ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1440 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 002/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1440
Datum uitspraak: 24-10-2011
Datum publicatie: 24-10-2011
Zaaknummer(s): 002/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen huisarts vanwege niet doorverwijzen en zonder toestemming  verstrekken van medische informatie. Klachten ongegrond.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 oktober 2011 naar aanleiding van de op 5 januari 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. V. Daniels werkzaan bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift met bijlagen en een aanvullend klaagschrift met bijlagen ingediend. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend met bijlagen. Klager heeft  vervolgens gerepliceerd en verweerster heeft gedupliceerd met bijlagen. Op verzoek van de secretaris is het medisch dossier van klager overgelegd. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is sinds maart 2010 patiënt in de praktijk van verweerster. Er heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerster en de collega van verweerster. Klager heeft zijn medisch dossier aan de praktijk afgegeven, later zijn daar nog stukken aan toegevoegd. Verweerster heeft klager doorverwezen naar de psychiater, de oogarts en de revalidatiearts. Er liepen al controles bij een maag, darm en lever (MDL)-arts. Klager wilde op voet van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) een aanvraag doen voor een elektrische rolstoel en verzocht verweerster daarvoor een brief te schrijven. Verweerster heeft daarover telefonisch contact gehad met een WMO-medewerker van de gemeente B. Die medewerker gaf aan dat een brief van verweerster niet nodig was. Klager heeft op 25 augustus 2010 een brief aan verweerster gestuurd met een aantal vragen en klachten. Verweerster heeft bij brieven van 10 en 17 september 2010 hierop uitgebreid gereageerd. Op klagers verzoek heeft zij bij de brief van 17 september 2010 alle nieuwe medische informatie vanaf 20 mei 2010 gekopieerd en meegestuurd.  

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster –zakelijk weergegeven- dat zij:

·        zonder klagers toestemming medische informatie heeft verstrekt aan de arts (D) die voor de WMO-aanvraag de medische indicatie heeft gegeven;

·        weigert klager te verwijzen naar een psychiater buiten klagers woonplaats vanwege religieuze redenen;

·        weigert klager door te verwijzen naar een andere specialist in verband met zijn chronische ziekte hepatitis C.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

Op het verweer zal voor zover nodig hierna worden ingegaan. 


5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerster heeft aangevoerd dat zij in het kader van klagers aanvraag voor de WMO telefonisch overleg heeft gevoerd over de te volgen procedure en dat zij vervolgens bij brief van 17 september 2010 aan klager brieven en uitslagen vanaf 20 mei 2010 heeft doen toekomen. Met deze informatie zou klager zelf kunnen overleggen met de gemeente ten behoeve van zijn WMO-aanvragen voor hulpmiddelen. Niet gebleken is dat verweerster zelf gegevens van klager zonder zijn toestemming heeft toegestuurd. In het advies van de arts D wordt gesteld dat de medische informatie van verweerster van september 2010 is bestudeerd, maar het college is met verweerster van oordeel dat het gelet op de gebruikte formuleringen zeer waarschijnlijk is dat gedoeld wordt op de brieven van verweerster van 10 en 17 september 2010, die verweerster aan klager zelf heeft doen toekomen.

Het eerste klachtonderdeel kan daarom niet slagen.

5.3

Klager is verwezen naar een psychiater. Deze heeft twee gesprekken met klager gehad, één daarvan in aanwezigheid van een tolk. Blijkens het dossier heeft de psychiater telefonisch aan verweerster meegedeeld dat er geen concrete hulpvraag was. Ook is er een brief van de psychiater van 13 augustus 2010 waarin gesteld wordt dat klager welkom blijft wanneer hij een te hanteren hulpvraag heeft geformuleerd. Verweerster heeft in haar brief aan klager van 10 september 2010 vermeld dat hij een kopie van de brief kan ontvangen en dat zij hem bij een specifieke hulpvraag weer kan verwijzen.

Ook het klachtonderdeel dat verweerster vanwege religieuze redenen klager weigert te verwijzen naar een andere psychiater kan dus niet slagen.

5.4

Blijkens een brief van de MDL-arts van 14 december 2010 is klager genezen van de hepatitis C en is verdere controle niet nodig. Blijkens het medisch dossier heeft klager telefonisch meegedeeld het hier niet mee eens te zijn. Hierop werd een afspraak gemaakt met verweerster voor 7 januari 2011 om een en ander te bespreken. Deze afspraak heeft klager echter afgezegd. Daarna is er geen rechtstreeks contact meer geweest tussen klager en verweerster.

Het klachtonderdeel dat verweerster klager weigert door te verwijzen naar een andere specialist faalt dan ook.

5.5

Gelet op het voorgaande dient de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, en J.M. Komen en S. Tiemersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.