Zoekresultaten 12411-12420 van de 13721 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1315 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.196

    De burgemeester heeft op 16 maart 2007 de inbewaringstelling gelast van klaagster in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft de inbewaringstelling voortgezet. Nadat er op 18 maart 2007 een incident heeft plaatst gehad, is klaagster in de separeer geplaatst. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij tijdens haar verblijf in de separeer niet naar behoren is verzorgd en begeleid. Het RTG wijst de klacht als ongegrond af nu de verweten gang van zaken tijdens de separeer onvoldoende feitelijk is komen vast te staan. Het CTG bekrachtigt de uitspraak van het RTG onder verbetering van de gronden. In hoger beroep is komen vast te staan dat de verpleegkundige niet betrokken is geweest bij de plaatsing in de separeer. De verpleegkundige was wel betrokken bij het verblijf in de separeer. De daarbij gehanteerde veiligheidsmaatregelen zijn als adequaat aan te merken. Het CTG merkt voorts op dat de betrokken instelling de verkeerde namen heeft doorgegeven van de betrokken verpleegkundigen waardoor de rechtsgang voor klaagster is bemoeilijkt. Ten overvloede wijst het CTG er op dat klaagster pas een kopie heeft ontvangen van haar medisch dossier ná tussenkomst van het CTG.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1309 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.166

    Klaagster is de dochter van de op 90-jarige leeftijd overleden patiënte. De huisarts was niet de eigen huisarts van patiënte, maar als huisarts verbonden aan de huisartsenpost. Klaagster heeft met verweerster contact gehad toen het levenseinde van patiënte naderde. De klacht houdt in dat verweerster: 1.in medisch technisch opzicht niet adequaat heeft gehandeld door geen lichamelijk onderzoek te doen, niet zelf zorg te dragen voor tijdige en juiste aflevering van de voorgeschreven medicatie en onvoldoende toepassing te geven aan palliatief handelen.2. onvoldoende zorg en aandacht heeft besteed aan een stervende patiënt en haar familie.3.het mentorschap van klaagster heeft miskend en onvoldoende overleg heeft gevoerd met klaagster en haar zus over de situatie waarin hun moeder verkeerde en over de te nemen maatregelen. Het RTG heeft alle klachtonderdelen als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1322 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.287

    Klacht tegen assistente van de apotheker is ongegrond. Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat assistente terecht heeft geweigerd het medicijn aan klager af te geven nu hij niet een recept had. Onder de omstandigheid dat klager de weekendartsen niet onnodig wilde lastig vallen, was de assistente niet gehouden om de dienstdoende apotheker te consulteren. Behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot een andere beslissing. Beroep afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1316 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.197

    De burgemeester heeft op 16 maart 2007 de inbewaringstelling gelast van klaagster in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft de inbewaringstelling voortgezet. Nadat er op 18 maart 2007 een incident heeft plaatst gehad, is klaagster in de separeer geplaatst. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij tijdens het verblijf in de separeer niet naar behoren is verzorgd en begeleid. Het RTG wijst de klacht als ongegrond af nu de verpleegkundige niet betrokken is geweest bij de begeleiding van klaagster in de separeer. De verpleegkundige heeft in haar hoedanigheid van coördinerend verpleegkundige niet in strijd gehandeld met de zorg die zij behoorde te betrachten jegens klaagster. Het CTG bevestigt de uitspraak van het RTG.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1310 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.167

    De aangeklaagde arts is als verzekeringsarts werkzaam bij het UWV, heeft een beoordeling einde wachttijd in het kader van de WIA uitgevoerd met betrekking tot klager. De arts heeft klager twee maal op spreekuur gezien, waarna hij een verzekeringsgeneeskundige rapportage heeft uitgebracht en een medisch onderzoeksverslag opgesteld. De conclusie was dat er duurzaam benutbare mogelijkheden waren conform de beschouwing en de functionele mogelijkheden lijst. Na arbeidskundige beoordeling is klager < 35% arbeidsongeschikt bevonden en is hem daarom een WIA-uitkering geweigerd. Klager verwijt verweerder: dat hij officiële documenten vervalst, dat hij klager heeft beledigd/niet met respect heeft behandeld, dat hij het leven van klager heeft bedreigd, dat hij collectieve middelen verspilt en dat hij spanning bij klager heeft veroorzaakt. Het RTG heeft de klacht in zijn geheel als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1317 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.198

    De burgemeester heeft op 16 maart 2007 de inbewaringstelling gelast van klaagster in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft de inbewaringstelling voortgezet. Nadat er op 18 maart 2007 een incident heeft plaatst gehad, is klaagster in de separeer geplaatst. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij tijdens haar verblijf in de separeer niet naar behoren is verzorgd en begeleid. Het RTG wijst de klacht als ongegrond af nu de betrokkenheid van de verpleegkundige tijdens de separeer niet is komen vast te staan. Het CTG bekrachtigt de uitspraak van het RTG onder verbetering van de gronden. In hoger beroep is komen vast te staan dat de verpleegkundige géén dienst had op 18 maart 2007 en derhalve niet betrokken is geweest bij de plaatsing in de separeer. De verpleegkundige was echter wél betrokken bij het verblijf in de separeer. De daarbij gehanteerde veiligheidsmaatregelen zijn als adequaat aan te merken. Het CTG merkt voorts op dat de betrokken instelling de verkeerde namen heeft doorgegeven van de betrokken verpleegkundigen waardoor de rechtsgang voor klaagster is bemoeilijkt. Ten overvloede wijst het CTG er op dat klaagster pas een kopie heeft ontvangen van haar medisch dossier ná tussenkomst van het CTG.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1311 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.170

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1318 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.285

    Volgens klager heeft zijn huisarts in strijd met zijn geheimhoudingsverplichting aan een derde informatie verstrekt over klager. De arts heeft dit ontkend. Voorts verwijt klager de arts dat deze hem ten onrechte heeft laten arresteren, waarna wederrechtelijke vrijheidsbeneming en een valse aangifte van de arts is gevolgd. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1312 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.181

    De zoon van klaagster is in een pleeggezin geplaatst dat is ingeschreven in de praktijk van de huisarts. Begin 2007 brengt klaagster (de biologische moeder) een bezoek aan de arts i.v.m. verkoudheidsklachten van haar zoon, sindsdien heeft zij meerdere malen contact gehad met de arts m.b.t. deze klachten. In november 2008 verwijst de arts de zoon op verzoek van klaagster naar de KNO-arts. Klaagster verwijt de arts tekortschieten in de medische zorg. Hij heeft de zoon van klaagster wel verschillende malen gezien maar geen behandeling uitgevoerd terwijl dat volgens klaagster dringend nodig was. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1319 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.348

    Klager en moeder zijn verwikkeld in een strijd om de zorg voor hun minderjarige gehandicapte dochter. De RvdK is gevraagd advies uit te brengen aan de kinderrechter. Klager heeft aan de huisarts, gevraagd of deze een advies had gegeven aan de moeder dat haar dochter niet een gesprek met de kinderrechter moet aangaan. Klager verwijt de huisarts: 1. dat hij zich ten onrechte heeft beroepen op zijn beroepsgeheim waardoor klager niet geïnformeerd is over het advies dat de huisarts 2. dat hij een leugenachtige verklaring heeft afgegeven aan de raadsonderzoeker van de RvdK en 3. dat hij klager niet heeft geïnformeerd over en om toestemming heeft gevraagd voor de sterilisatie van zijn dochter. Het RTG acht alle drie de klachtonderdelen gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op. De huisarts komt in beroep van de klachtonderdelen 1 en 2. Het Centraal Tuchtcollege vernietigd de beslissing van het RTG alleen met betrekking tot klachtonderdeel 2 en acht dit klachtonderdeel ongegrond, verwerpt het beroep van de arts voor het overige en bevestigt de opgelegde maatregel van waarschuwing.