ECLI:NL:TGZRAMS:2023:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5005
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:136 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-05-2023 |
Datum publicatie: | 26-05-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/5005 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij een onjuiste (‘bewust een valselijke’) medische verklaring over hem heeft afgegeven. Gezien de informatie uit het medisch dossier van klager acht het college het verdedigbaar dat de psychiater, op basis van haar klinische bevindingen, de eerder gestelde diagnose schizofrenie heeft overgenomen. De psychiater heeft in de medische verklaring vermeld dat er sprake is van ernstig nadeel en dat dit nadeel bestaat uit maatschappelijke teloorgang en het met hinderlijk gedrag oproepen van agressie van een ander. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater dit op goede gronden kunnen concluderen en heeft zij dit in de medische verklaring ook voldoende onderbouwd. Het college is verder van oordeel dat de psychiater op zorgvuldige wijze heeft geoordeeld dat klager niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/5005
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 26 mei 2023 op de klacht van:
A,
wonende in B, klager,
tegen
C,
psychiater, werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 De psychiater heeft in het kader van de aanvraag van een zorgmachtiging, een
medische
verklaring opgesteld met betrekking tot klager. Klager verwijt de psychiater dat zij
een onjuiste
(‘bewust een valselijke’) medische verklaring over hem heeft afgegeven. Volgens hem
is bijna elke
zin in de medische verklaring onjuist.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is
dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing
is
gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen op USB-stick, ontvangen op 28 september 2022;
- de e-mail van klager van 2 november 2022 met twee geluidsopnamen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal met pleitnota van klager van het mondelinge vooronderzoek, gehouden
op 6
februari 2023;
- aanvullende stukken mondeling vooronderzoek (inclusief repliek) die klager op 6
februari
2023 tijdens het mondeling vooronderzoek heeft overgelegd.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klager, geboren in 1991, heeft in 2017 voor het eerst psychiatrische zorg gekregen
in verband
met psychotische symptomen en gebruik van middelen. Sinds oktober 2021 was klager
onder behandeling
bij het FACT-team van D.
3.2 Op 1 september 2021 heeft klager aangifte gedaan bij de politie van een mishandeling
door een
groep van 30 personen, maar dit heeft niet geleid tot een veroordeling. Klager is
sindsdien bezig
met het verzamelen van gegevens voor het procesdossier en heeft via social media een
deel van de
groep aangesproken. De politie heeft zorgen geuit bij het FACT-team, over de manier
waarop klager
met deze zaak bezig is.
3.3 In juni 2022 is de aanvraag gestart van een zorgmachtiging op grond van de Wet
verplichte
geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De psychiater kreeg de opdracht om in het kader
van deze
procedure een medische verklaring met betrekking tot klager op te stellen.
3.4 De psychiater sprak klager op 5 juli 2022 voor een psychiatrisch onderzoek.
Dit onderzoek
heeft telefonisch plaatsgevonden omdat pogingen voor een fysieke afspraak met klager
niet slaagden
en omdat klager contact via beeldbellen afsloeg.
3.5 De psychiater heeft op basis van haar onderzoek geconcludeerd dat klager “lijdt aan een
psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat een ernstig nadeel veroorzaakt
dat niet zonder
verlening van verplichte zorg kan worden afgewend.” Als diagnose heeft zij ‘schizofrenie’ vermeld.
Op 7 juli 2022 hebben klager en de psychiater elkaar nogmaals telefonisch gesproken.
In dit gesprek
heeft de psychiater onder meer haar conclusie aan klager meegedeeld. Klager heeft
van de beide
telefoongesprekken met de psychiater heimelijk geluidsopnames gemaakt. Deze zitten
in het dossier.
3.6 Op verzoek van klager is een second opinion uitgevoerd door een psychiater van
het
E. In afwachting van de uitslag van de second opinion is de aanvraag van de zorgmachtiging
en de
beslissing aangehouden. De psychiater van het E, heeft in zijn brief van 10 oktober
2022
geconcludeerd dat sprake is van een uitgebreide geschiedenis van dagelijks middelengebruik,
waarnaast ook paranoïde wanen werden ontwikkeld. De hulpvraag van klager was of de
diagnose
schizofrenie kon worden verworpen. Met de verzamelde informatie acht de psychiater
van het E, het
vooralsnog niet mogelijk om de diagnose schizofrenie te stellen, omdat duidelijke
aanwijzingen voor
hallucinaties, een formele denkstoornis of negatieve symptomen ontbreken, het onduidelijk
is hoe
lang de psychotische symptomen ononderbroken aanwezig zijn geweest maar ook omdat
de afgelopen
jaren dagelijks cocaïne en cannabis zijn gebruikt en pas recent is gestopt. Of er
alleen sprake is
geweest van psychotische episoden geïnduceerd door middelen zal duidelijk worden wanneer
klager blijvend stopt met drugsgebruik. De psychiater van het E, hoopt dat de beschadigde
relatie tussen de ambulante hulpverlening en klager zich zal herstellen, zodat zij
gaan samenwerken om het beloop te monitoren en klager te ondersteunen bij het stoppen
met drugs. Als diagnose is gesteld:
‘psychotische stoornis door een middel’ met differentiaal diagnostisch een ‘andere
gespecificeerde
schizofrenie spectrum of andere psychotische stoornis’.
3.7 In deze tuchtprocedure is niet duidelijk geworden of de rechter de zorgmachtiging
uiteindelijk
heeft afgegeven.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling
wordt
rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt.
Beoordeling van de klacht
4.2 Klager is van mening dat de psychiater ten onrechte de diagnose ‘schizofrenie’
uit het door
de zorgverantwoordelijke opgestelde zorgplan heeft overgenomen. Deze diagnose had
volgens klager
niet gesteld mogen worden, omdat hij niet voldoet aan alle criteria van de DSM-5.
Volgens hem heeft
de psychiater ten onrechte in de medische verklaring genoteerd dat hij in het verleden
stemmen
hoorde. Verder stelt hij dat de diagnose schizofrenie niet gesteld had mogen worden,
omdat niet kan
worden vastgesteld dat hij ook zonder drugsgebruik psychotische symptomen vertoont.
4.3 De psychiater heeft toegelicht dat zij haar medische verklaring mede heeft gebaseerd
op
informatie uit het medisch dossier, het zorgplan en gesprekken die zij met de zorgverantwoordelijke
en moeder van klager heeft gevoerd. Hieruit bleek dat klager sinds 2017 meerdere psychotische
episoden heeft meegemaakt en dat hij toenemend last had van betrekkingswanen en paranoïde
gedachten. Door eerdere behandelaren is bij klager de diagnose schizofrenie gesteld,
zo blijkt uit
een brief van 18 juni 2021 waarmee de behandeling van klager wordt overgedragen aan
het FACT-team.
Voor wat betreft het horen van stemmen heeft de psychiater toegelicht dat zij op basis
van een
brief uit 2018 uit het medisch dossier van klager tot de conclusie is gekomen dat
klager in het
verleden stemmen hoorde en dat zij dit als hallucinaties heeft geïnterpreteerd. In
de brief van
2018 was onder meer vermeld: “Hiernaast heeft hij [klager] in de periode november 2017-januari 2018
de beleving gehad dat (onbekende) mensen hem op straat uitschelden voor pedofiel,
dit is momenteel
gestopt aldus de patiënt”.
4.4 Voor het college is te volgen dat de psychiater het bovenstaande citaat heeft
geïnterpreteerd
als het horen van stemmen. Op de opname van het telefoongesprek van 5 juli 2022 is
echter te horen
dat klager zegt dat hij nooit last heeft gehad van het horen van stemmen. Het is college
is daarom van oordeel dat het beter was geweest als de psychiater in de medische verklaring
had beschreven waarop ze het horen van stemmen baseerde. Het college acht de formulering
in de medische verklaring echter niet zodanig onzorgvuldig dat dit tuchtrechtelijk
verwijtbaar is.
4.5 Gezien de informatie uit het medisch dossier van klager acht het college het
verdedigbaar dat
de psychiater, op basis van haar klinische bevindingen, de eerder gestelde diagnose
schizofrenie
heeft overgenomen. Het college merkt hierbij op dat er nog niet veel zicht was op
het
middelengebruik op het moment van het onderzoek door de psychiater. Het was echter
zorgvuldiger
geweest als de psychiater als diagnose had vermeld dat er sprake was van psychotische
stoornis en
middelengebruik. Overigens heeft de psychiater in de
code-omschrijving wel het vakje ‘schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen’
aangekruist. Gelet hierop heeft het stellen van de diagnose schizofrenie voor de uitkomst
van de
medische verklaring geen invloed gehad.
4.6 De psychiater heeft in de medische verklaring vermeld dat er sprake is van ernstig
nadeel en
dat dit nadeel bestaat uit maatschappelijke teloorgang en het met hinderlijk gedrag
oproepen van
agressie van een ander. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater dit op
goede gronden
kunnen concluderen en heeft zij dit in de medische verklaring ook voldoende onderbouwd.
Zo heeft
zij beschreven dat meerdere bronnen hebben gemeld dat het niet lukte om contact met
klager te
krijgen, dat hij toenemend wantrouwend is en dat hij zich verliest in de zaak met
betrekking tot de
mishandeling. Vanuit de politie zijn zorgen geuit over de manier waarop hij met deze
zaak omgaat,
omdat hij daarmee de agressie van anderen oproept. Uit het zorgplan bleek dat de politie
sprak van
“een heftige manier van zwartmaken”. Het college is verder van oordeel dat de psychiater op
zorgvuldige wijze heeft geoordeeld dat klager niet in staat is tot een redelijke waardering
van
zijn belangen.
4.7 Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat er geen grond is
om de
psychiater een tuchtrechtelijk verwijt te maken voor wat betreft het opstellen van
haar verklaring.
Slotsom
4.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is. Niet
gebleken is dat
de psychiater een onjuiste of valselijke verklaring heeft opgesteld.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 26 mei 2023 door mr. P.M. de Keuning voorzitter,
C.M. Sonnenberg en T.A. Wouters, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van
‘t Nedereind, secretaris.