Zoekresultaten 11601-11610 van de 12895 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1298 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.151

    Klacht tegen huisarts betreffende de behandeling van de twee zonen van klager en de opstelling van de huisarts in dat kader. Klager is gescheiden van de moeder van de kinderen en tussen beide ouders bestaan verschillen van inzicht. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. In hoger beroep is onder meer het verwijt aan de orde dat de arts een van de zonen drie maal heeft behandeld in de periode dat hij niet diens huisarts was en klager, die toen naast de moeder het gezag had over de kinderen, de huisarts uitdrukkelijk had verzocht de zoon niet langer te behandelen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat een arts voor de behandeling van een minderjarige in beginsel toestemming nodig heeft van de beide (gezagdragende) ouders. Als een kind wordt begeleid door één van de ouders, mag de arts er in beginsel van uitgaan dat de toestemming van de andere ouder aanwezig is, behoudens aanwijzingen van het tegendeel. In een situatie waarin er geen huisarts is waar beide ouders mee instemmen mag de huisarts, indien en voor zover de behandeling van het kind niet betreft ingrijpende, niet-noodzakelijke of ongebruikelijke behandelingen, het belang van het kind mag laten prevaleren door het kind wel te onderzoeken en te behandelen. Het beroep wordt verworpen.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1304 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.261

    Klacht tegen arts-assistent. Klager is van mening dat de behandeling in het ziekenhuis van dien aard is geweest dat zijn vader daardoor is overleden, althans dat het risico van overlijden door de wijze van behandeling respectievelijk door het nalaten adequaat te handelen, fors werd vergroot, hetgeen (onder anderen) de arts-assistent valt aan te rekenen. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1299 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.208

    Klaagster, moeder van een minderjarige dochter, beklaagt zich over verweerster, die als oogarts werkzaam is een ziekenhuis. Vader -gescheiden van klaagster- is als oogarts ook verbonden aan dit ziekenhuis waar dochter voor een verminderde visus en (toen) kleine scheelzienshoek is gezien door een orthoptiste en een andere oogarts dan verweerster. Bij het eerste consult waren klaagster en vader aanwezig, bij een tweede consult alleen de vader. Verweerster heeft de dochter bij deze consulten niet gezien.  Advies was om een bril te dragen en eventueel later occlusiebeleid toe te passen. De betrokkenheid van verweerster bestond eruit dat zij als verantwoordelijke voor kinderoogheelkunde en scheelzien, steeds op de hoogte is gesteld door de orthoptiste van haar bevindingen. Verweerster heeft achteraf aan de huisarts verslag gedaan van de onderzoeksbevindingen. De brief is ondertekend door de orthoptiste en door verweerster, als blijk van instemming en het dragen van verantwoordelijkheid. Bij een second opinion in een ander ziekenhuis, is het advies voor een bril en daadwerkelijk over gaan tot occlusie herhaald. Klaagster kan zich niet vinden in het geadviseerde beleid en stelt –kort weergegeven- dat zij niet is gekend in het te volgen beleid, dat verweerster de dochter niet zelf heeft onderzocht, dat verweerster de indruk wekte hoofdbehandelaar te zijn, dat verweerster informatie heeft weggelaten Het RTG wijst de klacht af wegens kennelijke ongegrondheid in al haar onderdelen. In hoger beroep wordt deze uitspraak bevestigd.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1305 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.262

    Klacht tegen arts. Klager is van mening dat de behandeling in het ziekenhuis van dien aard is geweest dat zijn vader daardoor is overleden, althans dat het risico van overlijden door de wijze van behandeling respectievelijk door het nalaten adequaat te handelen, fors werd vergroot, hetgeen (onder anderen) de arts valt aan te rekenen. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1293 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2009.138

     

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1306 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.263

    Klacht tegen internist. Klager is van mening dat de behandeling in het ziekenhuis van dien aard is geweest dat zijn vader daardoor is overleden, althans dat het risico van overlijden door de wijze van behandeling respectievelijk door het nalaten adequaat te handelen, fors werd vergroot, hetgeen (onder anderen) de internist valt aan te rekenen. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1294 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2009.182

    De verpleegkundige is vervangend behandelcoördinator in een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Klager dient de klacht in als biologische vader van zijn twee zoons die beiden in het centrum verbleven in verband met een onderzoek naar klager en zijn kinderen. Klager voert een groot aantal klachten aan die erop neerkomen dat de verpleegkundige geen professionele hulpverleningverantwoordelijkheid heeft. Het RTG oordeelt de klacht als kennelijk ongegrond cq van onvoldoende gewicht en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1300 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.210

    Klager heeft bij zijn huisarts aangegeven dat hij bang is besmet te zijn door bloed in door hem genuttigd voedsel. De arts laat zijn bloed onderzoeken. De volgende dag deelt klager de huisarts mee dat hij toch geen bloedonderzoek wil. De huisarts heeft kennis genomen van de uitslag van het bloedonderzoek (geen afwijkingen). Klager verwijt de huisarts dat hij hem geen preventieve medicatie heeft voorgeschreven en dat de huisarts heeft kennisgenomen van de laboratoriumuitslagen. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1307 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.264

    Klacht tegen arts. Klager is van mening dat de behandeling in het ziekenhuis van dien aard is geweest dat zijn vader daardoor is overleden, althans dat het risico van overlijden door de wijze van behandeling respectievelijk door het nalaten adequaat te handelen, fors werd vergroot, hetgeen (onder anderen) de arts valt aan te rekenen. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1295 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2009.183

    In een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie, waar de arts als psychiater en 1e geneeskundige werkzaam is, is een onderzoek gestart naar klager en zijn kinderen. De voorlopige conclusie is geweest dat klagers kinderen niet behandeld konden worden zolang er geen sprake was van een min of meer stabiele gezinssituatie. Klager heeft een zeer groot aantal klachten over de gang van zaken, zowel met betrekking tot hemzelf als met betrekking tot zijn kinderen. Het RTG oordeelt de klacht als kennelijk ongegrond en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.