ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1438 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 043/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1438
Datum uitspraak: 24-10-2011
Datum publicatie: 24-10-2011
Zaaknummer(s): 043/2011
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen arts, ex-partner. Klager verwijt verweerster schending beroepsgeheim. Geen handelen in hoedanigheid van arts. Niet ontvankelijk

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 oktober 2011 naar aanleiding van de op 15 februari 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, jurist bij VvAA te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift;

-       het verweerschrift met de bijlagen;

-       de repliek;

-       de dupliek met de bijlagen;

-       het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek d.d. 25 augustus 2011.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is de ex-partner van verweerster. De relatie is op 10 mei 2010 beëindigd. Ruim twee weken na het beëindigen van de relatie liet klager aan verweerster weten dat hij haar iets moest vertellen dat belangrijk was. Klager is naar verweerster toegegaan en heeft haar verteld wat hij gedurende de relatie niet met haar had kunnen delen, namelijk dat hij in zijn jeugd seksueel was misbruikt door zijn stiefmoeder en dat hij hierin een belangrijke aanleiding zag voor het mislopen van de relatie.

Klager was al eerder alleen en gezamenlijk met verweerster in gesprek geweest met een psycholoog. Klager heeft ook de psycholoog op de hoogte gebracht van zijn verleden per e-mail en dit e-mailbericht aan verweerster doorgezonden.

Klager had daarnaast hulp gezocht bij de Stichting “hulp na seksueel misbruik” (verder de Stichting). Op 14 juli 2010 is verweerster meegegaan naar een gesprek bij de Stichting.

Verweerster heeft over het beëindigen van de relatie en over hetgeen klager had meegemaakt gesproken met familie en vrienden. Klager vernam dit begin 2011.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. Volgens klager ging verweerster met hem mee naar het gesprek bij de Stichting vanwege haar deskundigheid als arts. Klager is van oordeel dat verweerster zijn vertrouwen heeft geschonden. Klager vindt dat hij erop moest kunnen vertrouwen dat een arts zijn geheim niet doorvertelde. Hij stelt dat je ook niet verwacht dat een notaris doorvertelt wat je hem privé in vertrouwen hebt verteld. 

Verder stelt klager dat verweerster overleg heeft gehad met zijn psycholoog en dat dit overleg intercollegiaal overleg was. Ook daaruit blijkt volgens klager dat er een arts-patiëntrelatie was.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster stelt zich op het standpunt dat de gewraakte gebeurtenissen niet vallen onder de reikwijdte van het tuchtrecht omdat deze zich afspeelden in de privésfeer. Zij is meegegaan met klager naar het gesprek bij de Stichting als ex-partner en heeft eenmaal als ex-vriendin gebeld met de psycholoog van klager waarbij zij heeft gevraagd of klager op korte termijn bij hem terecht kon. Verweerster verzoekt het college klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Met betrekking tot de ontvankelijkheid.

Artikel 47 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg bepaalt -kort gezegd- dat handelen in de hoedanigheid van beroepsbeoefenaar is onderworpen aan de tuchtrechtspraak. De vraag is derhalve of verweerster heeft gehandeld in haar hoedanigheid van arts.

Klager stelt zich op het standpunt dat de arts-patiëntrelatie tussen hem en verweerster is ontstaan op het moment dat hij haar vanwege haar expertise als arts vroeg om mee te gaan naar het gesprek bij de Stichting.

Verweerster stelt dat zij met klager mee is gegaan naar het gesprek bij de Stichting als ex-partner van klager.

Blijkens de bij de stukken overgelegde e-mails heeft klager aan de Stichting op 13 juni 2010 gemeld dat zijn ex-vriendin mee kwam naar het gesprek.

Dat verweerster dat zou hebben gedaan in haar hoedanigheid van arts heeft klager niet of onvoldoende aannemelijk gemaakt en verweerster gemotiveerd en onderbouwd met stukken weersproken.

Het college acht het feit dat verweerster arts is en na het beëindigen van de relatie met klager met hem mee is gegaan naar het gesprek bij de Stichting en eenmalig heeft gebeld met de psycholoog van klager onvoldoende om aan te nemen dat een arts-patiëntrelatie is ontstaan. Zij heeft immers, althans dat is gesteld noch gebleken, bijvoorbeeld klager niet behandeld, hem geen medicijnen voorgeschreven of rekeningen gestuurd.

Klager dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

Hoewel het college begrip heeft voor het ongenoegen van klager komt het college daarom aan de inhoudelijke tuchtrechtelijke beoordeling van de klacht niet toe.

6.      DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en J.M. Komen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.