Zoekresultaten 661-670 van de 12897 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4398

    Klacht tegen internist kennelijk ongegrond. De klacht gaat over de behandeling van klaagsters moeder, die op 79-jarige leeftijd is overleden in het ziekenhuis waar de internist werkzaam is. Zij was bij de behandeling van patiënte betrokken. Klaagster verwijt verweerster zware nalatigheid op verschillende momenten in de zorg voor patiënte.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:139 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4581

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een physician assistant in haar hoedanigheid als seksuoloog. De klacht is in alle onderdelen ontvankelijk, omdat hier sprake is van een vermenging van beide functies, die doorwerkt in alle consulten en contacten die er tussen klager en de physician assistant zijn geweest. De hoedanigheden bij deze contacten zijn niet los te koppelen. Wat betreft de klacht oordeelt het college dat er geen grensoverschrijdende vragen door de physician assistant zijn gesteld. Het voorschrijven van de erectiepillen is zorgvuldig geweest. Er is niet gebleken van een onjuist opgevolgd advies van de uroloog. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4123

    Klacht tegen huisarts. Klager wendde zich in 2021 verschillende malen met lichamelijke klachten tot de huisarts. De huisarts deed onderzoek en schreef antibiotica voor. Klager is van mening dat de huisarts destijds de diagnose endocarditis heeft gemist. Ook was er volgens klager geen sprake van ‘informed consent’ wat betreft het beleid van de huisarts. Daarnaast heeft de huisarts achteraf onwaarheden verklaard in het kader van een aansprakelijkheidsstelling en heeft hij onjuistheden in het medisch dossier geplaatst. Het college is van oordeel dat de meeste verwijten ongegrond zijn. Alleen het verwijt over het verklaren van onwaarheden in een verklaring is terecht. Daarvoor krijgt de huisarts een waarschuwing. 

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4399

    Klacht tegen internist kennelijk ongegrond. De klacht gaat over de behandeling van klaagsters moeder, die op 79-jarige leeftijd is overleden in het ziekenhuis waar de internist werkzaam is. Hij was bij de behandeling van patiënte betrokken. Klaagster verwijt verweerder zware nalatigheid op verschillende momenten in de zorg voor patiënte.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3976

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater a) manipulatie, b) het ten onterechte toedienen van gedwongen medicatie en c) verplichte opname waardoor klager zijn vrijheid is ontnomen. De psychiater heeft toegelicht dat is overgegaan tot verplichte medicatie, omdat klager niet wilde meewerken aan het vrijwillig innemen van medicatie en hij een toenemend psychotisch beeld liet zien. Naar het oordeel van het college is het toedienen van antipsychotica als verplichte zorg proportioneel, subsidiair en doelmatig geweest. De psychiater heeft toegelicht dat klager meerdere keren is gemotiveerd tot het vrijwillig innemen van antipsychotica en dat is uitgelegd dat de medicatie bij verslechtering verplicht kon worden toegediend. Hieruit blijkt naar oordeel van het college niet dat er sprake is geweest van manipulatie. Ten slotte was de opname van klager, gelet op het psychiatrisch beeld en de agressie-incidenten, proportioneel. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5005

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij een onjuiste (‘bewust een valselijke’) medische verklaring over hem heeft afgegeven. Gezien de informatie uit het medisch dossier van klager acht het college het verdedigbaar dat de psychiater, op basis van haar klinische bevindingen, de eerder gestelde diagnose schizofrenie heeft overgenomen. De psychiater heeft in de medische verklaring vermeld dat er sprake is van ernstig nadeel en dat dit nadeel bestaat uit maatschappelijke teloorgang en het met hinderlijk gedrag oproepen van agressie van een ander. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater dit op goede gronden kunnen concluderen en heeft zij dit in de medische verklaring ook voldoende onderbouwd. Het college is verder van oordeel dat de psychiater op zorgvuldige wijze heeft geoordeeld dat klager niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5047

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager is van mening dat de psychater op basis van ‘kul redenaties’ de diagnose psychose heeft gesteld. In het zorgplan heeft de psychiater als diagnose vermeld ‘schizofrenie en in het verleden stoornis in cocaïnegebruik’. Naar het oordeel van het college is deze diagnose voldoende onderbouwd. Verder heeft de heeft de psychiater haar bevindingen in het zorgplan voldoende onderbouwd. Ook de aanvraag van de zorgmachtiging is op goede gronden gedaan. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4853

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft naar het oordeel van het college de richtlijnen van de American Medical Association en de leidraad van de Nederlandse Orthopedische Vereniging correct toegepast. Verder is de orthopedisch chirurg niet buiten zijn deskundigheid getreden. Het is niet ongebruikelijk dat de aan een deskundige aangeleverde medische informatie in verband met een expertiserapport ook andere informatie bevat dan alleen de medische gegevens die op zijn vakgebied liggen. De beschrijving en de conclusie van de orthopedisch chirurg voldoen naar het oordeel van het college aan de eisen waaraan de rapportage dient te voldoen. De bevindingen van de orthopedisch chirurg zijn voor het college goed te volgen en voldoende onderbouwd. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1161

    Klacht tegen arts werkzaam bij Bureau Rijbewijskeuringen. Klager werd verdacht van rijden onder invloed. De beklaagde arts heeft klager onderzocht onder supervisie van de keurende psychiater (eveneens aangeklaagd: C2021/1162). De conclusie van het rapport was dat klager niet rijbevoegd was met als gevolg dat zijn rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard. Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de arts en de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege hebben de klacht destijds ongegrond verklaard. Klager is daarnaast in bezwaar gegaan bij het CBR en uiteindelijk in hoger beroep gegaan bij de bestuursrechter (ABRvS).  De ABRvS heeft het hoger beroep gegrond verklaard, zodat het CBR een nieuw besluit op bezwaar moest nemen over de (on)geldigheid van het rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor nieuwe informatie gevraagd. De keurend psychiater heeft deze informatie verstrekt in een brief die de arts mede heeft ondertekend. Mede op basis van deze informatie heeft het CBR het rijbewijs van klager wederom ongeldig verklaard. De nieuwe tuchtklacht van klager gaat over hetgeen de arts in de brief heeft verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, voor zover gericht tegen de (inhoud van de) brief, ongegrond verklaard en klager voor het overige i.v.m. ne bis in idem niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1162

    Klacht tegen psychiater werkzaam bij Bureau Rijbewijskeuringen. Klager werd verdacht van rijden onder invloed. Een arts (eveneens aangeklaagd: C2021/1161) heeft klager onderzocht onder supervisie van de beklaagde keurend psychiater. De conclusie van het rapport was dat klager niet rijbevoegd was met als gevolg dat zijn rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard. Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de arts en de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege hebben de klacht destijds ongegrond verklaard. Klager is daarnaast in bezwaar gegaan bij het CBR en uiteindelijk in hoger beroep gegaan bij de bestuursrechter (ABRvS).  De ABRvS heeft het hoger beroep gegrond verklaard, zodat het CBR een nieuw besluit op bezwaar moest nemen over de (on)geldigheid van het rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor nieuwe informatie gevraagd. De psychiater heeft deze informatie verstrekt in een brief die de arts mede heeft ondertekend. Mede op basis van deze informatie heeft het CBR het rijbewijs van klager wederom ongeldig verklaard. De nieuwe tuchtklacht van klager gaat over hetgeen de psychiater in de brief heeft verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, voor zover gericht tegen de (inhoud van de) brief, ongegrond verklaard en klager voor het overige i.v.m. ne bis in idem niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.