgentie was op het tijdstip van de tweede visite niet meer aanwezig. Verweerder heeft zijn bevindingen na het onderzoek uitgebreid met klaagster besproken. Zij reageerde hierop nogal heftig omdat zij een ziekenhuisopname wilde. Verweerder heeft vervolgens de instructie aan klaagster gegeven dat bij verslechtering van de toestand van de patiënt direct contact moest worden opgenomen.
Verweerder voert voor de summiere verslaglegging aan dat hij na de visite bij patiënt eerst nog andere visites heeft afgelegd. Bij terugkomst op de huisartsenpost bleek dat klaagster had gebeld in verband met de verslechtering van de situatie. Hij heeft de noodzakelijke handelingen verricht om patiënt te laten opnemen in het ziekenhuis. Daarna heeft hij de bevindingen in het dossier genoteerd. Vanwege het feit dat de opname inmiddels had plaatsgevonden heeft verweerder het verslag van de visite zeer beknopt gehouden.
Verweerder heeft voorts aangevoerd dat zijn vraag met betrekking tot het vervoer naar het ziekenhuis een routinevraag was die bedoeld was om een indruk te krijgen van de situatie op dat moment. Het College begrijpt dat hij heeft willen informeren naar andere mogelijkheden dan het inschakelen van een ambulance. Verweerder kan zich voorstellen dat klaagster zich hierdoor gekwetst voelde. Hiervoor heeft hij schriftelijk zijn excuses aangeboden.
5. Beoordeling van de klacht
Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het Collega als volgt.
5.1.
Vast staat dat verweerder vanwege de zorgen die hij had met betrekking tot patiënt de visite juist vervroegd heeft. Het College acht het reeds om deze reden niet aannemelijk dat verweerder patiënt vervolgens niet heeft onderzocht. Voorts houdt het College het ervoor dat klaagster niet aanwezig was toen verweerder boven bij patiënt was, zodat zij niet uit eigen wetenschap kan verklaren over wat zich daar heeft afgespeeld. In het licht van de gemotiveerde betwisting door verweerder had het op de weg van klaagster dan wel haar gemachtigde gelegen nader te onderbouwen dat zij wel degelijk ook boven was toen verweerder bij patiënt was, bijvoorbeeld door een verklaring van de neef die ten tijde van de visite ook in de woning aanwezig was. Deze nadere onderbouwing is niet gegeven.
Dat de verslaglegging met betrekking tot de afgelegde visite wel erg beknopt is, doet aan het voorgaande niet af. De reden die verweerder voor die beknopte verslaglegging heeft gegeven, acht het College begrijpelijk en aanvaardbaar. Het voert in elk geval te ver om hem daarvoor in de omstandigheden van het geval een tuchtrechtelijke verwijt te maken.
5.2.
Het verwijt dat verweerder patiënt niet gelijk om 08.30 uur heeft laten opnemen, treft geen doel. Gelet op de medische voorgeschiedenis van patiënt waren de klachten op het moment van de visite moeilijk te duiden. Verweerder heeft in dit verband terecht aangevoerd dat in geval van een mogelijke CVA een ziekenhuisopname gelet op het tijdsverloop sinds de eerste visite niet zinvol was. Overigens merkt het College hierbij uitdrukkelijk op dat hiermee niet is gezegd dat patiënt bij de eerste visite had moeten worden opgenomen en dat een eerdere opname tot een andere afloop zou hebben geleid.
Tot slot merkt het College op dat het feit dat patiënt zelf niet opgenomen wilde worden een complicerende factor is geweest.
5.3.
Het College acht niet aannemelijk dat verweerder zijn bevindingen niet kenbaar heeft gemaakt aan klaagster en patiënt. Daarbij neemt het College in aanmerking dat klaagster ter zitting heeft verklaard dat zij tijdens de visite boos was op verweerder omdat hij patiënt niet wilde opnemen en dat zij het gesprek met hem zelf heeft afgekapt. Voor het verwijt dat verweerder klaagster in zoverre niet serieus heeft genomen, bestaat dus geen grond. Ook overigens is tegenover de door verweerder gegeven uitleg over de visite niet komen vast te staan dat hij zich niet op respectvolle manier tegenover de patiënt en klaagster, zijn echtgenote, heeft gedragen of uitgelaten.
5.4
Ook met betrekking tot de vervoersproblematiek treft verweerder geen verwijt. Het College kan zich voorstellen dat klaagster in de nare situatie waarin zij en haar echtgenoot verkeerden de vraag met betrekking tot het vervoer als onprettig heeft ervaren. Verweerder heeft echter een goede verklaring gegeven voor zijn vraag en bovendien zijn spijt betuigd voor de indruk die deze vraag op klaagster heeft gemaakt. Voorts staat ook vast dat verweerder de ambulance zonder meer geregeld heeft.
6. Slotsom
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het College zal de klachten op alle onderdelen ongegrond verklaren en afwijzen.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
Verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. dr. H.L.C.. Hermans, voorzitter,
mr. M. Griffioen, lid-jurist,
drs. C.J. Groenewold, lid-geneeskundige,
drs. E. van Pinxteren-Nagler, lid-geneeskundige,
drs. H. Rumpt, lid-geneeskundige,
bijgestaan door mr. A.A. Verhoeven-Heemskerk, secretaris
en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
De secretaris: De voorzitter: