ECLI:NL:TGZRAMS:2023:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4853
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:138 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-05-2023 |
Datum publicatie: | 26-05-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4853 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft naar het oordeel van het college de richtlijnen van de American Medical Association en de leidraad van de Nederlandse Orthopedische Vereniging correct toegepast. Verder is de orthopedisch chirurg niet buiten zijn deskundigheid getreden. Het is niet ongebruikelijk dat de aan een deskundige aangeleverde medische informatie in verband met een expertiserapport ook andere informatie bevat dan alleen de medische gegevens die op zijn vakgebied liggen. De beschrijving en de conclusie van de orthopedisch chirurg voldoen naar het oordeel van het college aan de eisen waaraan de rapportage dient te voldoen. De bevindingen van de orthopedisch chirurg zijn voor het college goed te volgen en voldoende onderbouwd. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/4853
Beslissing van 26 mei 2023
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 26 mei 2023 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
Orthopedisch chirurg,
destijds werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de orthopedisch chirurg,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 De orthopedisch chirurg heeft klager op 19 augustus 2021 gezien voor een orthopedische
expertise ter beoordeling van de mate van invaliditeit van klager na een drietal verkeersongevallen
(op 20 mei 2014, 21 november 2014 en 5 april 2018). De concept rapportage is op 2
september 2021 in het kader van inzage- en blokkeringsrecht aan klager gezonden. Nadat
klager had laten weten geen gebruik te maken van het blokkeringsrecht, is de concept
rapportage op 17 januari 2022 naar (de medisch adviseurs van) beide partijen gestuurd.
Namens klager heeft zijn advocaat op de rapportage gereageerd. De orthopedisch chirurg
heeft de gevoerde correspondentie aan zijn rapport toegevoegd en zijn rapportage definitief
gemaakt. Daarbij heeft hij de doorgevoerde correcties cursief in het rapport aangegeven.
De definitieve rapportage dateert van 21 maart 2022.
1.2 Klager verwijt de orthopedisch chirurg in vijf klachtonderdelen - kort weergegeven
-dat hij bij het opstellen van zijn rapport geen/onvoldoende rekening heeft gehouden
met de klachten en beperkingen van klager, de richtlijnen niet goed heeft toegepast
en buiten zijn vakgebied is getreden. De orthopedisch chirurg heeft verweer gevoerd
en daarbij aangegeven dat hij van mening is dat zijn rapport voldoet aan de in de
tuchtrechtspraak en de Nederlandse vereniging voor medisch specialistische rapportage
(NVMSR) gehanteerde criteria.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 november 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail met bijlagen van klager van 1 februari 2023;
- de e-mail met bijlagen van klager van 22 maart 2023.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De klacht
3.1 Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij:
1. pijnklachten buiten beschouwing heeft gelaten en de AMA-guides onjuist heeft toegepast;
2. een onvolledige niet volledig juiste anamnese heeft afgenomen;
3. buiten zijn eigen vakgebied is getreden (zonder daarbij te verwijzen naar een andere
specialist);
4. door middel van MRI-scans vastgestelde afwijkingen ontkent door te zeggen dat er
geen afwijkingen te zien zijn op de scans van de LWK en de CWK;
5. concludeert dat klagers rugklachten niet aan de ongevallen gerelateerd zijn.
3.2 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 Volgens vaste rechtspraak moet een deskundigenrapport van een arts aan de volgende
- ook in de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk
verband van de NVMSR opgenomen - eisen voldoen:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde
vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte
literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.
4.2 Het college toetst daarbij inhoudelijk of het onderzoek door de deskundige voldoende
vakkundig en zorgvuldig is uitgevoerd. Met betrekking tot de conclusie van de rapportage
beoordeelt het college of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen
komen.
Klachtonderdeel 1: pijnklachten en richtlijnen
4.3 De pijnklachten van klager zijn naar het oordeel van het college uitvoerig in
het rapport omschreven, evenals datgene wat klager de orthopedisch chirurg heeft verteld
over de beperkingen die hij als gevolg van die pijnklachten ervaart. Naar het college
begrijpt heeft dit klachtonderdeel vooral betrekking op het feit dat de orthopedisch
chirurg op grond van die pijnklachten geen percentage invaliditeit heeft toegekend.
4.4 Verweerder heeft hierover aangevoerd dat in de letselschadepraktijk gebruik wordt
gemaakt van de richtlijnen van de American Medical Association, de AMA Guides. De
Nederlandse Orthopedische Vereniging (NOV) heeft een leidraad bij de AMA Guides opgesteld,
waarin wordt beschreven dat die leidraad bedoeld is om duidelijkheid te verschaffen
op punten waarop de AMA Guides niet volledig duidelijk zijn. Als de leidraad van de
NOV afwijkt van de AMA Guides, prevaleert de leidraad van de NOV.
4.5 Het college overweegt dat dit uitgangspunt van de orthopedisch chirurg juist is.
De leidraad van de NOV verduidelijkt de AMA Guides waar dat nodig is. De orthopedisch
chirurg heeft bij zijn onderzoek van klager geen objectiveerbare afwijkingen ten gevolge
van de ongevallen kunnen vaststellen. Met de orthopedisch chirurg is het college van
oordeel dat het toekennen van een percentage invaliditeit slechts mogelijk is als
objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld. Pijnklachten alleen zijn daarvoor
niet voldoende. Dit geldt overigens niet alleen op grond van de NOV leidraad, maar
ook volgens de AMA Guides, 6e editie, tabel 2-1, punt 9: “The Guides is based on objective
criteria.” De orthopedisch chirurg heeft naar het oordeel van het college de richtlijnen
correct toegepast. Klachtonderdeel 1 is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 2: anamnese niet volledig (juist)
4.6 Klager heeft in zijn klacht niet aangegeven welke (relevante) gegevens in de anamnese
van het rapport zouden ontbreken, noch welke gegevens daarin onjuist zouden zijn.
Ook uit het advies van klagers medisch adviseur van 29 maart 2022, waarop de klacht
van klager klaarblijkelijk is gebaseerd, blijkt dat niet. Klager doelt kennelijk op
het feit dat de orthopedisch chirurg (in de sociale anamnese) melding heeft gemaakt
van de psychosociale achtergrond van klager. Klager heeft daarover in zijn (eerste)
reactie op het concept rapport aangegeven dat hij vóór de ongevallen niet onder psychologische
behandeling is geweest en dat hij in het gesprek niet heeft gezegd dat hij ernstige
psychologische klachten uit het verleden ervaart.
4.7 Het college volgt klager niet in zijn stelling dat hij voor 2014 geen psychische
hulp heeft gehad, omdat uit het overzicht van de ontvangen medische informatie blijkt
dat klager in ieder geval in 2013 bij een GZ-psycholoog is geweest. Behalve het verslag
van deze GZ-psycholoog van 1 mei 2013 bevat de door de orthopedisch chirurg ontvangen
informatie meer berichten en verslagen van psychologen en huisartsen over de psychische
problematiek van klager, zoals ook blijkt uit de bespreking door de orthopedisch chirurg
van deze informatie. Het college heeft de door klager gemaakte opname van het gesprek
met de orthopedisch chirurg op 19 augustus 2021 beluisterd. In dat gesprek heeft klager
bevestigd dat hij al voor het eerste ongeval bij een psycholoog is geweest. Verder
heeft het college op grond van die opname vastgesteld dat de orthopedisch chirurg
in de sociale anamnese de hem door klager vertelde gegevens over zijn familie en achtergronden
heeft aangevuld met enkele detailgegevens die hem uit de verstrekte medische informatie
moeten zijn gebleken. De juistheid van die feitelijke gegevens is overigens door klager
in zijn reactie(s) op het concept rapport niet betwist.
4.8 Het college is van oordeel dat de orthopedisch chirurg er beter aan had gedaan
als hij die aanvullingen niet in de anamnese had verwerkt, maar had beschreven in
zijn bespreking van de ontvangen medische informatie. Als alternatief had de orthopedisch
chirurg ook in de anamnese kunnen vermelden welke informatie hij rechtstreeks van
klager had en welke gegevens hij aan de ontvangen documentatie ontleende. Dat de orthopedisch
chirurg dit beter anders had kunnen doen betekent echter nog niet dat hij op dit punt
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college neemt daarbij in aanmerking
dat het gaat om een beperkt aantal feiten, dat die feiten door klager niet zijn betwist
en dat het gaat om achtergrondinformatie, die de orthopedisch chirurg op zich in zijn
rapportage mocht vermelden. Op grond van het voorgaande is klachtonderdeel 2 ongegrond.
Klachtonderdeel 3: deskundigheidsgebied
4.9 De orthopedisch chirurg heeft in zijn bespreking van het onderzoek vermeld: “Daarnaast
was er reeds voorafgaand aan de drie traumata sprake van een psychisch beladen anamnese.
Door een ongelukkige jeugd heeft hij allerlei psychische problematiek ontwikkeld,
waarvoor hij uitgebreid is geanalyseerd en is behandeld. Ik zal deze factoren niet
meenemen in de verdere bespreking en de bepaling van de invaliditeit.”
Bij de beantwoording van de aan de orthopedisch chirurg gestelde vragen heeft hij
op de vraag naar gezondheidsklachten die hij niet bij zijn beoordeling betrokken heeft
geantwoord:
“Hierboven is reeds gememoreerd dat zijn geestelijke toestand voorafgaand aan het
trauma op basis van een getroubleerde jeugd mogelijk een rol speelt bij de verwerking
van de verschillende traumata en mogelijk heeft bijgedragen aan het persisteren van
de klachten. Aangezien mijn expertise niet op dit gebied ligt, is er geen reden hierop
verder in te gaan.”
4.10 Anders dan klager meent, is de orthopedisch chirurg hiermee naar het oordeel
van het college niet buiten zijn deskundigheid getreden. Het is niet ongebruikelijk
dat de aan een deskundige aangeleverde medische informatie in verband met een expertiserapport
ook andere informatie bevat dan alleen de medische gegevens die op zijn vakgebied
liggen. In het kader van zijn onderzoek behoort de deskundige van deze informatie
ook kennis te nemen en de strekking van die informatie in zijn rapport te vermelden.
Een goed begrip van de persoon die wordt onderzocht, diens klachten en beperkingen
en de wijze waarop hij met zijn klachten omgaat, is voor de expert van belang om een
compleet beeld van die persoon te krijgen. De orthopedisch chirurg heeft in deze zaak
naast de noodzakelijke medische informatie op zijn vakgebied ook medische informatie
over de psychische problematiek van klager ontvangen. Hij heeft in het rapport kort
weergegeven waar het in de kern om gaat, zonder daaruit conclusies te trekken. Verder
heeft hij duidelijk aangegeven dat hij deze informatie niet heeft meegenomen in zijn
beoordeling, omdat die buiten zijn deskundigheidsgebied valt. Het lag ook niet op
de weg van de orthopedisch chirurg om de verwijzen naar een andere specialist. Het
is de taak van de betrokken medisch adviseur(s) om zo nodig of desgewenst ook een
andere expertise te adviseren. Dit is overigens ook gebeurd. Ook dit klachtonderdeel
is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 4: geconstateerde afwijkingen
4.11 De orthopedisch chirurg geeft in zijn rapport aan welke afwijkingen door de ongevallen
van klager konden ontstaan en beschrijft de afwijkingen die daadwerkelijk zijn ontstaan.
Hij beschrijft verder dat door hem bij het lichamelijk onderzoek van klager geen afwijkingen
zijn gevonden en beschrijft het beeldmateriaal dat hem ter beschikking is gesteld.
Op dat beeldmateriaal heeft de orthopedisch chirurg evenmin afwijkingen aangetroffen,
behalve een geringe afwijking op het MRI-artrogram, een mogelijke laesie die de orthopedisch
chirurg niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen. Deze afwijking kan volgens de
orthopedisch chirurg niet door de ongevallen zijn ontstaan en heeft geen relatie met
de klachten van klager. Zijn conclusie is dat er objectief geen beperkingen (meer)
zijn.
4.12 De beschrijving en de conclusie van de orthopedisch chirurg voldoen naar het
oordeel van het college aan de eisen, die in 4.1 zijn neergelegd en waaraan de rapportage
dient te voldoen. De bevindingen van de orthopedisch chirurg zijn voor het college
goed te volgen en voldoende onderbouwd. Klachtonderdeel 4 is ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 5: rugklachten
4.13 Hetzelfde geldt voor de conclusie van de orthopedisch chirurg dat de rug(pijn)klachten
van klager niet aan de ongevallen gerelateerd kunnen zijn. De orthopedisch chirurg
heeft ook geen afwijkingen aan de rug aangetroffen. Ook klachtonderdeel 5 is kennelijk
ongegrond.
Slotsom
4.14 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
5. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 26 mei 2023 door J. Brand, voorzitter, T.S. Oei en
H.W.J. Koot, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.