Zoekresultaten 12291-12300 van de 13039 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0752 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1004c

    Uitspraak: 15 december 2010   HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN   heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 januari 2010 binnengekomen klacht van:   A wonende te B klaagster gemachtigde dr.mr.ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom   tegen:   C chirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr. M.C. Hoorweg-de Boer te Utrecht     1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: -         het klaagschrift met de aanvulling daarop -         het verweerschrift -         medische gegevens ontvangen van gemachtigde van klaagster -         verslag van CT-scan ontvangen van gemachtigde van verweerder   Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen waren, bijgestaan door hun gemachtigden, aanwezig. De klacht is toegelicht, waarbij de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd.   2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: De klacht betreft de moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen, geboren in 1926 en overleden op 7 november 2006. Op 19 oktober 2006 laat in de avond is patiënte door haar huisarts verwezen naar de spoedeisende eerste hulp (SEH) op verdenking van een acute appendicitis. Aldaar werd de verdenking bevestigd; patiënte werd opgenomen om de volgende ochtend geopereerd te worden. De operatie is uitgevoerd door een vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg, en een collega, een jongerejaars AIOS, onder diens supervisie met verweerder, opleider, als supervisor op afstand. Voormelde arts-assistent heeft gekozen voor een laparoscopische verwijdering van de appendix. Bij het in zicht brengen van de appendix zag deze een infiltraat met daarin een gangreneuze appendix en voorts de aanwezigheid van purulent vocht in de holte van Douglas. Toen het lastig bleek de appendix los te maken, heeft de arts-assistent verweerder geconsulteerd. Naar aanleiding daarvan werd de laparoscopische benadering voortgezet. Daarbij brak de appendix in tweeën, waardoor een kleine hoeveelheid faeces in de buikholte terecht kwam. De buikholte en de holte van Douglas zijn gespoeld via het zuig-spoelsysteem van de laparoscoop. Het afgescheurde deel is door de arts-assistent met de naveltrocar verwijderd en de appendixrest is op de klassieke manier verwijderd. Het operatiegebied is tenslotte geïnspecteerd, het instrumentarium is verwijderd en de wondjes zijn gesloten. Postoperatief is gedurende 5 dagen antibiotica voorgeschreven. Op 30 oktober 2006 is patiënte met ontslag gegaan. In de thuissituatie ging het echter niet goed. Op 3 november 2006 is patiënte met spoed opgenomen op de longafdeling op verdenking van pneumonie. Op 7 november 2006 is patiënte overleden. Bij de obductie is de diagnose longontsteking bevestigd.   3. Het standpunt van klager en de klacht In het klaagschrift heeft klaagster gesteld dat verweerder wordt verweten dat is afgeweken van het geplande beleid om een wisselsnede-operatie uit te voeren. Als verweerder geconsulteerd is nadat de perforatie was opgetreden, zou hem niets te verwijten zijn. Tijdens de behandeling van voormelde klacht heeft klaagster de klacht uitgebreid door te stellen dat de onderhavige risicovolle operatie ten onrechte aan de arts-assistent is toebedeeld en dat verweerder daarvoor mede verantwoordelijk is. Klaagster acht het aannemelijk dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was en meent dat een van de opleiders, bijvoorbeeld verweerder, bij de operatie betrokken had moeten zijn. Verweerder liet ook de pre-operatieve fase geheel aan de arts-assistent over en tijdens de operatieve was er supervisie van een te grote afstand vanuit een andere operatiekamer. Het infiltraat werd voorafgaande aan de operatie niet gedetecteerd en dat had wel gemoeten, daar bij een infiltraat een conservatief beleid aangewezen is.   4. Het standpunt van verweerder In casu moest er een appendectomie worden verricht, welke zowel laparoscopisch als via een wisselsnede kon worden uitgevoerd. De keuze daarvan ligt bij de opererende chirurg. De arts-assistent was toentertijd eind vijfdejaars assistent chirurgie in opleiding en daarmee bevoegd tot het onder supervisie op afstand uitvoeren van een appendectomie. Daarbij komt dat de arts-assistent tenminste 54 laparoscopische ingrepen heeft uitgevoerd. Verweerder staat gemotiveerd achter de keuze in dezen een laparoscopische ingreep te verrichten. Verweerder heeft op verzoek van de arts-assistent bij de ingreep geïnspecteerd en kon op grond van wat hij zag tot het advies komen de ingreep laparoscopisch voort te zetten. Verweerder achtte de arts-assistent daartoe ook bekwaam. Verweerder acht het zo goed als zeker dat de perforatie ook bij een appendectomie middels wisselsnede was opgetreden, aangezien het ging om een gangreneuze appendix die verkleefd was. De kans op complicaties is wel gerelateerd aan de leeftijd, niet aan de techniek. Uit het PA verslag blijkt dat de appendix volledig is verwijderd.   5. De overwegingen van het college Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat - gelet op de door verweerder gegeven deugdelijke uitleg - de aanvankelijke verwijten met betrekking tot de operatietechniek onterecht zijn gebleken. De daarop betrekking hebbende klacht is dan ook ongegrond. In dat licht is het naar het oordeel van het college onbegrijpelijk dat klaagster van mening is dat, indien het infiltraat op voorhand was vastgesteld, een conservatief beleid de aangewezen weg was geweest. Met betrekking tot de ter zitting geformuleerde klachten geldt dat het niet aangaat tijdens de behandeling van de bij klaagschrift geformuleerde klacht weer nieuwe klachten op te werpen, te meer niet nu verweerder zich daarop niet - terdege - heeft kunnen voorbereiden. Ten overvloede overweegt het college dat klaagster weliswaar heeft aangegeven dat zij het aannemelijk acht dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was, maar zij niet nader heeft geadstrueerd op grond waarvan die aanname juist zou zijn. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken die de opvatting zouden rechtvaardigen dat de betreffende arts-assistent weliswaar bevoegd, maar niet bekwaam was de onderhavige operatie uit te voeren. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat de operatie aan de arts-assistent is toebedeeld dan wel dat verweerder na de inspectie de arts-assistent de laparoscopische ingreep heeft laten voortzetten. Het vorenoverwogene brengt mede dat de klacht ongegrond wordt verklaard.   6. De beslissing Het college: -         verklaart de klacht ongegrond.   Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris.       secretaris                                                                                                                           voorzitter  

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0754 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09198b

    Uitspraak: 15 december 2010   HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN   heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 november 2009 binnengekomen klacht van:   A wonende te B klaagster gemachtigde mr. J.L.M. Arets te Landgraaf   tegen:   C orthopeed werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr. S. Slabbers te Amsterdam.     1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: -         het klaagschrift en de aanvulling daarop -         het verweerschrift -         de repliek -         de dupliek -         CD-rom met röntgenfoto’s   Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht.   2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: Klaagster is sedert december 2007 bekend op de polikliniek orthopedie, alwaar verweerder sedert 15 juli 2008 werkzaam is. Nadat door verweerder de diagnose spondylolysis L5-S1 was gesteld, heeft hij op 12 september 2008 bij klaagster het boogdefect van boog L5 gemarcainiseerd. Klaagster is daarna twee weken pijnvrij geweest; vervolgens traden weer pijnklachten op. Op 26 februari 2009 is klaagster door verweerder geopereerd. Deze operatie is zonder complicaties verlopen. Op 15 april 2009 heeft klaagster gemeld dat de pijn geheel verdwenen was. Echter, op 29 juli 2009 heeft klaagster melding gemaakt van een scherpe pijn in de rug. Middels röntgendiagnostiek werd een (persisterende) pseudoarthrose met een gebroken cerclagedraad geconstateerd. Verweerder heeft klaagster een definitieve fixatie voorgesteld, welke ingreep met een neurochirurg diende te worden uitgevoerd. Om die reden heeft verweerder klaagster de neurochirurg laten consulteren. Omdat de neurochirurg zijn toestemming voor de ingreep niet gaf, is de voorgenomen ingreep niet doorgegaan.   3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerder - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende: - verweerder heeft bij de operatie geen goede materialen gebruikt en heeft geweigerd de gemaakte fouten te herstellen; - verweerder heeft klaagster te lang met pijn laten lopen; - verweerder heeft ‘alles teniet gedaan’ op aanraden van de neurochirurg omdat klaagster een ‘niet vertrouwd persoon’ zou zijn; hij heeft het dossier van klaagster uit het systeem verwijderd. Klaagster heeft daartoe nog met name aangevoerd dat zij op v rijdag 16 oktober 2009 nog een afspraak had staan en op 26 november 2009 geopereerd zou worden. Zij is op 16 oktober 2009 nog bij de poli orthopedie geweest, maar er stond toen niets meer in de computer. Zij kreeg te horen dat er niets meer voor haar gedaan kon worden. Klaagster heeft daarna een verwijskaart voor F gekregen.   4. Het standpunt van verweerder Verweerder heeft - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aangevoerd. Hij betwist, onder verwijzing naar het operatieverslag, dat er onjuiste materialen bij de operatie van 26 februari 2009 zijn gebruikt. Het breken van een cerclagedraad is een voorkomende complicatie, waaruit niet kan worden afgeleid dat ondeugdelijk materiaal is gebruikt. Voorts bestrijdt verweerder dat hij klaagster te lang met pijnklachten heeft laten lopen. Naar aanleiding van het consult op 18 augustus 2008 heeft verweerder op 12 september 2008 de marcainisatie van het boogdefect uitgevoerd. Toen tijdens het consult op 29 september 2008 bleek dat de pijnklachten waren teruggekomen, heeft verweerder gekozen voor een spondylolysis repair, welke op 26 februari 2009 is uitgevoerd. De wachttijd voor deze operatie was een gebruikelijke. Toen op 29 juli 2009 bleek dat die operatie niet het gewenste effect had, heeft verweerder de procedure voor een definitieve fixatie in gang gezet. De daarvoor voorziene operatie heeft niet plaatsgevonden omdat de neurochirurg, naar wie hij klaagster voor een consult had verwezen, zijn medewerking daaraan niet verleende. Zonder de medewerking van de neurochirurg was een operatie door verweerder niet mogelijk. Verweerder betwist dat het dossier van klaagster uit het computersysteem is verwijderd en verwijst naar productie 15 van de door hem overgelegde stukken. De neurochirurg heeft verweerder verteld dat het gesprek op 9 oktober 2009 met klaagster niet goed was verlopen en dat er door haar allerlei verwijten en bedreigingen waren geuit. Verweerder heeft dat voor kennisgeving aangenomen. In het dossier bevindt zich een aantekening op 12 oktober 2009 dat patiënte van de wachtlijst af wil. Verweerder zelf heeft daarmee geen bemoeienis gehad.   5. De overwegingen van het college Noch de inhoud van het dossier noch hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geven enig houvast voor de conclusie dat bij de operatie van 26 februari 2009 fouten zouden zijn gemaakt dan wel gewerkt zou zijn met ondeugdelijk materiaal. De breuk van de cerclagedraad was niet voorzienbaar, zodat sprake was van een complicatie, welke verweerder niet (tuchtrechtelijk) verweten kan worden. Het door verweerder geschetste tijdpad in de behandeling is door klaagster niet weersproken. Niet is gebleken dat verweerder klaagster te lang c.q. onnodig lang met pijn heeft laten lopen. Dat de op 26 november 2009 voorziene operatie geen doorgang heeft kunnen vinden, is veroorzaakt doordat de neurochirurg geen vertrouwensbasis bij klaagster aanwezig achtte en om die reden afzag van verdere behandeling. Nu in het ziekenhuis een dergelijke ingreep tezamen met een neurochirurg dient te worden uitgevoerd, treft verweerder te dezen geen verwijt. Verweerder heeft met klem betoogd dat hij het dossier van klaagster niet uit het computersysteem heeft verwijderd en met het verwijderen van de wachtlijst voor de operatie geen bemoeienis heeft gehad. Klaagster heeft dit onderdeel van de klacht niet nader geadstrueerd. Bovendien blijkt uit productie 15 bij de conclusie van antwoord het navolgende: “12-10-2009 15:00:14: bericht van opname dat pat van wl af wil”. Ter zitting is aannemelijk geworden dat niet de gegevens van klaagster uit de computer zijn verdwenen, maar uitsluitend haar opname-aanvraag, zoals hiervoor vermeld.   Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond wordt verklaard.     6. De beslissing Het college: -         verklaart de klacht ongegrond.   Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris.       secretaris         voorzitter

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0750 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/276AP

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0749 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1084

    Verweerder, psychiater, heeft een instemmingsverklaring afgegeven in opdracht van Bureau Jeugdzorg strekkende tot het opnemen van klager in een gesloten jeugdzorginstelling. Klager is van mening dat het onderzoek door verweerder onvoldoende zorgvuldig en uitgebreid is geweest en niet voldoet aan de normen die voor het doen van psychologisch en psychiatrische onderzoek gelden. Het college is van oordeel dat verweerder’s rapportage niet aan alle eisen voldoet die daaraan gesteld mogen worden. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0748 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1043

    Klager, vader van patiënte, verwijt verweerster, huisarts, onzorgvuldig te hebben gehandeld omdat zij geen röntgenfoto heeft laten maken van de arm van patiënte. Hierdoor heeft verweerster de diagnose ‘gebroken arm’ gemist. Het college is van oordeel dat de werkdiagnose ‘gekneusde arm’ door verweerster voldoende zorgvuldig is vastgesteld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0744 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 037/2010

    Klaagster heeft tegen beide huisartsen die haar man behandelden - die ondermeer lijdt aan de ziekte van Alzheimer -een klacht ingediend. Zij verwijt hen nalatigheid, het stellen van een onjuiste diagnose, alsmede dat door de huisartsen voorbij is gegaan aan meldingen en bevindingen van de behandelende fysiotherapeut en de avondarts, als gevolg waarvan haar man een amputatie van de voorvoet heeft moeten ondergaan. De klacht is tegen beide huisartsen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0745 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 038/2010

    Klaagster heeft tegen beide huisartsen die haar man behandelden - die ondermeer lijdt aan de ziekte van Alzheimer -een klacht ingediend. Zij verwijt hen nalatigheid, het stellen van een onjuiste diagnose, alsmede dat door de huisartsen voorbij is gegaan aan meldingen en bevindingen van de behandelende fysiotherapeut en de avondarts, als gevolg waarvan haar man een amputatie van de voorvoet heeft moeten ondergaan. De klacht is tegen beide huisartsen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0746 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 239/2009

    Een advocaat van een paar ontevreden (voormalig) patiënten van klager heeft verweerder schriftelijk om advies/een indicatie gevraagd teneinde de haalbaarheid van eventuele tuchtprocedure te kunnen inschatten. Verweerder heeft zonder de patiënten te zien adviezen uitgebracht. Klager stelt dat verweerder door adviezen als deskundige uit te brengen zonder dat hij patiënten heeft gezien in strijd met de KNMG richtlijn heeft gehandeld. Doordat de adviezen in tuchtprocedures zijn gebruikt zijn die openbaar geworden. Klager heeft daardoor schade geleden en het handelen van verweerder heeft geleid tot een beperking in het vertrouwen inde individuele gezondheidszorg. Er is volgens klager sprake van overtreding van de zogenoemde 2-e tuchtnorm (art. 47 lid 1 sub b wet BIG).  Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Geen sprake van openbaar bekend maken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0747 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 097/2009

    Klaagster wil frisser en jonger uiterlijk. Verweerder adviseert beperkte facelift, boven- en onderooglidcorrectie. Resultaat is mager. Klaagster is ontevreden. Dat leidt tot onmin tussen partijen en verweerder  weigert klaagster verder te behandelen in kader nazorg. Klaagster klaagt omdat ze vindt dat verweerder de ingrepen niet had mogen adviseren, ze verkeerd heeft uitgevoerd, onhygiënisch heeft gewerkt en inde nazorg te kort is geschoten. Bovendien heeft hij het hechten ten onrechte overgelaten aan een verpleegkundige. Uitspraak: klacht m.b.t. nazorg gegrond, maatregel waarschuwing. Overige klachten als ongegrond afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2010:YG0743 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/39