ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1439 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 195/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1439
Datum uitspraak: 24-10-2011
Datum publicatie: 24-10-2011
Zaaknummer(s): 195/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen bedrijfsarts. Klacht ongegrond.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 oktober 2011 naar aanleiding van de op 30 maart 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingekomen, en door dit college naar het Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. R. van Dijk, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift met de bijlagen;

-       het aanvullende klaagschrift;

-       het verweerschrift met de bijlagen;

-       de repliek met de bijlagen;

-       de dupliek.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager werkte als chauffeur bij E, verder de werkgever. Er was een arbeidsconflict ontstaan. Klager werd regelmatig gezien door de vaste bedrijfsarts, F. Om uiteenlopende redenen was klager al langere tijd regelmatig niet inzetbaar als chauffeur, de laatste tijd in verband met gebruik van bepaalde medicatie. Klager verrichtte vervangende werkzaamheden, waarmee hij echter sinds een aantal dagen was gestopt. In die situatie ontving hij van de werkgever een oproep om op 4 maart 2011 te verschijnen bij de bedrijfsarts, met aansluitend een gesprek met twee leidinggevenden. Klager werd ontvangen door verweerster in het kader van een door de werkgever gevraagde second opinion. Verweerster heeft aantekeningen gemaakt van het verloop van dit gesprek en aansluitend een (concept-)terugkoppeling voor de werkgever. Aangezien klager weigerde deze te tekenen, heeft verweerster geen rapportage uitgebracht. Klager heeft vervolgens bij brief van 4 maart 2011 een schorsing voor drie dagen gekregen, met inhouding van salaris wegens ongeoorloofd verzuim.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Nu klager geen bezwaar heeft gemaakt tegen de weergave van zijn klachtonderdelen in het verweerschrift, gaat het college overeenkomstig die weergave ervan uit dat klager aan verweerster verwijt, zakelijk weergegeven, dat zij:

- klagers gezondheid ernstig in gevaar heeft gebracht;

- aan klager financiële schade heeft berokkend;

- door klagers werkgever is ingehuurd om hem tot ontslag te dwingen;

- klager een handtekening wilde laten zetten dat hij vervangend werk weigerde, welke

 beoordeling niet hoort bij haar taak als arts;

- haar werkzaamheden heeft verricht zonder toestemming van Achmea Vitale.


4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij zich heeft ingespannen om klager zo goed mogelijk te beoordelen en dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college kan zich wel voorstellen dat klager op het verkeerde been was gezet door de oproep door de werkgever voor het spreekuur van verweerster, omdat die oproep slechts rept van “de bedrijfsarts (…) in het kader van de gezondheidsbegeleiding”. Op basis van de (uitgebreide) aantekeningen van verweerster moet er echter van worden uitgegaan dat zij is begonnen met klager uitleg te gegeven over haar rol en dat die anders was dan die van de vaste bedrijfsarts. Ook was het verwarrend voor klager dat de vaste bedrijfsarts naderhand desgevraagd te kennen heeft gegeven dat het niet correct is dat de werkgever naar willekeur een andere bedrijfsarts heeft ingeschakeld. Nu het evenwel om een second opinion ging, diende dit per definitie door een andere bedrijfsarts te geschieden. Daarom kon verweerster ook opereren buiten Achmea Vitale om. Verweerster heeft niet anders gehandeld dan van haar verwacht mocht worden als een bedrijfsarts die is geroepen (in dat geval door de werkgever) om een second opinion te geven in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter. Er is niet door klager gesteld en ook niet gebleken dat het voorgenomen advies van verweerster aan de werkgever, inhoudend dat klager in staat was om hem passend (tijdelijk) werk te verrichten, onjuist was. Dat klager na het spreekuur bij verweerster zou zijn ontslagen, hetgeen uit de brief van 4 maart 2011 overigens niet blijkt, heeft dan meer te maken met het lopende arbeidsconflict en kan in elk geval niet aan verweerster worden verweten. Uit niets blijkt dat verweerster erop uit was klager tot ontslag te dwingen. Het was legitiem om klager voor te stellen de Seroquel te laten vervangen door andere medicatie die de rijvaardigheid niet beïnvloedt; klagers eigen werk was immers dat van chauffeur. Het is klagers eigen keus geweest om niet zijn handtekening te zetten op de rapportage die verweerster voornemens was uit te brengen aan de werkgever, waarmee hij er dus in feite niet akkoord mee ging dat verweerster zou rapporteren. Dat klager heeft gevraagd of hij de rapportage eerst met zijn advocaat mocht bespreken, is niet komen vast te staan. Voorts blijkt uit de gedetailleerde aantekeningen van verweerster niet dat klager reeds benauwdheidsklachten vertoonde tijdens het spreekuur, zodat haar niet het verwijt treft dat zij klager zonder toereikende zorg uit het spreekuur heeft laten vertrekken. Het college begrijpt dat klager met de term financiële schade doelt op de kosten van het ziekenhuis en de apotheekkosten ten gevolge van die benauwdheidsklachten. Reeds om de genoemde reden kan verweerster niet verantwoordelijk worden gehouden voor die kosten.

5.3

De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is en dus dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en dr. A.N. H. Weel en E.H. The-van Leeuwen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.