Zoekresultaten 21-30 van de 33 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:203 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2302

    Klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Klagers hebben de klacht ingediend namens hun minderjarige dochter (patiënte). Patiënte is opgenomen geweest met ernstige problematiek in een instelling waar de orthopedagoog-generalist werkzaam was. Zij was destijds regiebehandelaar en gedurende een korte periode ook behandelaar van patiënte. Klagers verwijten de orthopedagoog-generalist dat zij als (regie)behandelaar ernstig heeft gefaald waardoor hun dochter met complexe problematiek niet de juiste hulp en zorg heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege Zwolle verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond (namelijk voor zover deze gaat over het nalaten van diagnostiek, het niet inzetten van juiste hulp en behandeling, ondeskundig handelen en het onvoldoende uitoefenen van de functie van regiebehandelaar, de afsluiting van de behandeling en nazorg, de vrijheidsbeperkende maatregelen en het vernietigen van het onderzoeksrapport en legt de orthopedagoog-generalist de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de orthopedagoog-generalist heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden. Wel is de verslaglegging van de orthopedagoog-generalist als regiebehandelaar onder de maat en had beter gemoeten. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en doet opnieuw recht waarbij de orthopedagoog-generalist de maatregel van een waarschuwing wordt opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:204 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2354

    Klacht tegen een chirurg. Klaagster was opgenomen in het ziekenhuis waar de chirurg werkzaam is, in verband met ernstige klachten door een covid-infectie. Klaagster is overgeplaatst naar de intensive care. Als gevolg van een complicatie na het inbrengen van een arterielijn, is de rechterhand van klaagster ernstig bedreigd geweest. Klaagster is in verband met deze complicatie door de chirurg geopereerd. Klaagster heeft blijvende schade aan haar rechterhand. Klaagster verwijt de chirurg, onvoldoende informatieverstrekking over de operatie, gebrekkige nazorg, de door een arts-assistent aan haar gedane mededeling over een eventuele amputatie van de duim en het weigeren van medewerking aan een second opinion. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:205 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2434

    Klacht tegen een internist-intensivist. Klaagster was opgenomen in het ziekenhuis waar de internist-intensivist werkzaam is, in verband met ernstige klachten door een covid-infectie. Klaagster is overgeplaatst naar de intensive care. Als gevolg van een complicatie na het inbrengen van een arterielijn door een arts in opleiding tot specialist (hierna: AIOS) onder supervisie van de internist-intensivist, is de rechterhand van klaagster ernstig bedreigd geweest. Klaagster is in verband met deze complicatie geopereerd. Klaagster heeft blijvende schade aan de rechterhand. Klaagster verwijt de internist-intensivist dat hij de AIOS een arterielijn liet inbrengen en dat in de rechterarm is geprikt terwijl zij had aangegeven dat niet te willen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:206 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2495

    Klacht tegen een chirurg-intensivist. Klaagster was opgenomen in het ziekenhuis waar de chirurg-intensivist werkzaam is, in verband met ernstige klachten door een covid-infectie. Klaagster is overgeplaatst naar de intensive care.Als gevolg van een complicatie na het inbrengen van een arterielijn, is de rechterhand van klaagster ernstig bedreigd geweest. Klaagster is in verband met deze complicatie geopereerd. Klaagster heeft blijvende schade aan haar rechterhand. De chirurg-intensivist was op twee momenten de superviserend intensivist. Klaagster verwijt de chirurg-intensivist dat zij niet naar haar heeft geluisterd en niet heeft genoteerd dat bij klaagster geen arterielijn en/of een infuus mocht worden geprikt en heeft nagelaten de noodzakelijke zorg aan de arm van klaagster te verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:200 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2428

    Klacht van een dochter van een patiënt met vasculair parkinsonisme tegen een verpleegkundig specialist chronische zorg bij somatische aandoeningen. De patiënt verbleef sinds september 2023 in de woonzorginstelling waar de verpleegkundig specialist als zodanig werkte. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist dat zij onzorgvuldig is geweest bij het bepalen en voeren van het medicatiebeleid en dat zij de effecten van dit beleid bij patiënt onvoldoende heeft gemonitord. Verder verwijt klaagster de verpleegkundig specialist dat zij onzorgvuldig heeft gecommuniceerd over het medicatiebeleid. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagstertegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6551

    Klaagster meent dat de bedrijfsarts tijdens een telefonisch consult een onjuiste conclusie over haar gezondheidstoestand heeft getrokken. Als gevolg van het consult voelt zij zich onheus bejegend door de bedrijfsarts. College: het is onnavolgbaar hoe de bedrijfsarts tot zijn conclusie is gekomen. Het telefonisch consult duurde dermate kort dat het onwaarschijnlijk is dat de bedrijfsarts een zorgvuldige anamnese heeft afgenomen om tot zijn conclusie te komen. De bedrijfsarts heeft onvoldoende informatie ingewonnen om redelijkerwijs tot zijn conclusie te kunnen komen. Niet is gebleken dat de bedrijfsarts klaagster onheus heeft bejegend. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7052

    Klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen een huisarts. Klager klaagt namens zijn overleden vriend dan wel levensgezel (de patiënt) dat de huisarts onrechtmatig Metformine heeft voorgeschreven aan de patiënt, terwijl deze aan alcohol was verslaafd ten gevolge waarvan de patiënt is overleden. Het college is van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat klager de levensgezel van de patiënt was. Het gegeven dat klager een bedrag uit de nalatenschap van de patiënt heeft ontvangen, maakt dat niet anders. Het college heeft voorts in aanmerking genomen dat in 2014 de patiënt bij leven uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij niet wilde dat klager klachten namens hem indiende.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6531

    Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat zij onvoldoende betrokkenheid en begrip heeft getoond, zich nonchalant heeft opgesteld, een verkeerde diagnose heeft gesteld en geen behandeling/verkeerde vervolgstappen heeft voorgesteld. College: van onvoldoende betrokkenheid, nonchalance of onbegrip is niet gebleken. Het is navolgbaar dat de bedrijfsarts tot een arbeidsconflict heeft geconcludeerd. Dit geldt niet voor de conclusie dat geen sprake meer was van ziekte. De bedrijfsarts heeft in het medisch dossier geen inzicht gegeven in hoe zij tot die conclusie is gekomen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de bedrijfsarts niet tot haar conclusie had kunnen komen. Het advies van de bedrijfsarts tot mediation is in lijn met de STECR-Werkwijzer Arbeidsconflicten. Van verkeerde vervolgstappen is geen sprake. De bedrijfsarts kan niet worden verweten geen behandeling te hebben voorgesteld, omdat klager ten tijde van het eerste spreekuur reeds onder behandeling was en er volgens de bedrijfsarts ten tijde van het tweede spreekuur geen sprake meer was van ziekte. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6957

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft bij terugkeer na een ongeoorloofd wegblijven van een psychiatrische afdeling een gesprek gevoerd met verweerster dat klaagster als intimiderend heeft ervaren. Daarnaast neemt klaagster het de psychiater kwalijk dat zij niet zelf haar eigendommen heeft mogen inpakken toen zij korte tijd later werd overgeplaatst.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7251

    Klacht tegen drie verpleegkundigen ongegrond. Klaagster heeft een klacht ingediend tegen drie verpleegkundigen die betrokken waren bij een incident op de afdeling van een GGZ-instelling waar klaagster verbleef, waarbij zij is gesepareerd. Klaagster verwijt de verpleegkundigen dat zij in de uitoefening van hun beroep geweld tegen haar hebben gebruikt (klachtonderdeel a), haar seksueel hebben geïntimideerd en haar hebben aangerand (klachtonderdeel b en c) en haar ondergoed hebben vernield (klachtonderdeel d). Naar het oordeel van het college is bij het separeren van klaagster conform de werkwijze van de instelling gehandeld. De handelingen die zijn uitgevoerd waren nodig voor de veiligheid van klaagster en de medewerkers. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.