ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1563 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/151

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1563
Datum uitspraak: 29-11-2011
Datum publicatie: 29-11-2011
Zaaknummer(s): 2011/151
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: 11/151: Klaagster verwijt de huisarts dat deze zonder haar toestemming medische informatie aan derden heeft verstrekt, welke informatie onjuist, onvolledig en subjectief is en voorts gebruikt is in een gerechtelijke procedure. Klacht gegrond. Waarschuwing.    

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 mei 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

huisarts,

wonende te D,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek met de bijlagen;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de brief van klaagster, binnengekomen op 16 september 2011.  

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld. Klaagster was afwezig met bericht van verhindering. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door mr. Berkhoff voornoemd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klaagster en haar gezin waren sinds augustus 2010 ingeschreven in de praktijk van verweerder. Op 3 februari 2011 ontving verweerder een brief van de advocaat van de heer E, de toenmalige echtgenoot van klaagster, waarin de advocaat onder meer meedeelde dat de heer E en klaagster waren verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De brief houdt verder onder meer in:

'Mijn cliënt deelt mij mede dat in verband met de lopende echtscheidingsprocedure u over informatie zou beschikken met name omtrent de gezondheidstoestand van mevrouw A die van belang zou kunnen zijn in het kader van de echtscheidingsprocedure.

Er vanuit gaande dat dat het geval is richt ik mij op verzoek van cliënt tot u met het verzoek mij informatie te verstrekken die dienstig zou kunnen zijn ten behoeve van cliënt. In dat verband heb ik cliënt gevraagd een medische machtiging te ondertekenen, die treft u bijgaand aan.'

2.2 Verweerder heeft de advocaat van de heer E bij brief van 7 februari 2011 onder meer als volgt bericht:

'Betreft patient:

E (…)

(…)

U vroeg informatie omtrent bovengenoemde patiënt. Sinds augustus 2010 ben ik zijn huisarts nadat met name zijn vrouw het vertrouwen in de vorige huisarts had opgezegd. Naar ik begrijp van patient heeft hij de afgelopen jaren zich erg geschikt in de wensen van zijn vrouw die op alle mogelijke manieren kritiek had op zijn vrienden en op zijn familie. Op haar verzoek heeft hij van veel mensen afscheid moeten nemen en heeft hij een wonderlijke keuzen moeten maken in zijn werk. Dit alles om de lieve vrede te bewaren.

In mijn beleving werd dit alles gestuurd door een niet waarachtige visie op de werkelijkheid van zijn vrouw die naar mijn gevoel paste bij een mogelijk ziekelijke vorm van achterdocht. In dat kader heb ik en vorige dokters wel eens aangeraden contact te zoeken met de GGZ hetgeen werd afgewezen. Dit heeft tot veel spanningen geleid tussen beide echtelieden.

Ik heb op geen enkel moment enige signalen gezien van lichamelijk geweld jegens zijn vrouw noch jegens het pasgeboren kind. In mijn optiek heeft dhr. E met zeer veel geduld – wellicht met te veel geduld – vele zaken geaccepteerd.

Ik zal mij verder niet uitlaten over de gezondheidstoestand van zijn vrouw aangezien mevr. A mij geen schriftelijke toestemming heeft gegeven hierover informatie te verstrekken.

(…)'

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zonder toestemming van klaagster medische informatie aan derden heeft verstrekt en dat die informatie subjectief, niet volledig en feitelijk onjuist is. Klaagster heeft de klacht aan de hand van negen punten nader toegelicht.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Hij heeft op de brief van de advocaat willen reageren en zich niet over klaagster willen uitlaten, aangezien zij daarvoor geen schriftelijke toestemming had gegeven. Verweerder heeft in de brief informatie willen geven over de medische achtergrond van de heer E en over de manier waarop deze de gang van zaken eind 2010 zei te hebben ervaren vanuit zijn betrokkenheid als huisarts bij de gezinssituatie. Verweerder realiseert zich achteraf en betreurt dat de brief de indruk kan wekken dat hij ook een eigen interpretatie geeft en medische informatie over klaagster verstrekt, ook al heeft hij beide niet bedoeld. Verweerder heeft erop gewezen dat hij zich blijkens de laatste zinsnede van zijn brief bewust was van zijn beroepsgeheim. Ook heeft hij vermeld dat hij na indiening van de klacht telefonisch contact met klaagster heeft gezocht om haar te laten weten dat hij de gang van zaken betreurt en niet de intentie heeft gehad partij te kiezen.

5. De overwegingen van het college

5.1 In de onder 2.2 weergegeven brief heeft verweerder naar het oordeel van het college informatie aan de advocaat van de heer E verstrekt over de gezondheidstoestand van klaagster. Zoals verweerder zelf onderkent, heeft hij daarbij niet volstaan met een weergave van de beleving van de heer E, maar heeft hij ook bewoordingen gekozen die zijn op te vatten als een eigen oordeel van verweerder. Verweerder heeft de informatie zonder toestemming van klaagster aan een derde verstrekt. Daarmee heeft verweerder jegens klaagster gehandeld in strijd met zijn verplichtingen op grond van artikel 7:457 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

5.2 Nu verweerder de brief heeft gebaseerd op informatie van de heer E die hij voorafgaand aan de verzending van de brief niet met klaagster heeft besproken, is in zoverre ook de klacht gegrond dat de informatie onvoldoende objectief is en niet volledig. Of de informatie niet juist is, kan het college bij gebrek aan nadere gegevens niet beoordelen.

5.3 Verweerder heeft terecht erop gewezen dat de onder 2.1 weergegeven brief van de advocaat hem op het spoor zette om informatie te verstrekken over klaagster. Zoals verweerder zelf onder woorden heeft gebracht, doet dat aan de onjuistheid van zijn handelwijze echter niet af. Op verweerder rust immers overeenkomstig artikel 7:457 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek een eigen professionele verantwoordelijkheid om niettemin zonder toestemming van klaagster geen informatie over haar aan een derde te verstrekken die hem in zijn hoedanigheid van huisarts is toevertrouwd.

5.2 Op grond van het voorgaande is de klacht gegrond. De toelichting van de klacht in negen punten behoeft daarom geen verdere bespreking. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg  jegens klaagster had behoren te betrachten. Daarvoor is de oplegging van na te melden maatregel passend, die is te beschouwen als een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van de handelwijze van verweerder tot uitdrukking brengt zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 4 oktober 2011 door:

mr. G. de Groot, voorzitter,

R. Vogelenzang en E.P. van Heuzen, leden-arts,

mr. L. Oostinga, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 november 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. G. de Groot, voorzitter

w.g. L. Oostinga, secretaris