Zoekresultaten 81-90 van de 108 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:106 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2131

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klaagster is door de chirurg geopereerd aan haar linkervoet vanwege een hallux valgus. Klaagster verwijt de chirurg dat zij te weinig nazorg heeft geleverd na een operatie die waarschijnlijk ook niet goed is gegaan. Klaagster heeft daardoor nog steeds veel pijn. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2172 en C2023/2211

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij zich bij onderzoeken seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen. Het Regionaal Tuchtcollege kan niet vaststellen dat de huisarts zich seksueel grensoverschrijdend jegens klaagster heeft gehandeld en verklaart de klacht ongegrond. Klaagster en de inspectie komen van deze klacht in beroep. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de verklaringen van klaagster consistent en betrouwbaar zijn en hecht daar meer waarde aan dan aan de ontkenningen door de huisarts. Daarbij neemt het Centraal Tuchtcollege in aanmerking dat sprake is van een patroon in het gedrag van de huisarts. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt daarom aannemelijk dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van het seksueel grensoverschrijdend gedrag alsnog gegrond, legt de huisarts de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op en ontzegt de huisarts het recht om opnieuw in het BIG-register ingeschreven te worden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2032

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de moeder van een – destijds – drie maanden oude baby die in het ziekenhuis was opgenomen vanwege een infectie met het RS-virus. Klaagster sliep bij haar zoon op de kamer. De verpleegkundige had die nacht dienst en maakte klaagster rond 23.30 uur wakker omdat haar zoon sinds 23.00 uur lag te huilen en een fles nodig had. De klacht gaat over de wijze waarop klaagster door de verpleegkundige werd gewekt. Ook stelt klaagster dat haar zoon die nacht niet de nodige zorg heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het deel van de klacht dat gaat over de zorg voor de zoon van klaagster gegrond en legt aan de verpleegkundige op de maatregel van waarschuwing. Het beroep van klaagster wordt voor het overige verworpen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:157 Hof van Discipline 's Gravenhage 230297

    Klager was statutair bestuurder-directeur van een stichting. Verweerder heeft de voorzitter van de stichting geadviseerd en in het verlengde daarvan  de stichting bijgestaan in procedures tegen klager. Klager klaagt erover dat verweerder de stichting niet had mogen bijstaan, omdat de voorzitter niet zelfstandig bevoegd was om de stichting te vertegenwoordigen. Ook beklaagt hij zich over door verweerder gegeven onjuiste adviezen, verkondigde onwaarheden en het bespreken van interne zaken van de stichting met onbevoegden. De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:109 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2165

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de instelling waar de verpleegkundige heeft gewerkt. De klacht gaat over het feit dat de verpleegkundige zich seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij medicatie heeft ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van schorsing op voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes voorwaardelijk. De verpleegkundige is van deze beslissing in beroep gekomen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de klacht gedeeltelijk gegrond te verklaren en om geen, althans een minder zware, maatregel op te leggen zoals een volledig voorwaardelijke schorsing. Het Centraal Tuchtcollege is ook van oordeel dat de klacht in zijn geheel gegrond is, en dat de maatregel van schorsing van twaalf maanden waarvan zes voorwaardelijk, passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:15 Accountantskamer Zwolle 23/2277 Wtra AK

    De klacht is gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond. Betrokkene is werkzaam als medebestuurder van een STAK. Klaagster is ook medebestuurder van de STAK en enig certificaathoudster. Klaagster heeft eerder een tuchtklacht ingediend tegen betrokkene en haar dochter heeft dat ook gedaan. Klaagster verwijt betrokkene in deze klacht dat hij vanaf 2021 geen administratie voor de STAK heeft gevoerd en dat hij heeft geweigerd om informatie aan klaagster te verstrekken. Daarnaast verwijt klaagster hem dat hij de kosten van eerdere juridische procedures, waaronder de twee tuchtprocedures, bij de STAK heeft gedeclareerd en dat hij geen maatregelen heeft genomen om de problemen met betrekking tot deze en andere declaraties op te lossen. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene wel een administratie voor de STAK gevoerd en kan niet worden geconcludeerd dat hij klaagster onvoldoende van informatie heeft voorzien. Dat betrokkene de kosten van de tweede tuchtprocedure heeft gedeclareerd is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hetzelfde geldt voor het niet nemen van maatregelen met betrekking tot andere declaraties, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De klacht is in zoverre ongegrond. De klacht is voor het overige niet-ontvankelijk, omdat in de eerste en tweede klachtprocedure al is geklaagd over de kosten van de andere juridische procedures, waaronder de eerste tuchtprocedure.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:158 Hof van Discipline 's Gravenhage 230014

    Verweerder heeft voor een CV een procedure gevoerd, maar heeft klager (een stille vennoot) daarover niet geïnformeerd, terwijl klager een groot (financieel) belang had en bovendien bij uitstek het verzoekschrift had kunnen onderbouwen en nadere informatie had kunnen verstrekken, op een ook voor de CV cruciaal punt. Anders dan de raad acht het hof de klacht hierover ongegrond. Er was geen sprake van tegengestelde belangen binnen de CV met betrekking tot de gevoerde procedure. Daarom deed zich niet de situatie voor dat verweerder conform het Lexence-arrest de stille vennoot had moeten informeren.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:150 Hof van Discipline 's Gravenhage 240167

    Beklag op grond van artikel 13 ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:117 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-081/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een bestuursrechtelijke procedure. Gedragsregel 21 is niet van toepassing, omdat klager niet werd bijgestaan door een advocaat. Geen sprake van een schending van gedragsregel 20 of het beginsel van fair play. Verweerder heeft zijn verweerschrift binnen twee weken na aanvang van de procedure ingediend. Hij heeft er bij het indienen van zijn verweerschrift geen rekening mee hoeven houden dat de griffie van de rechtbank het verweerschrift pas anderhalve maand later zou doorsturen. Bovendien is niet gebleken dat klager daadwerkelijk is benadeeld door het late ontvangen van het verweerschrift. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:118 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-143/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De voorzitter ziet – na een verzoek daartoe van klaagster – geen aanleiding om het dekenbezwaar uit het dossier te verwijderen. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster te beschuldigen van valsheid in geschrifte. Er is voorafgaand aan die beschuldiging onderzoek gedaan bij de oorspronkelijke auteur. Evenmin is tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster te beschuldigen van het schenden van haar zorgplicht, te beschuldigen van het opzettelijk misbruiken van de positie van overheidsinstanties ten opzichte van verweerders cliënt. of klaagster te sommeren om een rectificatie te sturen.